ECLI:NL:RBROT:2019:4487

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juni 2019
Publicatiedatum
3 juni 2019
Zaaknummer
C/10/566454 / HA ZA 19-70
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en beroep op arbitraal beding in geschil tussen aandeelhouder en vennootschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident en een beroep op een arbitraal beding. De eiser, aangeduid als [eiser], heeft een belang van 10% in de vennootschap Van de Bunt Investment B.V. (VBI) en is in geschil met VBI en SAA Verzekeringen B.V. (SAA) over de geldigheid van bepaalde bedingen in de aandeelhoudersovereenkomst. De eiser vordert onder andere dat de rechtbank verklaart dat zijn werkzaamheden in de assurantiënbranche niet in strijd zijn met de aandeelhoudersovereenkomst, en dat VBI en SAA geen boetes kunnen vorderen op basis van deze overeenkomst. De rechtbank heeft in het incident geoordeeld dat er een comparitie van partijen moet plaatsvinden om verdere inlichtingen te verkrijgen en om de stellingen van partijen te horen. De rechtbank houdt alle beslissingen aan in afwachting van deze comparitie. De zaak is van belang voor de uitleg van de aandeelhoudersovereenkomst en de toepassing van het arbitragebeding, waarbij de rechtbank zich moet buigen over de vraag of de vorderingen van de eiser onder het arbitragebeding vallen. De uitspraak is gedaan op 5 juni 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/566454 / HA ZA 19-70
Vonnis in incident van 5 juni 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. M.J. Meermans-de Vries te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN DE BUNT INVESTMENT B.V.,
gevestigd te Ede,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. W.E. van Engelenhoven te Ede,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SAA VERZEKERINGEN B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. A.J. Nederhoed te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiser] , VBI en SAA genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende verzoek voorlopige voorziening ex art. 223 Rv van 15 januari 2019 van [eiser] , met producties;
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdheid voor alle weren ex art. 1022 Rv van SAA;
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid van VBI, met producties;
  • de incidentele conclusie van antwoord in de incidenten van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2.De feiten

Kort samengevat en voor zover in de incidenten van belang, geldt het volgende.
2.1.
[eiser] heeft op of omstreeks 1 juni 2007 een belang van 10% verworven in zijn toenmalige werkgever VBI. VBI heette destijds nog Lancyr van de Bunt B.V., later Van de Bunt Assurantiën en Financiën B.V. en heet per 29 mei 2017 Van de Bunt Investment B.V. (hierna steeds zonder onderscheid: VBI).
Vanaf dat moment werden de aandelen in VBI gehouden door Robu Beheer B.V. (hierna: Robu), Van de Bunt Beheer B.V. (hierna: VBB), de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en [eiser] . [naam 1] heeft zijn aandelen per 10 januari 2014 verkocht aan Robu. Sindsdien zijn de aandelen in VBI als volgt verdeeld: Robu 65%, VBB 25 % en [eiser] 10%.
2.2.
In dezelfde periode is een (nieuwe) arbeidsovereenkomst gesloten tussen VBI en [eiser] . In deze arbeidsovereenkomst is een relatiebeding opgenomen.
2.3.
VBI oefende destijds een assurantiebemiddelingsbedrijf uit. De activiteiten bestonden voornamelijk uit het verlenen van advies en bemiddeling op het gebied van verzekeringen en financiering.
2.4.
Op 1 juni 2007 hebben de toenmalige aandeelhouders van VBI een aandeelhoudersovereenkomst gesloten. In deze aandeelhoudersovereenkomst wordt VBI als “de vennootschap” aangeduid. Deze aandeelhoudersovereenkomst luidt - voor zover relevant - als volgt:

