ECLI:NL:RBROT:2019:4776

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
13 juni 2019
Zaaknummer
10/682115-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van brandstichting tegen een clubhuis met gemeen gevaar voor goederen

Op 8 mei 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2001, die beschuldigd werd van brandstichting. De zaak vond plaats in Nieuw-Beijerland, waar de verdachte samen met anderen kerstbomen in brand heeft gestoken tegen het houten clubhuis van een ijsvereniging. De officier van justitie eiste een taakstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie. Tijdens de zitting werd het standpunt van de verdediging gepresenteerd, waarin werd betoogd dat de verdachte niet betrokken was bij het aansteken van de bomen, maar slechts enkele takjes had aangestoken en daarna was weggelopen. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte, samen met medeverdachten, een aandeel had in de brandstichting. De rechtbank concludeerde dat de verdachte schuldig was aan het medeplegen van brandstichting, waarbij het clubhuis volledig is afgebrand. De rechtbank legde een werkstraf van 60 uur op, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie van 30 dagen indien de werkstraf niet naar behoren werd verricht. De benadeelde partij, de ijsvereniging, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/682115-18
Datum uitspraak: 8 mei 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. M.C.J. Fleur, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 8 mei 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uur, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
[naam verdachte] was al met [naam medeverdachte 1] op de ijsbaan toen de andere drie jongens met de bomen aan kwamen. Het was de bedoeling van de jongens om de kerstbomen op het veld in brand te steken. De verdachte is niet betrokken geweest bij het in brand steken van de bomen tegen het houten clubhuis van de ijsbaan. Hij heeft een paar takjes aangestoken en op de grond gegooid. Toen is hij weggelopen omdat hij een afspraak met iemand anders had. De verdachte was niet aanwezig bij het aansteken van de bomen tegen het clubhuis en hij moet worden vrijgesproken van zowel het medeplegen als de medeplichtigheid.
4.1.2.
Standpunt officier van justitie
De jongens hebben met z’n allen geprobeerd de bomen in brand te steken. Uiteindelijk is dat [naam medeverdachte 2] en [naam verdachte] gelukt. De officier van justitie deelt mee dat hij niet gelooft dat [naam verdachte] alleen brandende takjes op de grond heeft gegooid.
4.1.3.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de vier verdachten allemaal een aandeel hebben geleverd aan de brandstichting, waarbij het clubgebouw van de ijsvereniging uiteindelijk is afgebrand. De rechtbank ziet de handelingen als één geheel.
Uit het dossier en hetgeen op de zitting naar voren is gekomen leidt de rechtbank af dat [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 1] de kerstbomen op straat hebben gevonden en gezamenlijk het idee kregen om de bomen in de fik te steken. Zij hebben daartoe de bomen naar de ijsbaan gebracht. Ook hebben zij met elkaar de aansteker opgehaald. De bomen zijn tegen de muur van het houten clubhuis aangezet. Iedereen heeft geprobeerd de bomen aan te steken, maar vanwege wind en vochtigheid lukt het niet makkelijk. Uiteindelijk is het [naam medeverdachte 2] en [naam verdachte] gelukt om afgebroken takjes van de boom aan te steken en heeft [naam medeverdachte 2] deze brandende takjes bij de bomen gegooid. Er ontstond een steekvlam. Op dat moment stonden de andere drie jongens weliswaar aan het andere kant van een tussenschot op de houten muur, maar zij waren er nog steeds bij en wisten dat [naam medeverdachte 2] en [naam verdachte] bezig waren met het aansteken van de bomen.
Uiteindelijk is in korte tijd het clubhuis afgebrand. Geen van de jongens heeft de bedoeling gehad dat het clubhuis zou afbranden, maar dat is wel het nare gevolg geweest. Dat de aanmerkelijke kans bestond dat het houten clubhuis vlam zou vatten door het in brand steken van de kerstbomen, was te bedenken voor iedereen.
4.1.4.
Conclusie
[naam verdachte] en [naam medeverdachte 2] hebben samen de kerstbomen in brand gestoken. [naam verdachte] wordt schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde medeplegen van brandstichting.
