ECLI:NL:RBROT:2019:4810

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
17 juni 2019
Zaaknummer
10/710257-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Poging tot diefstal met (bedreiging met) geweld.

Op 6 juni 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2001 in Gambia, die beschuldigd werd van poging tot diefstal met geweld. De zaak werd behandeld in tegenspraak en vond plaats in een besloten zitting op 23 mei 2019. De officier van justitie, mr. A.P.G. de Beer, eiste een bewezenverklaring van de tenlastelegging en een jeugddetentie van 45 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en dagbesteding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het ten laste gelegde feit had bekend en dat het bewijs voldoende was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van onderdelen van de tenlastelegging die niet bewezen konden worden.

De rechtbank overwoog dat de verdachte, op 3 oktober 2018, samen met anderen, op de openbare weg in Spijkenisse, heeft geprobeerd twee slachtoffers te beroven van hun telefoons door hen te bedreigen en geweld te gebruiken. De rechtbank nam in overweging dat de verdachte op 16-jarige leeftijd handelde en dat zijn gedrag een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormde. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, en besloot tot een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden, in plaats van een onvoorwaardelijke straf.

Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die materiële en immateriële schade had geleden door het bewezen verklaarde feit. De rechtbank oordeelde dat de vordering van de benadeelde partij grotendeels toewijsbaar was, met een totaalbedrag van € 130,50, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank legde ook een maatregel op als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, en gaf opdracht aan de Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond om toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/710257-18
Datum uitspraak: 6 juni 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Gambia) op [geboortedatum verdachte] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. W. van der Voet, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 23 mei 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 45 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Beoordeling
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.1.2.
Nadere bewijsoverweging
Nu de officier van justitie heeft verzuimd – naar de rechtbank aanneemt abusievelijk – het bestanddeel tezamen en in vereniging in de tenlastelegging op te nemen, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de onderdelen waarvan niet kan worden bewezen dat de verdachte die zelf heeft gepleegd.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 03 oktober 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
op de openbare weg, te weten de Molenlaan,
ter uitvoering van het voornemen om met het oogmerk van wederrechtelijke toe
-eigening weg te nemen telefoons, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of
[naam slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld
en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het
:
- zich opdringen aan die [naam slachtoffer 1] en- - die [naam slachtoffer 1] achtervolgen en
- ( met kracht) stompen en/of slaan op/tegen het hoofd/gezicht en/of
het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en
- die [naam slachtoffer 2] op de grond gooien/duwen en
- ( dreigend) aan die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] de woorden toevoegen: "Geef je telefoon" en "We kunnen je nu een klap geven,
of je geeft je telefoon", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op 16-jarige leeftijd twee jongere slachtoffers met (bedreiging) met geweld geprobeerd te beroven van hun telefoon. De slachtoffers zijn daarbij onder andere geduwd, geslagen en naar de grond gewerkt. Tijdens het plegen van het feit was de verdachte in gezelschap van zijn tweelingbroer en een vriend, wat op de slachtoffers extra bedreigend moet zijn overgekomen.
Aldus handelende heeft de verdachte op geen enkele wijze respect getoond voor het eigendomsrecht en de fysieke integriteit van de slachtoffers. Deze gewelddadige poging tot beroving is voor de slachtoffers een beangstigende en pijnlijke ervaring geweest, zoals ook blijkt uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring van een van de slachtoffers. Bovendien maakt dit soort feiten een grove inbreuk op de rechtsorde en versterkt en bevestigt het de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid, te meer nu het feit is gepleegd op de openbare weg. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
3 mei 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
GZ-psycholoog J.S.H. Stolk heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
3 december 2018. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een cerebrale parese met epilepsie, ADHD, middelenmisbruik en aanpassingsstoornis met een stoornis in het gedrag. Uit het intelligentie-onderzoek is gebleken dat er grote tekorten zijn in het geheugen en de snelheid van informatieverwerking, waardoor de verdachte mogelijk nooit goed in staat zal zijn tot onthouden, plannen en organiseren.
De gebrekkige ontwikkeling was aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. De doorwerking van de gebrekkige ontwikkeling in het ten laste gelegde geweld maakt dat wordt geadviseerd om het geweld in een verminderde mate toe te rekenen.
Hulpverlening onder regie van de jeugdreclassering (indien nodig de William Schrikker Groep), gericht op medische hulp bij een revalidatiearts/-centrum en psychologische hulp via De Waag (eventueel Topzorg vanwege de intensievere mogelijkheden), wordt geadviseerd als bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke jeugddetentie. Daarnaast wordt als bijzondere voorwaarde het opvolgen van de aanwijzingen van de jeugdreclassering geadviseerd.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: JBRR) heeft een gezinsplan opgemaakt, gedateerd 12 maart 2019. Dit gezinsplan houdt onder meer het volgende in.
Bij de verdachte gaan de stappen in zijn ontwikkeling naar zelfstandigheid niet vanzelf.
Uit de begeleiding tot heden is gebleken dat de verdachte moeite heeft om zich aan de gemaakte afspraken te houden. Hiervoor heeft de verdachte, langdurig, hulp nodig. Daarbij komt dat de verdachte veel heeft meegemaakt, zoals uithuisplaatsingen. De verdachte geeft aan te blowen om rust in zijn hoofd te krijgen. Om het recidiverisico te verlagen is het van belang dat intensieve hulp voor de verdachte wordt opgestart zodat er mogelijk extra medicatie voorgeschreven kan worden, zicht is op zijn middelengebruik en aandacht is voor het leren omgaan met de cerebrale parese en epilepsie. De afgelopen maanden bleek hoe groot de problematiek bij de verdachte is en er zal intensief gewerkt moeten worden om hem een dagbesteding te bieden en te laten behouden, om de vaardigheden aan te leren die hij hiervoor nodig heeft en om een stabiele plek te verkrijgen. Daarnaast is het van belang dat De Waag in samenwerking treedt met moeder om de omgang en de communicatie tussen moeder en de verdachte te verbeteren.