Concurrentiebeding; geheimhouding
Artikel 1
1.
Het is een aandeelhouder alsmede diens bestuurders niet toegestaan zolang hij aandeelhouder is in de vennootschap zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de andere aandeelhouders alleen of met derden hetzij middellijk, hetzij onmiddellijk, handelingen te verrichten, welke het doel van de vennootschap betreffen of daaraan verwant zijn, danwel hetzij rechtstreeks, hetzij zijdelings betrokken te zijn bij of werkzaam te zijn in een soortgelijke onderneming als die welke door de vennootschap gedreven wordt.
Het in de vorige zin bepaalde is gedurende twee jaren nadat hij geen aandeelhouder meer is in de vennootschap van overeenkomstige toepassing op deze aandeelhouder alsmede op diens bestuurder(s) (ten tijde van de levering van de aandelen), echter met dien verstande dat zulks slechts geldt binnen een straal van vijftig (50) kilometer, met als middelpunt het adres van de vennootschap (op dat moment).
2.
Het is een aandeelhouder alsmede diens bestuurder(s) gedurende twee jaren nadat deze de aandelen in de vennootschap aan een derde geleverd heeft, niet toegestaan werknemers, relaties (waaronder begrepen klanten), ertoe te bewegen of trachten te bewegen hun overeenkomsten met de vennootschap geheel of gedeeltelijk te verbreken of anderszins hun relatie met de vennootschap te beëindigen alsmede om voor eigen rekening of voor rekening van derden of als werknemer overeenkomsten aan te gaan met of zich wenden tot relaties (daaronder begrepen klanten) van de vennootschap met als doel het aanbieden of verkopen van diensten die vergelijkbaar of concurrerend zijn met diensten die door de vennootschap worden aangeboden.
3.
De aandeelhouder(s) alsmede diens bestuurder(s) verbinden zich jegens de vennootschap op geen enkele wijze informatie te zullen verstrekken aan derden omtrent de financiën, werkwijze, of relatie van of bij de onderneming van de vennootschap, danwel omtrent andere gegevens met betrekking tot de onderneming welke gegevens hem in zijn functie bekend zijn geworden en waaromtrent hij het vertrouwelijke karakter kent of moet begrijpen.
Voor iedere overtreding van dit verbod zal de aandeelhouder en/of diens bestuurder een boete verbeuren van een bedrag groot vijftigduizend euro (€ 50.000,00), zulks onverminderd het recht van de vennootschap op volledige schadevergoeding.
4.
De verbintenissen van de aandeelhouder(s)/bestuurder(s) bedoeld in dit artikel worden zowel aangegaan jegens de vennootschap als jegens de (overige) aandeelhouder(s), zodanig dat de vennootschap en de (overige) aandeelhouder(s) als hoofdelijke schuldeisers de nakoming van de verplichtingen van de aandeelhouder(s) en/of diens bestuurder(s) kunnen vorderen.Een betaling aan één van de hoofdelijke schuldeisers gedaan geldt als betaling aan de overige schuldeiser(s) gedaan.
(…)
Boeteclausule
Artikel 4
Indien één of meer van de comparanten sub 1, 3, en 4 en/of de volmachtgever van de comparante sub 2, hun erfgenamen en/of rechtsopvolgers onder algemene titel, één of meer van de aandeelhouders handelen in strijd met hun verplichtingen voortvloeiende uit of samenhangende met het in deze akte overeengekomene, verbeurt de in gebreke zijnde aandeelhouder ten behoeve van diegene van de aandeelhouders die niet in gebreke zijn en wel tezamen in verhouding van hun aandelenbezit in de vennootschap, voor zover in deze akte niet anders bepaald, een terstond zonder ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst opeisbare boete gelijk aan vijfhonderdduizend euro (€ 500.000,00), onverminderd alle rechten van ieder van de niet in gebreke zijnde partijen om nakoming van deze overeenkomst te vorderen met behoud van rechten op volledige vergoeding van schaden, kosten en interesten.
Indien RB of TB in strijd handelt met hetgeen in deze overeenkomst is bepaald, wordt dit Robu casu quo VBB aangerekend voor wat betreft onderhavige boeteclausule.
Geschillen
Artikel 5
Alle geschillen, die terzake van deze vennootschap tussen partijen mochten ontstaan, zullen worden beslist door drie arbiters, die als goede mannen of vrouwen naar billijkheid zullen oordelen in hoogste resort.
Een geschil is aanwezig zodra één partij de aanwezigheid hiervan heeft aangenomen en hiervan de andere partijen schriftelijk in kennis heeft gesteld.
De arbiters worden door partijen in onderling overleg benoemd of worden bij gebreke van overeenstemming benoemd door de bevoegde rechter te Arnhem op verzoek van de meest gerede partij.
(…)
(…)
(…)
2.5.
In 2017 heeft APM Trust B.V. (hierna: APM) middels een activa-passivatransactie onder meer de assurantieportefeuille van VBI overgenomen. SAA Holding B.V. houdt 100% van de aandelen in APM en in SAA.
2.6.
In de tussen VBI en APM gesloten koopovereenkomst d.d. 20 februari 2017 is in artikel 10.5 bepaald:

