ECLI:NL:RBROT:2019:4770

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juni 2019
Publicatiedatum
13 juni 2019
Zaaknummer
10/732006-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met lichamelijk letsel door rijden onder invloed en zonder rijbewijs

Op 7 juni 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 augustus 2017 te Rotterdam een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van alcohol en drugs reed en geen rijbewijs had, botste met zijn auto tegen een andere auto, waardoor de bestuurder van die auto, genaamd [naam slachtoffer], lichamelijk letsel opliep. De verdachte verliet na het ongeval de plaats van het ongeval zonder zijn identiteit kenbaar te maken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994, waaronder het rijden onder invloed en het verlaten van de plaats van het ongeval. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 6 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 5 jaar geëist. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek van voorarrest en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte de verkeersveiligheid ernstig in gevaar heeft gebracht en dat een gevangenisstraf passend is.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/732006-18
Datum uitspraak: 7 juni 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te Aruba (Aruba) op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 mei 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde bewezen te verklaren;
  • de verdachte voor de feiten 1 primair, 2, 3 en 4 te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest;
  • voor feit 1 primair aan de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen te ontzeggen voor de duur van 5 jaar;
  • artikel 9a toe te passen voor feit 5.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 1, 2, 3 en 5
Het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 4
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 4 tenlastegelegde feit. Aangevoerd is dat de verdachte, nadat hij een beetje was bekomen van de frontale botsing, is weggelopen om zijn identiteitskaart op te halen. Zijn opzet was niet gericht op het verlaten van de plaats van het ongeval, maar om uiteindelijk zijn personalia daar achter te kunnen laten.
4.2.2.
Beoordeling
De verdachte is weggelopen van de plaats waar door zijn toedoen een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Hij heeft ter plaatse niet direct de gelegenheid geboden om zijn identiteit vast te stellen. De rechtbank is van oordeel dat de gedraging van de verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm was gericht op het opzettelijk verlaten van de plaats van het ongeval.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 4 tenlastegelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 22 augustus 2017 te Rotterdam als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig
heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer onvoorzichtig en onachtzaam en met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Beukelsweg,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl
-hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig is gaan rijden na
zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn
bloed 1,90 milligram per milliliter
bloed bedroeg en hij, verdachte, verkeerde in een toestand als bedoeld in
artikel 8, derde en vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, en
-hij, verdachte, is gaan rijden na gebruik van drugs, te weten cannabis/THC,
en verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel
8, eerste lid, van de
Wegenverkeerswet 1994, en
-hij, verdachte, mede door het gebruik van alcoholhoudende drank en drugs
verkeerde in een toestand dat gevaar bestond voor het niet voortdurend onder
controle hebben van een door hem bestuurd voertuig en dat gevaar bestond
dat hij als bestuurder niet voortdurend in staat was handelingen te verrichten
die van hem werden vereist,
met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/uur, heeft gereden en met een gelet op de wegsituatie, te weten een bocht, veel te hoge snelheid
heeft gereden en
aldus rijdende het verloop van de weg niet heeft gevolgd en de controle over het door hem, verdachte, bestuurde voertuig is verloren en
over het gras van een verhoogde middenberm is gereden of gegleden en
vervolgens op de rijbaan bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende
verkeer tegen een personenauto is gebotst ,
waardoor de bestuurder van die laatstgenoemde personenauto, genaamd [naam slachtoffer]
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
2.
hij op 22 augustus 2017 te Rotterdam als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik
van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in verdachtes bloed bij een
onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de
Wegenverkeerswet 1994, 1,9 milligram per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft
bestuurd zonder rijbewijs;
3.
hij op 22 augustus 2017 te Rotterdam een motorrijtuig
(personenauto) heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit
alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en alcohol
als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten
cannabis/THC en alcohol,
terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het
gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en alcohol, te weten 3,4
microgram THC per liter bloed en 1,90 milligram alcohol per milliliter bloed
bedroeg;
4.
hij, verdachte, op 22 augustus 2017 te Rotterdam, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) was
betrokken en door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de
voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Beukelsweg, de plaats van dat
ongeval heeft verlaten terwijl bij dat ongeval, naar hij, verdachte, wist of
redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander te weten [naam slachtoffer]
letsel en schade was toegebracht;
5.
hij op 22 augustus 2017 te Rotterdam als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Beukelsweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde
autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een
rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat
motorrijtuig behoorde.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 5:
De eendaadse samenloop van
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994,
terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid aanhef en onder b, en vierde lid, aanhef en onder a van deze wet en
terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden en
terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
en
overtreding van artikel 8, vierde lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994;
en
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
en
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
Ten aanzien van feit 4:
overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt. Hij heeft op de openbare weg een auto bestuurd, terwijl hij niet beschikt over een rijbewijs. Hij heeft bovendien veel harder gereden dan ter plaatse was toegestaan en hij verkeerde onder invloed van alcohol en drugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat de concentratie, de waarneming en het reactievermogen door het gebruik van alcohol en drugs negatief worden beïnvloed. Dat blijkt ook uit het feit dat de verdachte vervolgens de macht over het stuur is verloren. De door hem bestuurde auto is door de verhoogde middenberm geschoten en op de andere weghelft frontaal op een hem tegemoetkomende auto gebotst. De bestuurder van deze auto heeft als gevolg van de aanrijding een gebroken borstbeen opgelopen. Na het ongeval heeft de verdachte zich niet om het slachtoffer bekommerd, maar is hij weggelopen zonder zijn identiteit kenbaar te maken. De verdachte heeft door zijn handelen de verkeersveiligheid in gevaar gebracht, met ernstige gevolgen voor het slachtoffer.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 mei 2019. Daaruit blijkt dat de verdachte de dag voor het ongeval ook al was aangehouden voor het rijden onder invloed en dat hij ook al twee keer eerder is veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs. Beide veroordelingen en de aanhouding hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw -onder invloed van drank en drugs en zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs- een auto te besturen.