JBRR adviseert een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, alsmede een voorwaardelijke straf onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zijn medewerking verleent aan toezicht en begeleiding van jeugdreclassering, meewerkt aan de uitvoering van het opgestelde gezinsplan en meewerkt aan behandeling vanuit De Waag - Topzorg.
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van JBRR aangevuld dat als bijzondere voorwaarde ook scholing of een andere vorm van dagbesteding dient te worden opgelegd.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), gedateerd
14 maart 2019, volgt het advies om een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen gelijk aan het voorarrest, alsmede een voorwaardelijke jeugddetentie en geheel voorwaardelijke werkstraf. Dit onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich moet melden bij de jeugdreclassering, zich onder ambulante behandeling moet stellen in een instelling mochten de hulpverlening en jeugdreclasseerder dit nodig achten en dat de verdachte onderwijs/ dagbesteding moet volgen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen worden door haar bevindingen en door wat ook verder op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. De rechtbank zal gelet op bovenstaande adviezen echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie langer dan het reeds ondergane voorarrest. In plaats daarvan acht de rechtbank het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie noodzakelijk als stok achter de deur voor de op te leggen bijzondere voorwaarden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf, zoals gevorderd door de officier van justitie, passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] , wettelijk vertegenwoordigd door [naam benadeelde 2] , wonende te Spijkenisse, ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 114,- aan materiële schade en een bedrag van € 500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van het gedeelte van de vordering van de benadeelde partij gevorderd dat betrekking heeft op de materiële schade. Daarnaast heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van € 250,- aan immateriële schade passend is. De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht het gevorderde bedrag aan immateriële schade te matigen, overeenkomstig de eis van de officier van justitie.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij was ten tijde van het bewezen verklaarde veertien jaar oud. De gevorderde materiële schade ter zake van de verlofuren en de reiskosten ziet op door de moeder gedragen verplaatste schade zoals bedoeld in artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek. Deze vordering is genoegzaam onderbouwd en zal daarom worden toegewezen voor het gehele bedrag van in totaal € 29,01 (€ 17,03 + € 11,98).
Daarnaast is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht aan zijn kleding. Gelet op het feit dat de broek meer dan een jaar oud was, wordt de totale schade aan de kleding vastgesteld op € 75,-. Het totale bedrag aan materiële schade wordt daarmee vastgesteld op € 104,01.
Daarnaast is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 250,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu naast de verdachte twee andere daders worden veroordeeld tot vergoeding van de materiële schade ter zake van de verlofuren en de reiskosten en ter zake van de immateriële schade, zal de rechtbank ieder van hen een derde van het totaal toe te wijzen schadebedrag laten betalen, te weten ieder (een derde van € 29,01 + 250,- =) € 93,-.
Nu naast de verdachte één andere dader wordt veroordeeld tot vergoeding van de materiële schade ter zake van de kleding, zal de rechtbank ieder van hen de helft van het totaal toe te wijzen schadebedrag laten betalen, te weten ieder (de helft van € 75,- =) € 37,50.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 3 oktober 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 130,50, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 45 (vijfenveertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
30 (dertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zal blijven meewerken aan behandeling vanuit De Waag of een soortgelijke instelling in de vorm van Topzorg of een soortgelijke behandeling;
- zich zal inzetten voor het vinden en behouden van een vorm van passende dagbesteding;
- zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen, te weten Pameijer of een soortgelijke instelling, indien en voor zover de jeugdreclassering dat nodig acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 130,50 (zegge: honderddertig euro en vijftig eurocent), bestaande uit de helft van € 75,- en een derde deel van € 29,01 aan materiële schade en
een derde deel van € 250,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 oktober 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 130,50(hoofdsom,
zegge: honderddertig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
3 oktober 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.L. van der Bijl-de Jong, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A.A.J. de Nijs en C.C. Peterse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 juni 2019.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 03 oktober 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
op of aan de openbare weg, te weten de Molenlaan,
ter uitvoering van het voornemen om
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een of meer
telefoons, geheel of te dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of
[naam slachtoffer 2] , in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn
mededader(s),
en/of
om met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld, [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2]
te dwingen tot de afgifte van een of meer telefoons, geheel of ten den
dele toebehorend aan die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan
(een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren,
- zich heeft opgedrongen aan die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of
- die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft beetgepakt / vastgehouden /
tegengehouden en/of
- die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft achtervolgd en/of
- ( met kracht) heeft gestompt en/of geslagen op/tegen het hoofd/gezicht en/of
het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of
- ( daarbij) de zakken/kleding van die [naam slachtoffer 1] heeft afgetast en/of
doorzocht en/of
- heeft geschopt en/of getrapt op/tegen de benen van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2]
en/of
- die [naam slachtoffer 2] op de grond heeft gegooid/geduwd en/of
- ( daarbij) (dreigend) aan die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] de woorden heeft
toegevoegd: "Kankersjade" en/of "Wat doe je bijdehand" en/of "Je doet wel
bijdehand" en/of "Geef je telefoon" en/of "We kunnen je nu een klap geven,
of je geeft je telefoon", althans woorden van gelijke dreigende aard
en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.