Tussen de aandeelhouders van de Vennootschap is een aandeelhoudersovereenkomst (Bijlage 6) gesloten, onder meer inhoudende een verbod voor een aandeelhouder om zonder voorafgaande toestemming van de andere aandeelhouders alleen of met derden hetzij middellijk hetzij onmiddellijk handelingen te verrichten, welke het doel van de vennootschap betreffen of daaraan verwant zijn. Tot meerdere zekerheid ten behoeve van SAA dragen Robu Beheer B.V. en Van de Bunt Beheer B.V. door ondertekening van deze overeenkomst hun toekomstige vordering, die mocht ontstaan door overtreding van voornoemd verbod door de heer [eiser] , geboren op [geboortedatum] , over aan SAA.
2.7.
De koopovereenkomst ten behoeve van deze transactie is ondertekend door [naam 2] namens Robu, bestuurder van VBI, en door [naam 3] en [naam 4] namens APM. Inzake de artikelen 10.4 en 10.5 van de koopovereenkomst hebben [naam 2] en [naam 5] in persoon en namens VBB en Robu ondertekend.
2.8.
In verband met deze overname heeft SAA aan de werknemers van VBI, en dus ook aan [eiser] , een nieuw concurrentie- en relatiebeding voorgelegd. [eiser] heeft dit beding niet ondertekend.
2.9.
Bij statutenwijziging van 29 mei 2017 is het doel van VBI gewijzigd in “
het al dan niet tezamen met anderen verwerven en vervreemden van deelnemingen of andere belangen in rechtspersonen, vennootschappen en ondernemingen, het samenwerken daarmee en het besturen daarvan; (…).
2.10.
SAA heeft met ingang van 1 juni 2017 de door VBI verrichte werkzaamheden voortgezet met de tot dat moment voor VBI werkzaam geweest zijnde werknemers. Met ingang van genoemde datum heeft [eiser] zijn salaris ontvangen van SAA.
2.11.
Met ingang van 1 februari 2018 is de arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en SAA beëindigd.