In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat het enige tijd heeft geduurd voordat de zaak op zitting is gekomen.
Door de raadsman van de verdachte is een voorwaardelijk verzoek gedaan om door de reclassering een rapport op te laten maken. Dit verzoek wordt afgewezen. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht om een beslissing over de op te leggen straf te nemen.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Naast deze straf zal de rechtbank voor wat betreft feit 1 ook een langdurige ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen.
Bij de bepaling van de duur van deze straf heeft de rechtbank gelet op het oriëntatiepunt WVW van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. In het geval van de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de WVW, zou conform dit oriëntatiepunt – uitgaande van de ernstige schuld van de verdachte – een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaar moeten worden opgelegd. De rechtbank ziet, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, geen aanleiding om een ontzegging van langere duur dan voornoemd oriëntatiepunt op te leggen.
Tot het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf -zoals door de verdediging is bepleit- ziet de rechtbank geen aanleiding, omdat dit onvoldoende recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Met betrekking tot de onder 5 tenlastegelegde overtreding vindt de rechtbank het nog een aparte straf of maatregel opleggen niet opportuun.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op de reeds genoemde artikelen, is gelet op de artikelen 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
3 (drie) jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. I.M.A. Hinfelaar en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juni 2019.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 augustus 2017 te Rotterdam als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig
heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke
verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het
openbaar verkeer openstaande weg, de Beukelsweg,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl
-hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig is gaan rijden na
zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn
bloed 1,90 milligram, in elk geval meer dan 0,2 milligram, per milliliter
bloed bedroeg en/of hij, verdachte, verkeerde in een toestand als bedoeld in
artikel 8, eerste of derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, en/of
-hij, verdachte, is gaan rijden na gebruik van drugs, te weten cannabis/THC,
en/of verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de
Wegenverkeerswet 1994, en/of
-hij, verdachte, (mede) door het gebruik van alcoholhoudende drank en/of drugs
verkeerde in een toestand dat gevaar bestond voor het niet voortdurend onder
controle hebben van een door hem bestuurd voertuig en/of dat gevaar bestond
dat hij als bestuurder niet voortdurend in staat was handelingen te verrichten
die van hem werden vereist,
met een snelheid van 100 km/uur, althans met een veel hogere snelheid dan de
ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/uur, heeft gereden en/of
met een gelet op de wegsituatie, te weten een bocht, veel te hoge snelheid
heeft gereden en/of
zijn snelheid bij het in- en/of doorrijden van die bocht niet heeft aangepast
en/of
(aldus rijdende) het verloop van de weg niet heeft gevolgd of heeft kunnen
volgen en/of de controle over het door hem, verdachte, bestuurde voertuig is
verloren en/of
over het gras van een verhoogde middenberm is gereden of gegleden en/of
(vervolgens) op de rijbaan bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende
verkeer tegen een personenauto is gebotst of aangereden,
waardoor de bestuurder van die laatstgenoemde personenauto, genaamd [naam slachtoffer]
, zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken borstbeen) of
zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 augustus 2017 te Rotterdam als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Beukelsweg, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die
weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die
weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
met een snelheid van 100 km/uur, althans met een veel hogere snelheid dan de
ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/uur, heeft gereden en/of
met een gelet op de wegsituatie, te weten een bocht, veel te hoge snelheid
heeft gereden en/of
zijn snelheid bij het in- en/of doorrijden van die bocht niet heeft aangepast
en/of
(aldus rijdende) het verloop van de weg niet heeft gevolgd of heeft kunnen
volgen en/of de controle over het door hem, verdachte, bestuurde voertuig is
verloren en/of
over het gras van een verhoogde middenberm is gereden of gegleden en/of
(vervolgens) op de rijbaan bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende
verkeer tegen een personenauto is gebotst of aangereden;
2.
hij op of omstreeks 22 augustus 2017 te Rotterdam als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik
van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in verdachtes bloed bij een
onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de
Wegenverkeerswet 1994, 1,9 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram
alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat
motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft
bestuurd zonder rijbewijs;
3.
hij op of omstreeks 22 augustus 2017 te Rotterdam een motorrijtuig
(personenauto) heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit
alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en/of alcohol
als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten
cannabis/TKC en alcohol,
terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het
gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en/of alcohol, te weten 3,4
microgram THC per liter bloed en 1,90 milligram alcohol per milliliter bloed
bedroeg,
in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd
Besluit, bij die aangewezen stoffen en/of alcohol afzonderlijk vermelde
grenswaarde;
4.
hij, verdachte, op of omstreeks 22 augustus 2017 te Rotterdam, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) was
betrokken en/of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de
voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Beukelsweg, de plaats van dat
ongeval heeft verlaten terwijl bij dat ongeval, naar hij, verdachte, wist of
redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [naam slachtoffer] )
letsel en/of schade was toegebracht;
5.
hij op of omstreeks 22 augustus 2017 te Rotterdam als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Beukelsweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde
autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een
rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat
motorrijtuig behoorde.