ECLI:NL:RBROT:2019:4720

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juni 2019
Publicatiedatum
11 juni 2019
Zaaknummer
10/811007-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid met niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij

Op 7 juni 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De zaak kwam voor de meervoudige kamer van de rechtbank, waar de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.N. Weski. De officier van justitie, mr. J.B. Wooldrik, eiste een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en de aangeefster elkaar op 10 februari 2019 in een café hebben ontmoet en dat zij daar hebben gezoend. De verklaringen over wat er daarna is gebeurd, lopen echter uiteen. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte verder ging dan alleen zoenen en knuffelen, terwijl de verdachte ontkent dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft DNA-onderzoek gedaan, maar kon niet vaststellen hoe het DNA op de hand van de verdachte terecht is gekomen.

De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van de aangeefster niet voldoende steun vinden in het dossier en dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor zowel de primair als subsidiair tenlastegelegde feiten. De verdachte wordt vrijgesproken van de beschuldigingen. Daarnaast heeft de benadeelde partij, die een schadevergoeding vorderde, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte is opgelegd. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij op nihil begroot.

Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juni 2019 door de rechtbank, waarbij de oudste rechter niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/811007-19
Datum uitspraak: 7 juni 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Marokko) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 mei 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
Vaststaande feiten
Vast staat dat mevrouw [naam slachtoffer] en de verdachte elkaar op 10 februari 2019 in café [naam horecagelegenheid] hebben ontmoet en dat zij elkaar daar hebben gezoend. Vervolgens hebben zij het café na middernacht verlaten en hebben op het Middellandplein met elkaar gezoend en geknuffeld.
Over wat er daarna is voorgevallen lopen de verklaringen uiteen.
Beoordeling
De aangeefster heeft verklaard dat zij alleen wilde zoenen en knuffelen, maar dat de verdachte verder ging dan dat. Zij verklaart dat hij haar BH omhoog heeft geduwd en in/aan haar borsten heeft gebeten en gezogen. Daarna heeft hij haar jurkje omhoog getrokken en is hij met zijn hand in haar slip gegaan, waarna hij zijn vingers in haar vagina heeft gebracht.
De verdachte heeft verklaard dat hij en aangeefster elkaar aan het betasten waren en dat aangeefster op enig moment zijn hand naar haar vagina heeft gebracht. Hij verklaart zijn hand in de panty en de slip van aangeefster te hebben gebracht, maar ontkent dat hij zijn vingers in de vagina van de aangeefster heeft gebracht.
Door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is onderzoek gedaan naar biologische sporen en DNA. Het NFI heeft geconcludeerd dat het DNA op de binnenkant van de rechterhand van de verdachte afkomstig kan zijn van vaginale cellen en mogelijk ook van het speeksel van aangeefster. Op basis van dit rapport kan niet worden vastgesteld op welke wijze deze vaginale cellen op zijn hand terecht zijn gekomen en levert het geen steun op voor de verklaring van aangeefster dat verdachte zijn vingers
inde vagina van aangeefster heeft gedaan. De bemonsteringen van de binnen- en buitenkant van de vagina van aangeefster zijn door het NFI verder niet onderzocht.
Nu de verklaring van aangeefster over het seksueel binnendringen in haar lichaam door de verdachte ook voor het overige geen steun vindt in het dossier, zal de verdachte worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde verkrachting.
Subsidiair is ontucht ten laste gelegd met als eerste uitvoeringshandeling dat de verdachte aangeefster bij haar arm heeft vastgepakt en/of heeft meegetrokken. De rechtbank oordeelt dat deze feitelijkheden op zichzelf geen ontuchtige handelingen zijn.
De verklaring van aangeefster dat de verdachte haar jurk en haar BH omhoog heeft getrokken en dat hij aan haar borsten heeft gezogen en erin heeft gebeten, vindt geen steun in andere bewijsmiddelen in het dossier.
Dat de verdachte met zijn hand aan de vagina van aangeefster heeft gezeten, waarbij er volgens aangeefster en een getuige geen sprake (meer) was van vrijwilligheid, is niet als uitvoeringshandeling in het subsidiair tenlastegelegde opgenomen.
Conclusie
Anders dan de officier van justitie oordeelt de rechtbank dat op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 38,54 aan materiële schade en een vergoeding van € 1.500,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. I.M.A. Hinfelaar en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juni 2019.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 februari 2019 te Rotterdam door geweld en/of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) cn/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging
met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer] , heeft
gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten dat hij,
verdachte,
-aan en/of in de borst(en) van die [naam slachtoffer] heeft gezogen en/of gebeten en/of
-één of meer vinger(s) met kracht in de vagina van die [naam slachtoffer] heeft
gebracht en/of gehouden
en waarbij het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de
bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en)
heeft/hebben bestaan uit het:
-bij de arm vastpakken en/of meetrekken van die [naam slachtoffer] en/of
-het (onverhoeds) omhoog duwen/trekken van de bh van die [naam slachtoffer] en/of
-het (onverhoeds) omhoog duwen/trekken van de jurk en/of omlaagtrekken van de
panty van die [naam slachtoffer] en/of (vervolgens)
-het zuigen aan en/of bijten in de borst(en) en/of het brengen/steken van zijn
hand in de slip van die [naam slachtoffer] ;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 februari 2019 te Rotterdam door geweld en/of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door
bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer]
, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), namelijk het zuigen aan en/of bijten in de borst(en), het
geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld
en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit
het:
-bij de arm vastpakken en/of meetrekken van die [naam slachtoffer] en/of
-(onverhoeds) omhoog duwen/trekken van de jurk en/of bh van die [naam slachtoffer]
en/of (vervolgens)
-zuigen aan en/of bijten in de borst(en) van die [naam slachtoffer] .