3.Het geschil in hoofdzaak

3.1.
[eiser] vordert, verkort weergegeven, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1.
Primair: verklaart voor recht dat het werkzaam zijn in de assurantiën-branche en aldus werkzaamheden te verrichten waaronder het uitbrengen van advies, de assurantiebemiddeling, de bemiddeling bij totstandkoming van leasecontracten, hypothecaire en andere leningen, ook indien zulks plaatsvindt aan relaties die met VBI een overeenkomst hadden en waarvan de rechten op die overeenkomsten zijn verkocht aan APM, niet in strijd is met de bedingen opgenomen in artikel 1.1, 1.2 en 1.3 van de aandeelhoudersovereenkomst d.d. 1 juni 2007 uitgaande van de doelomschrijving van VBI zoals deze luidt na de statutenwijziging op 29 mei 2017, althans deze bedingen per 20 februari 2019 althans per 1 juni 2019 te schorsen voor het door [eiser] verrichten van werkzaamheden in de assurantiebranche en aldus werkzaamheden verrichten inhoudende het uitbrengen van advies, de assurantiebemiddeling, de bemiddeling bij totstandkoming van leasecontracten, hypothecaire en andere leningen, ook indien zulks plaatsvindt aan relaties die met VBI een overeenkomst hadden en waarvan de rechten op die overeenkomsten al dan niet zijn verkocht aan APM.
Subsidiair: verklaart voor recht dat het werkzaam zijn in de assurantiënbranche en aldus werkzaamheden te verrichten waaronder het uitbrengen van advies, de assurantiebemiddeling, de bemiddeling bij totstandkoming van leasecontracten, hypothecaire en andere leningen, niet in strijd is met het beding opgenomen in artikel 1.1 van de aandeelhoudersovereenkomst d.d. 1 juni 2007 uitgaande van de doelomschrijving van VBI zoals deze luidt na de statutenwijziging op 29 mei 2017;
2.
Primair: VBI en SAA verbiedt nakoming te vorderen en/of boetes op te vorderen van [eiser] vanwege (beweerdelijk) handelen door [eiser] in strijd met artikel 1.1, 1.2 en 1.3 van de aandeelhoudersovereenkomst, zulks als bedoeld in artikel 1.3 en artikel 4 van de aandeelhoudersovereenkomst, indien [eiser] weer werkzaamheden gaat verrichten in de assurantiebranche, waaronder het uitbrengen van advies, de assurantiebemiddeling en de bemiddeling bij totstandkoming van leasecontracten, hypothecaire en andere leningen, ook indien zulks plaatsvindt aan relaties die met VBI een overeenkomst hadden en waarvan de rechten op die overeenkomsten zijn verkocht aan APM, althans indien deze werkzaamheden door [eiser] worden verricht na 20 februari 2019, althans na 1 juni 2019;
Subsidiair: VBI en SAA verbiedt nakoming te vorderen en/of boetes op te vorderen van [eiser] gegrond op handelen door [eiser] in strijd met artikel 1.1 van de aandeelhoudersovereenkomst, zulks als bedoeld in artikel 4 van de aandeelhoudersovereenkomst, indien [eiser] weer werkzaamheden gaat verrichten in de assurantiebranche, waaronder het uitbrengen van advies, de assurantiebemiddeling en de bemiddeling bij totstandkoming van leasecontracten, hypothecaire en andere leningen, althans indien deze werkzaamheden door [eiser] worden verricht na 20 februari 2019, althans na 1 juni 2019;
3. VBI en SAA veroordeelt in de kosten van het geding.

4.Het geschil in het incident ex artikel 223 Rv

4.1.
[verweerder] vordert als voorlopige voorziening voor de duur van het geding dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
VBI en SAA gebiedt met onmiddellijke ingang, althans per 20 februari 2019, althans per 1 juni 2019, te gehengen en gedogen dat [verweerder] werkzaamheden verricht in de assurantiënbranche, waaronder het uitbrengen van advies, de assurantiebemiddeling, de bemiddeling bij het tot stand komen van leasecontracten, hypothecaire en andere leningen;
VBI en SAA gebiedt met onmiddellijke ingang, althans per 20 februari 2019, althans per 1 juni 2019, te gehengen en gedogen dat [verweerder] op enigerlei wijze en met welk doel dan ook zich wendt tot de relaties die voor 1 juni 2017 met VBI een overeenkomst hadden en waarvan de rechten op die overeenkomsten al dan niet zijn verkocht aan APM;
VBI en SAA verbiedt om over te gaan tot het opvorderen van vermeend verbeurde boetes op grond van schending door [verweerder] van de bedingen in artikel 1.1, 1.2 en 1.3 van de aandeelhoudersovereenkomst in het geval [verweerder] werkzaamheden verricht in de assurantiebranche en aldus werkzaamheden verricht inhoudende het uitbrengen van advies, de assurantiebemiddeling, de bemiddeling bij totstandkoming van leasecontracten, hypothecaire en andere leningen, ook indien zulks plaatsvindt aan relaties die met VBI een overeenkomst hadden en waarvan de rechten op die overeenkomsten al dan niet zijn verkocht aan APM, althans indien deze werkzaamheden door [verweerder] worden verricht na 20 februari 2019, althans na 1 juni 2019.

