4.2.Op grond van artikel 5:32, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
Op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Awb stemt het bestuursorgaan de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
5. De beroepsgrond van eiser dat de toezichthouders zonder toestemming van zijn moeder de woning zijn binnengetreden en dat het verkregen bewijs daarom moet worden uitgesloten, slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank verzet het in artikel 8:69a van de Awb opgenomen relativiteitsbeginsel zich tegen vernietiging van het bestreden besluit op deze grond. Uit artikel 12 van de Grondwet, gelezen in samenhang met artikel 2, eerste lid, van de Algemene wet op het binnentreden (Awbi) vloeit immers voort dat het grondrecht strekkende tot onschendbaarheid van de woning slechts aan de bewoner van een woning toekomt. Aangezien eiser niet de bewoner was van de woning kan hij niet worden aangemerkt als degene wiens belang is getroffen door het, door eiser gestelde, zonder toestemming en/of zonder machtiging binnentreden, zodat alleen al hierom het vermeende ontbreken daarvan er niet aan in de weg behoefde te staan de door de toezichthouders in de woning geconstateerde feiten - nog daargelaten of deze feiten in dit geval bijdragen aan het bewijs - tegenover eiser te gebruiken (in vergelijkbare zin de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 januari 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH0484). 6. Niet in geschil is dat op 14 april 2017 een uitzending in de FM-omroepband is verzorgd via de antenne-installatie op het perceel en dat voor het gebruik van de frequentieruimte niet de benodigde vergunning is verleend. Daarmee staat vast dat de artikelen 3.13, eerste lid, en 10.15, eerste lid, van de Tw zijn overtreden. In geschil is of verweerder eiser terecht heeft aangemerkt als fysiek overtreder.
7. Het rapport van 19 april 2017 is naar waarheid ondertekend door de twee toezichthouders en voldoet aan de in artikel 5:48, tweede lid, van de Awb gestelde eisen. De bevindingen in het rapport zijn gebaseerd op radiopeilingen, relatieve veldsterktemetingen en visuele waarnemingen. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van het rapport en de daarin vermelde waarnemingen. Verweerder mocht dan ook afgaan op de juistheid van de bevindingen in het rapport. Eisers stelling dat in het rapport ten onrechte is vermeld dat er slechts twee personen zijn aangetroffen, is onvoldoende voor een ander oordeel. Verweerder heeft bovendien toegelicht dat de toezichthouders nader hebben verklaard dat zij, zoals ook is opgenomen in het rapport, bij het betreden van het tuinhuis twee personen binnen zagen en dat zij wel een derde persoon hebben gezien, maar dat deze pas later ter plaatse was en nog niet in het tuinhuis aanwezig was.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiser op grond van de bevindingen in het rapport, in onderlinge samenhang bezien, terecht aangemerkt als fysiek overtreder van de artikelen 3.13, eerste lid, en 10.15, eerste lid, van de Tw. Uit het rapport blijkt dat eiser is aangetroffen in de “studio” bij de audioapparatuur en dat hij zelf tegenover de toezichthouders heeft verklaard dat hij aan het zenden was op 95,1 MHz met de naam [naam radiozender 1] .” en “ [naam radiozender 2] ” en dat hij wist dat hij iets deed dat niet mag. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet heeft verklaard zoals in het rapport is weergegeven. Dat eiser zijn verklaring niet heeft ondertekend, doet niet af aan de waarde van het door de toezichthouders opgemaakte rapport. Daarbij komt dat uit het rapport blijkt dat de toezichthouders hoorden dat de uitzending werd verzorgd door een man, die de zender aankondigde met de naam [naam radiozender 1] . en [naam radiozender 2] ” en dat op hun display de volgende tekst verscheen: “DIT IS RADIO [naam radiozender 1] EN DE [naam radiozender 2] VANUIT [plaats] KOM AAN”. Deze constateringen komen overeen met de door eiser afgelegde verklaring. Met de door verweerder bij het verweerschrift gevoegde stukken heeft hij bovendien voldoende aannemelijk gemaakt dat eiser ten tijde van de geconstateerde overtreding op internet de naam [naam radiozender 1] . en [naam radiozender 2] ” als pseudoniem gebruikte. De door eiser overgelegde situatieschets en verklaringen van [naam 2] en zijn moeder zijn onvoldoende voor een ander oordeel, aangezien deze stukken onvoldoende objectief zijn en niet worden onderbouwd door concrete en verifieerbare stukken. Dat de aangetroffen radioapparatuur van eisers moeder zou zijn doet, wat daarvan ook zij, niet af aan het overtrederschap van eiser. Eisers stelling dat zijn moeder aan het zenden was, acht de rechtbank gelet op het voorgaande niet aannemelijk. De rechtbank merkt hierbij ten overvloede op dat uit eisers eigen verklaring blijkt dat hij op de eigendommen van zijn moeder paste terwijl zij boodschappen deed en dat hij wist dat de uitzending illegaal was. Voor zover ervan zou moeten worden uitgegaan dat, zoals eiser heeft gesteld, zijn moeder de uitzending verzorgde, zou eiser bij de afwezigheid van zijn moeder als de verantwoordelijke voor de woning moeten worden aangemerkt en zou tot de conclusie moeten worden gekomen dat eiser de overtreding heeft voortgezet en hij ook om die reden als fysiek overtreder kan worden aangemerkt. De zorg voor de woning was immers aan eiser overgelaten en blijkens zijn eigen verklaring wist eiser dat sprake was van een overtreding.
9. De rechtbank is niet gebleken van een situatie dat eiser in het geheel geen verwijt voor de overtreding treft, in welk geval op grond van artikel 5:41 van de Awb geen bestuurlijke boete opgelegd zou mogen worden. Gelet hierop kon verweerder eiser een bestuurlijke boete opleggen.
10. Voor het bepalen van de hoogte van de boete voor overtredingen van artikel 10.15, eerste lid, van de Tw hanteert verweerder een vaste gedragslijn, die is neergelegd in de Beslisboom. Op grond van de Beslisboom bedraagt de boete bij illegale uitzendingen in de FM-band ten hoogste € 45.000,-. Voor de klassieke etherpiraat met een zendmast op een vaste locatie, die geen middelen inzet om zich aan het toezicht te onttrekken, is de basisboete € 2.500,-. Bij de basisboete is rekening gehouden met een geografisch bereik van maximaal 15 kilometer en een demografisch bereik van maximaal 50.000 potentiële luisteraars. Als het geografische en/of het demografische bereik groter is wordt het basisbedrag verhoogd met een opslag. De boete kan verder worden verhoogd bij een daadwerkelijke storing en/of bij daadwerkelijke belemmering van de toezichthouder in de rechtmatige uitoefening van zijn taak.
11. De rechtbank stelt vast dat verweerder eiser overeenkomstig de Beslisboom een basisboete heeft opgelegd van € 2.500,- verhoogd met een opslag van € 2.500,- en een opslag van € 2.000,-. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat met de illegale uitzending op de frequentie 95,1 MHz binnen de verzorgingsgebieden van de aan Radio 4 en BNR vergunde frequentie, aannemelijk is dat een inbreuk is gemaakt op de frequentiegebruiksrechten van Radio 4 en BNR, omdat de gebruikte frequentie niet “los staat” van de aan Radio 4 en BNR vergunde frequenties. Daardoor hebben de luisteraars van die zenders door de illegale radio-uitzending storing kunnen ondervinden. Verder heeft verweerder met het rapport en de door hem bij het verweerschrift gevoegde kaart met de door de toezichthouders gereden route en gemeten afstand, voldoende onderbouwd en gemotiveerd dat sprake was van een geografisch bereik van ruim 30 kilometer. Dit is door eiser ter zitting ook erkend. De rechtbank vindt in wat eiser heeft aangevoerd geen aanwijzingen dat de boete niet zou zijn afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid of dat er onvoldoende rekening is gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 2 februari 2017 (ECLI:NL:CBB:2017:41 en ECLI:NL:CBB:2017:42). Het beroep van eiser op zijn beperkte draagkracht heeft hij ter zitting laten vallen. De opgelegde boete acht de rechtbank dan ook passend en geboden. 12. Ten aanzien van de last onder dwangsom is de rechtbank, gegeven de hier aan de orde zijnde overtreding, van oordeel dat verweerder hiertoe in redelijkheid heeft kunnen besluiten.
13. Van strijd met het motiveringsbeginsel en/of het zorgvuldigheidsbeginsel is de rechtbank niet gebleken.
14. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de opgelegde boete en de last onder dwangsom in stand blijven.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.