ECLI:NL:RBROT:2019:4368
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Openbaarmaking toezichtsrapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 mei 2019 uitspraak gedaan over de openbaarmaking van een toezichtsrapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Verzoekster, een apotheek, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om het rapport openbaar te maken. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was om de publicatie tegen te houden. Er was geen bewijs van onzorgvuldige voorbereiding of evidente onjuistheden in het rapport. De voorzieningenrechter benadrukte dat de artikelen 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en 10 van de Grondwet niet in de weg stonden aan de publicatie. Verzoekster had de mogelijkheid om haar reactie op het rapport te geven, die ook openbaar zou worden gemaakt. De voorzieningenrechter concludeerde dat het belang van transparantie en het informeren van het publiek zwaarder woog dan de vrees voor reputatieschade van verzoekster. Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en de voorzieningenrechter stelde vast dat het bestreden besluit naar verwachting in stand kan blijven.