ECLI:NL:RBROT:2019:4482

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
3 juni 2019
Zaaknummer
10/812006-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval door rijden door rood licht met letsel als gevolg

Op 30 april 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 oktober 2017 te Hoogvliet Rotterdam een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die met zijn auto door een rood verkeerslicht reed, kwam in botsing met een andere auto, waarbij de bestuurder van die auto, [naam slachtoffer], letsel opliep, waaronder een gebroken borstbeen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte bewust door rood licht is gereden, ondanks dat hij verklaarde dat hij dacht dat het verkeerslicht op oranje stond. De rechtbank heeft de verklaring van de verdachte in het licht van het bewijs uit het dossier gewogen en geconcludeerd dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld, wat in strijd is met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

De officier van justitie had een taakstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid geëist, maar de rechtbank heeft besloten om de verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 1.000,- en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is voor het eerst veroordeeld en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/812006-18
Datum uitspraak: 30 april 2019
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] .

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 april 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, subsidiair 40 (veertig) dagen vervangende hechtenis, geheel voorwaardelijk, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 (vier) maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Vaststaat dat op 30 oktober 2017 te Hoogvliet Rotterdam een verkeersongeval op het [plaats delict] heeft plaatsgevonden, waarbij de auto van de verdachte in botsing is gekomen met de auto van benadeelde [naam slachtoffer] . De benadeelde [naam slachtoffer] heeft hierbij letsel opgelopen, te weten een breuk van het borstbeen en een kneuzing van beide duimen.
Anders dan de verdachte bij de politie heeft verklaard, leidt de rechtbank uit het dossier af dat het niet anders kan dan dat de verdachte door een voor hem op rood staand verkeerslicht is gereden. De rechtbank wijst in dit verband op het aanvullende proces-verbaal van de politie van 6 september 2018 betreffende de verkeersongevallenanalyse. Hieruit valt af te leiden dat het scenario zoals dat door de verdachte is geschetst, te weten dat hij bij een voor hem op geel staand verkeerslicht de stopstreep is gepasseerd met een snelheid van 50 km/u, onmogelijk tot een botsing met de personenauto van de benadeelde [naam slachtoffer] , die volgens getuige [naam getuige] door groen licht is gereden, had kunnen leiden.
De rechtbank concludeert dat de verdachte bewust door rood is gereden. Uit de verklaring van de verdachte blijkt namelijk dat hij naar het verkeerslicht heeft gekeken en dat zijn aandacht daarop gericht is geweest. Hij heeft immers bij herhaling en met overtuiging verklaard dat hij heeft gezien dat hij oranje licht had toen hij de kruising op reed. De verdachte heeft tevens verklaard dat hij “met niets anders bezig was dan rijden”. Nu de verdachte dus volgens zijn eigen verklaring naar het verkeerslicht heeft gekeken, moet hij hebben gezien dat het op rood stond toen hij de stopstreep passeerde.
Door bewust door rood te rijden, heeft de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld als bedoeld in artikel 6 Wegenverkeerswet 1994. Het primair ten laste gelegde is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 30 oktober 2017 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk onvoorzichtig te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, het [plaats delict] ,
welk genoemd gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, in strijd met een rood licht uitstralend verkeerslicht dat [plaats delict] is opgereden en
aldaar in botsing of aanrijding is gekomen met een voor hem, verdachte, van links komende bestuurder van een personenauto die doende was die kruising over te steken,
waardoor die andere bestuurder, genaamd [naam slachtoffer] , lichamelijk letsel (te weten een gebroken borstbeen) werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Primair,
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt door zich aanmerkelijk onvoorzichtig in het verkeer te gedragen. De verdachte is met zijn personenauto door een voor hem op rood staand verkeerslicht een kruising opgereden en vervolgens in botsing gekomen met een personenauto voor wie het verkeerslicht wel op groen stond. Door zijn handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. De bestuurder van de andere personenauto, het slachtoffer, heeft door het verkeersongeval letsel opgelopen. Als gevolg van dit letsel heeft het slachtoffer gedurende een maand in het geheel niet kunnen werken en de maand daarop slechts 50 procent. Bovendien heeft hij langere tijd pijnklachten gehad en was behandeling door een fysiotherapeut noodzakelijk. Ook heeft het slachtoffer schade aan zijn auto, welke schade tot op de dag van vandaag nog niet volledig is vergoed.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 februari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte wel eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de verdachte first offender is.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van een aanmerkelijke verkeersfout en waarbij sprake is van lichamelijk letsel/tijdelijke ziekte, wordt als uitgangspunt een geldboete van € 1.000,- opgelegd en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden. Anders dan door de officier van justitie is geëist, ziet de rechtbank in onderhavig geval geen aanleiding af te wijken van deze oriëntatiepunten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
3 (drie) maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mrs. J.C. Tijink en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 april 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 oktober 2017 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met
aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden
op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, het [plaats delict] ,
welk genoemd gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
in strijd met een rood licht uitstralend verkeerslicht dat [plaats delict] is
opgereden en/of
(aldaar) in botsing of aanrijding is gekomen met een voor hem, verdachte, van
links komende bestuurder van een personenauto die doende was die kruising over
te steken,
waardoor die andere bestuurder, genaamd [naam slachtoffer] , zwaar lichamelijk
letsel (te weten een gebroken borstbeen), of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 oktober 2017 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam,
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de
voor het openbaar verkeer openstaande weg, het [plaats delict] , zich zodanig
heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden
veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden
gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
in strijd met een rood licht uitstralend verkeerslicht dat [plaats delict] is
opgereden en/of
(aldaar) in botsing of aanrijding is gekomen met een voor hem, verdachte, van
links komende bestuurder van een personenauto die doende was die kruising over
te steken;