5.Het geschil in de bevoegdheidsincidenten

5.1.
VBI en SAA hebben beide een gelijkluidend bevoegdheidsincident opgeworpen waarin zij vorderen dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de onderhavige zaak, onder veroordeling van [verweerder] in de kosten van de procedure.
5.2.
[verweerder] voert verweer, strekkende tot afwijzing van de incidentele vorderingen van VBI en SAA.
5.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.De beoordeling in de bevoegdheidsincidenten

6.1.
VBI heeft aan haar incidentele vordering het volgende ten grondslag gelegd. De vorderingen in de hoofdzaak zijn uitsluitend gegrond op de aandeelhoudersovereenkomst, en op grond van artikel 5 lid 1 van die aandeelhoudersovereenkomst dienen alle geschillen te worden beslecht door arbitrage. Nu de artikelen 1.3 en 1.4 van de aandeelhoudersovereenkomst een derdenbeding bevatten dat VBI heeft aanvaard, is VBI partij geworden bij de aandeelhoudersovereenkomst, zodat zij zich op het arbitragebeding kan beroepen.
6.2.
[verweerder] heeft in reactie hierop aangevoerd dat het arbitragebeding toepassing vindt bij geschillen die ontstaan tussen partijen ten aanzien van de vennootschap en niet bij geschillen tussen de aandeelhouder en VBI. Dat is, aldus [verweerder] , ook niet de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de aandeelhoudersovereenkomst mochten toekennen en hetgeen zij over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Nu thans sprake is van een geschil tussen een aandeelhouder en VBI, is het arbitragebeding dus niet van toepassing.
6.3.
SAA heeft aan haar incidentele vordering het volgende ten grondslag gelegd. In de koopovereenkomst tussen APM en VBI van 20 februari 2017 is een cessie bij voorbaat aan SAA opgenomen van een eventuele vordering jegens [verweerder] uit hoofde van het boetebeding uit de aandeelhoudersovereenkomst. De vorderingen van [verweerder] in de hoofdzaak zijn alle gegrond op bepalingen uit de aandeelhoudersovereenkomst. SAA is van mening dat zij zich op grond van artikel 6:142 lid 1 BW jegens [verweerder] op het arbitragebeding kan beroepen.
6.4.
[verweerder] heeft aangevoerd dat het arbitragebeding toepassing mist jegens SAA, nu SAA geen partij is bij de aandeelhoudersovereenkomst waarin het beding is opgenomen, het thans geen geschil betreft ter zake de vennootschap zoals opgenomen in het arbitragebeding en SAA thans geen (gecedeerd) vorderingsrecht heeft en het arbitragebeding dus ook niet is meegegaan als nevenrecht op SAA.
6.5.
Voorts heeft [verweerder] aangevoerd dat het beroep op het arbitragebeding in strijd is met de redelijkheid en billijkheid nu [verweerder] niet in staat is een arbitrageprocedure met drie arbiters en mogelijk daaraan voorafgaand nog een gang naar de rechter om de arbiters benoemd te krijgen, te bekostigen.
6.6.
De rechtbank heeft, alvorens zij uitspraak doet, behoefte aan een comparitie van partijen. Ter gelegenheid van deze comparitie kan door VBI en SAA worden gereageerd op het verweer van [verweerder] zoals is weergeven in rechtsoverweging 6.5. Voorts kan de comparitie worden gebruikt voor het geven van (overige) inlichtingen aan de rechtbank. De zaak zal daarom worden verwezen naar de rol teneinde een datum voor een comparitie van partijen te bepalen.
6.7.
In afwachting van de te bepalen comparitie van partijen zullen alle beslissingen worden aangehouden.

7.De beslissing

De rechtbank
in de incidenten
7.1.
gelast een comparitie van partijen,
7.2.
bepaalt dat partijen binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank – ter attentie van de roladministratie van de afdeling handel – de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden juni 2019 tot en met september 2019 dienen op te geven, waarna dag en uur voor de comparitie zullen worden bepaald,
7.3.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de hoofdzaak
7.4.
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2019. [1]

Voetnoten

1.3178/2066/1582