ECLI:NL:RBROT:2019:4813

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
17 juni 2019
Zaaknummer
10/710256-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Poging tot diefstal met geweld door een minderjarige

Op 6 juni 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een 16-jarige verdachte, geboren in 2002, die beschuldigd werd van poging tot diefstal met geweld. De zaak vond plaats in het kader van het jeugdstrafrecht en betreft een incident dat zich op 3 oktober 2018 voordeed in Spijkenisse. De verdachte heeft geprobeerd een telefoon te stelen van een jonger slachtoffer, waarbij hij geweld heeft gebruikt. De officier van justitie eiste een jeugddetentie van 37 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals het volgen van onderwijs en behandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de poging tot diefstal met geweld. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had geen strafblad en er waren risicofactoren die de kans op herhaling verhoogden. De rechtbank legde een voorwaardelijke jeugddetentie op, met bijzondere voorwaarden, en veroordeelde de verdachte tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij. De rechtbank benadrukte de impact van het delict op het slachtoffer en de noodzaak van toezicht en begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/710256-18
Datum uitspraak: 6 juni 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2002,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. J.P.W. Temminck Tuinstra, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 23 mei 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 37 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak moet volgen, omdat er geen sprake was van een poging beroving, subsidiair dat er sprake was van een vrijwillige terugtred door de verdachte. Er was hooguit sprake van openlijk geweld, maar dat is niet ten laste gelegd.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft zelf tegenover de politie verklaard dat hij aan de grote jongen heeft gevraagd zijn telefoon te geven en dat hij dat niet vriendelijk heeft gevraagd omdat je dat zo niet doet als je een telefoon wilt stelen. Omdat [naam slachtoffer 1] dit niet deed, is hij onder andere door de verdachte geslagen, gestompt en geschopt. Van een vrijwillige terugtred is daarom in het geheel geen sprake geweest.
4.1.3.
Nadere bewijsoverweging
Nu de officier van justitie heeft verzuimd – naar de rechtbank aanneemt abusievelijk – het bestanddeel tezamen en in vereniging in de tenlastelegging op te nemen, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de onderdelen waarvan niet kan worden bewezen dat de verdachte die zelf heeft gepleegd.
4.1.4
Conclusie
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen voor zover dit ziet op de poging diefstal met geweld met betrekking tot [naam slachtoffer 1] .
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 03 oktober 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
op de openbare weg, te weten de Molenlaan,
ter uitvoering van het voornemen om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe
-eigening weg te nemen een telefoon, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het:
- zich opdringen aan die [naam slachtoffer 1] en
- [naam slachtoffer 1] beetpakken / vasthouden /
tegenhouden en
- ( met kracht) stompen en/of slaan op/tegen het hoofd/gezicht en/of het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en
- schoppen en/of trappen op/tegen de benen van die [naam slachtoffer 1] en- die [naam slachtoffer 1] op de grond gooien/duwen en
- ( daarbij) (dreigend) aan die [naam slachtoffer 1] de woorden
toevoegen: "Geef je telefoon" terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op 16-jarige leeftijd geprobeerd om een jonger slachtoffer met (bedreiging) met geweld te beroven van zijn telefoon. Het slachtoffer is daarbij onder andere geduwd, geslagen en geschopt en heeft daarbij een verwonding aan zijn hoofd opgelopen. De verdachte was in gezelschap van twee andere jongens, die nadat zij eerst de vriend van het slachtoffer hadden mishandeld, zich bij de verdachte voegden, wat de situatie voor het slachtoffer extra bedreigend moet hebben gemaakt.
Aldus handelende heeft de verdachte op geen enkele wijze respect getoond voor het eigendomsrecht en de fysieke integriteit van het slachtoffer. Deze behoorlijk gewelddadige poging tot beroving is voor het slachtoffer een beangstigende en pijnlijke ervaring geweest, zoals ook blijkt uit de door zijn moeder ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring. Bovendien maakt dit soort feiten een grove inbreuk op de rechtsorde en versterkt en bevestigt het de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid, te meer nu het feit is gepleegd op de openbare weg. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
3 mei 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van de deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 december 2018. Dit rapport houdt kort gezegd het volgende in.
Binnen het raadsonderzoek zijn meerdere risicofactoren naar voren gekomen die de kans op herhaling van delict-gedrag zouden kunnen verhogen, te weten de keuze van de verdachte voor bepaalde vrienden, (het ontbreken van) een vrijetijdsbesteding en zijn middelengebruik. De Raad is van mening dat de inzet van jeugdreclassering nodig is om de behandeling gericht op zijn middelengebruik via Youz daadwerkelijk in gang te zetten en te waarborgen dat de verdachte deze blijft volgen. Daarnaast kan de maatregel van jeugdreclassering gezien worden als stok achter de deur voor de verdachte om zijn zinvolle vrijetijdsbesteding zoals het deelnemen aan een sport te blijven volhouden, geen omgang meer te hebben met de mededaders en een bijbaan te zoeken en te behouden.
De Raad adviseert daarom een deels voorwaardelijke en deels onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden meldplicht, gestructureerde dagbesteding (onderwijs en/of werk) en behandeling gericht op middelengebruik.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: JBRR) heeft een briefrapportage over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 mei 2019. Deze rapportage houdt onder meer het volgende in.
De verdachte heeft in de thuissituatie veel meegemaakt. Duidelijk is geworden dat de verdachte niet hierover wil praten maar dat hem dit veel verdriet doet. Recent is het in de thuissituatie geëscaleerd tussen de verdachte en zijn moeder, waarbij de verdachte dagenlang weg is gebleven van huis. Volgens de behandelaar van Youz lijkt de verdachte zich bij stressvolle situaties terug te trekken of te vluchten en naar middelen te grijpen.
JBRR adviseert om een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich houdt aan het plan van aanpak en de aanwijzingen van de jeugdreclassering en meewerkt aan behandeling van Youz of een soortgelijke instelling.
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van JBRR naar voren gebracht dat het van belang is dat de verdachte zich gaat openstellen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. De rechtbank zal gelet op bovenstaande adviezen echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie langer dan het reeds ondergane voorarrest. In plaats daarvan acht de rechtbank het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie noodzakelijk als stok achter de deur voor de op te leggen bijzondere voorwaarden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf, zoals gevorderd door de officier van justitie, passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , wettelijk vertegenwoordigd door [naam moeder slachtoffer] , wonende te Spijkenisse, ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 114,- aan materiële schade en een bedrag van € 500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van het gedeelte van de vordering van de benadeelde partij gevorderd dat betrekking heeft op de materiële schade. Daarnaast heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van € 250,- aan immateriële schade passend is. De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft erop gewezen dat de beschadigde kleding niet nieuw was; hiermee dient rekening gehouden te worden bij de vaststelling van het bedrag aan te vergoeden schade. Daarnaast heeft de verdediging verzocht het gevorderde bedrag van € 500,- aan immateriële schade te matigen, zoals door de officier van justitie voorgesteld. Tot slot is verzocht de schadevergoedingsmaatregel niet hoofdelijk op te leggen.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij was ten tijde van het bewezen verklaarde veertien jaar oud. De gevorderde materiële schade ter zake van de verlofuren en de reiskosten ziet op door de moeder gedragen verplaatste schade zoals bedoeld in artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek. Deze vordering is genoegzaam onderbouwd en zal daarom worden toegewezen voor het gehele bedrag van in totaal € 29,01 (€ 17,03 + € 11,98).
Daarnaast is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht aan zijn kleding. Gelet op het feit dat de broek meer dan een jaar oud was, wordt de totale schade aan de kleding vastgesteld op € 75,-. Het totale bedrag aan materiële schade wordt daarmee vastgesteld op € 104,01.
Daarnaast is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 250,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu naast de verdachte twee andere daders worden veroordeeld tot vergoeding van de materiële schade ter zake van de verlofuren en de reiskosten en ter zake van de immateriële schade, zal de rechtbank ieder van hen een derde van het totaal toe te wijzen schadebedrag laten betalen, te weten ieder (een derde van € 29,01 + 250,- =) € 93,-.
Nu naast de verdachte één andere dader wordt veroordeeld tot vergoeding van de materiële schade ter zake van de kleding, zal de rechtbank ieder van hen de helft van het totaal toe te wijzen schadebedrag laten betalen, te weten ieder (de helft van € 75,- =) € 37,50.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 3 oktober 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 130,50, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 37 (zevenendertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
30 (dertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich zal inzetten voor het vinden en behouden van een vorm van dagbesteding (onderwijs en/of werk);
- mee zal werken aan behandeling vanuit Youz of een soortgelijke instelling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugd/reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 130,50 (zegge: honderddertig euro en vijftig eurocent), bestaande uit de helft van € 75,- en een derde deel van € 29,01 aan materiële schade en
een derde deel van € 250,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 oktober 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 130,50(hoofdsom,
zegge: honderddertig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
3 oktober 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.L. van der Bijl-de Jong, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A.A.J. de Nijs en C.C. Peterse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 juni 2019.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 03 oktober 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
op of aan de openbare weg, te weten de Molenlaan,
ter uitvoering van het voornemen om
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een of meer
telefoons, geheel of te dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en/of
[naam slachtoffer 1] , in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn
mededader(s),
en/of
om met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld, [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1]
te dwingen tot de afgifte van een of meer telefoons, geheel of ten den
dele toebehorend aan die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan
(een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] , gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren,
- zich heeft opgedrongen aan die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] en/of
- die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] heeft beetgepakt / vastgehouden /
tegengehouden en/of
- die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] heeft achtervolgd en/of
- ( met kracht) heeft gestompt en/of geslagen op/tegen het hoofd/gezicht en/of
het lichaam van die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] en/of
- ( daarbij) de zakken/kleding van die [naam slachtoffer 2] heeft afgetast en/of
doorzocht en/of
- heeft geschopt en/of getrapt op/tegen de benen van die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1]
en/of
- die [naam slachtoffer 1] op de grond heeft gegooid/geduwd en/of
- ( daarbij) (dreigend) aan die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] de woorden heeft
toegevoegd: "Kankersjade" en/of "Wat doe je bijdehand" en/of "Je doet wel
bijdehand" en/of "Geef je telefoon" en/of "We kunnen je nu een klap geven,
of je geeft je telefoon", althans woorden van gelijke dreigende aard
en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.