4.3
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 8 januari 2018 te Nieuw-Beijerland, gemeente Korendijk,
tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk
brand heeft gesticht tegen een clubhuis, in elk geval een gebouw
van [naam sportvereniging] (gelegen tussen [straatnaam 1] en [straatnaam 2] ),
immers hebben verdachte en zijn mededaders
toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker, in aanraking gebracht met twee,
kerstbomen, ten gevolge waarvan brand
is ontstaan en voornoemd clubhuis/gebouw geheel of gedeeltelijk is
verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemd clubhuis/gebouw en zich in dat clubhuis/gebouw bevindende goederen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft kerstbomen in brand gestoken tegen het houten clubhuis van de ijsvereniging. Dit clubhuis is in brand gevlogen en afgebrand. Dit is een heel vervelend feit dat voor overlast en veel schade heeft gezorgd bij de ijsclub.
Tijdens de behandeling ter zitting is duidelijk geworden dat de verdachte zelf ook vreselijk geschrokken is van de gevolgen. Dit was absoluut niet de bedoeling.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 april 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
De Raad voor de Kinderbescherming heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 december 2018. Uit dit rapport blijkt dat het thuis goed gaat met de verdachte en dat hij uit een stabiele gezinssituatie komt. Er zijn geen zorgen over de opgroei –en opvoedsituatie van [naam verdachte] . [naam verdachte] heeft door de gebeurtenissen beseft dat hij beter moet nadenken voordat hij iets doet. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te noemen duur opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , gevestigd te Nieuw-Beijerland, ter zake van het tenlastegelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden .
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 41.977,40 aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De gevorderde nieuwbouwkosten zijn onderbouwd met een offerte van (kennelijk) een familielid van de aangever. De vordering heeft ter terechtzitting tot een aantal vragen geleid die, nu de benadeelde partij niet aanwezig was, niet konden worden beantwoord. De benadeelde partij zal daarom in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 77m, 77n en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uur,waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.G. de Lange-Tegelaar, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. F.W.H. van den Emster en C.C. Peterse, rechters,
in tegenwoordigheid van K.H. Eelderink, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 mei 2019.
De jongste en oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 08 januari 2018 te Nieuw-Beijerland, gemeente Korendijk,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
brand heeft gesticht in/op/tegen/nabij een clubhuis, in elk geval een gebouw
van [naam sportvereniging] (gelegen tussen [straatnaam 1] en [straatnaam 2] ),
immers heeft / hebben verdachte en / of (een of meer van) zijn mededader(s)
toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker, in elk geval opzettelijk
(open) vuur in aanraking gebracht met twee, althans een of meerdere
kerstbomen, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand
is ontstaan en/of voornoemd clubhuis/gebouw geheel of gedeeltelijk is / zijn
verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemd clubhuis/gebouw en/of
zich in dat clubhuis/gebouw bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen, te duchten was;
Subsidiair
[naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] ,
op of omstreeks08 januari 2018 te Nieuw-Beijerland, gemeente Korendijk,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
brand heeft/hebben gesticht in/op/tegen/nabij een clubhuis, in elk geval een gebouw
van [naam sportvereniging] (gelegen tussen [straatnaam 1] en [straatnaam 2] ),
immers heeft/hebben die[naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] ,
toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker, in elk geval opzettelijk
(open) vuur in aanraking gebracht met twee, althans een of meerdere
kerstbomen, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand
is ontstaan en/of voornoemd clubhuis/gebouw geheel of gedeeltelijk is / zijn
verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemd clubhuis/gebouw en/of
zich in dat clubhuis/gebouw bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen, te duchten was
tot en of bij het plegen van welk misdrijf verdachteop of omstreeks 08 januari 2018 te Nieuw-Beijerland,gemeente Korendijk,opzettelijk behulpzaam is geweest en/of
gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
  • (een) kerstbo(o)m(en) te slepen naar het clubhuis va de [naam sportvereniging] en/of
  • (een) kerstbo(o)m(en) op te stapelen tegen het clubhuis van de [naam sportvereniging] en/of
  • Een aansteker op te halen en/of te verstrekken aan zijn mededader(s);
Artt. 48 jo 47/157 Wetboek van Strafrecht