In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 22 mei 2019, wordt het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige dochter toegewezen. De vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. K.M. van Wijngaarden, verzoekt de rechtbank om het ouderlijk gezag over de minderjarige, geboren in 2014, gezamenlijk uit te oefenen met de moeder, die momenteel alleen het gezag uitoefent. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R. Kuijer, verzet zich tegen dit verzoek. De rechtbank overweegt dat gezamenlijk gezag de norm is, tenzij er ernstige contra-indicaties zijn. De vader heeft in de procedure aangetoond dat hij zich inspant om de communicatie met de moeder te verbeteren en dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. De rechtbank wijst het verzoek van de vader toe, met de nadruk op het belang van goede communicatie tussen de ouders.
Daarnaast wordt in de beschikking een zorgregeling vastgesteld. De vader verzoekt om een zorgregeling waarbij de minderjarige elke vrijdagmiddag en om de week van vrijdag uit school tot zondag bij hem zal zijn, evenals tijdens de helft van de vakanties en feestdagen. De rechtbank oordeelt dat de bestaande zorgregeling, zoals overeengekomen door de ouders in februari 2019, gehandhaafd blijft, omdat de wens van de vader om de regeling te wijzigen geen wijziging van omstandigheden vormt. De rechtbank moedigt de ouders aan om zelf een uitbreiding van de zorgregeling overeen te komen, mits er geen spanningen zijn.
Tot slot wordt er een onderhoudsbijdrage vastgesteld die de vader aan de moeder zal betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. De rechtbank bepaalt dat elke partij zijn eigen proceskosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en er staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag.