ECLI:NL:RBROT:2019:5043

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 mei 2019
Publicatiedatum
25 juni 2019
Zaaknummer
15.1552 ea
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens boedelachterstand en nieuwe schulden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 mei 2019 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De bewindvoerder had verzocht om de regeling te beëindigen vanwege een aanzienlijke boedelachterstand en het ontstaan van nieuwe schulden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar niet heeft voldaan aan zijn afdracht- en informatieverplichtingen, wat heeft geleid tot een boedelachterstand van € 6.316,21. Daarnaast zijn er nieuwe schulden ontstaan aan verschillende crediteuren, waaronder gemeentelijke heffingen en zorgverzekeringskosten.

De rechtbank heeft de schuldenaar en zijn advocaat gehoord tijdens de zitting en vastgesteld dat de schuldenaar niet in staat is om de boedelachterstand en nieuwe schulden voor het einde van de regeling in te lopen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de schuldenaar, na overleg met zijn advocaat, heeft aangegeven dat hij de schuldsaneringsregeling niet langer wenselijk acht. Gezien de omstandigheden en de tekortkomingen van de schuldenaar in de nakoming van de verplichtingen, heeft de rechtbank besloten de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c en d, van de Faillissementswet.

De rechtbank heeft tevens het salaris van de bewindvoerder vastgesteld, met de opmerking dat er geen baten beschikbaar zijn om vorderingen te voldoen. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 23 mei 2019
Bij vonnis van deze rechtbank van 9 september 2015 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam],
[adres]
[woonplaats]
schuldenaar,
bewindvoerder: J. Lagendaal.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 21 februari 2019 met dit verzoek ingestemd.
De bewindvoerder heeft een laatste stand van zaken aan de rechtbank doen toekomen, welke op 22 maart 2019 door de rechtbank is ontvangen.
De advocaat van schuldenaar heeft op 22 mei 2019 nog een aantal stukken aan de rechtbank doen toekomen.
De waarnemend bewindvoerder en schuldenaar, bijgestaan door zijn advocaat, zijn gehoord ter terechtzitting van 23 mei 2019.
De mondelinge uitspraak is, in overleg met schuldenaar, zijn advocaat en de bewindvoerder, bepaald op heden. Daarbij is bepaald dat het schriftelijk vonnis uiterlijk 29 mei 2019 verstuurd zal worden.

2.De standpunten

Als grond voor de voordracht tot tussentijdse beëindiging heeft de bewindvoerder aangevoerd dat schuldenaar niet heeft voldaan aan de afdrachtverplichting en de informatieverplichting. Schuldenaar heeft een geschatte boedelachterstand laten ontstaan van € 7.315,13. Daarnaast heeft schuldenaar niet maandelijks geïnformeerd en ontbreken er nog enkele salarisstroken.
De bewindvoerder heeft in de laatste stand van zaken geconstateerd dat de boedelachterstand thans € 6.698,66 bedraagt. Voorts acht de bewindvoerder de kans aannemelijk dat er nieuwe schulden zullen ontstaan. Schuldenaar heeft immers inkomsten uit arbeid ontvangen en heeft verzuimd dit bij de Belastingdienst aan te geven. De bewindvoerder verwacht dat er een terugvordering toeslagen vanuit de Belastingdienst zal komen. De informatieverplichting wordt niet nagekomen, de bewindvoerder heeft na
19 december 2018 immers geen stukken meer ontvangen van schuldenaar.
De waarnemend bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat de advocaat van schuldenaar de meeste gevraagde stukken thans heeft aangeleverd, enkele ontbreken echter nog. Na ontvangst van de stukken heeft de bewindvoerder een herberekening van de boedelachterstand gemaakt. De bewindvoerder heeft beslag gelegd op het inkomen van schuldenaar tot de beslagvrije voet. De boedelachterstand is daarom iets afgenomen en bedraagt ten tijde van de zitting nog € 6.316,21. Daarnaast heeft schuldenaar meerdere nieuwe schulden gemaakt; aan de gemeente met betrekking tot de gemeentelijke heffingen van € 331,10, aan Friesland Zorgverzekeraar van € 1.113,55, aan Havensteder van € 722,00 en aan BRK van € 500,00.
Schuldenaar heeft ter zitting verklaard dat de schuld aan BRK thans is ingelopen tot ongeveer € 50,00. Daarnaast was schuldenaar zich er niet van bewust dat hij een gewijzigd inkomen door moest geven aan de Belastingdienst. Hij heeft echter nog geen terugvordering van de Belastingdienst ontvangen.
De waarnemend bewindvoerder handhaaft ter zitting haar voordracht, nu zij de kans erg klein inschat dat schuldenaar de boedelachterstand en de nieuwe schulden kan inlopen voor het einde van de regeling. Zij heeft hierbij in aanmerking genomen dat de schuldsaneringsregeling al met anderhalf jaar verlengd is en bovendien heeft schuldenaar meerdere malen bij de bewindvoerder aangegeven dat hij niet rond kan komen van de beslagvrije voet. Het lijkt er daarom niet in te zitten dat schuldenaar meer kan aflossen.
De rechtbank heeft ter zitting met schuldenaar en zijn advocaat besproken dat het voor schuldenaar niet wenselijk is om de regeling voort te zetten als er geen uitzicht is op een schone lei. De rechtbank heeft de zitting geschorst teneinde schuldenaar in de gelegenheid te stellen met zijn advocaat te bespreken of hij de schuldsaneringsregeling wil voortzetten of dat hij akkoord gaat met een beëindiging van de regeling. Schuldenaar heeft daarna met zijn advocaat verklaard dat hij akkoord gaat met beëindiging van de regeling en een mondelinge uitspraak wil, waarbij hij zich ervan bewust is dat de hoger beroepstermijn is gaan lopen vanaf datum uitspraak, te weten 23 mei 2019.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 26.865,04 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen bovenmatige nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.
Schuldenaar is tekortgeschoten in de nakoming van de informatieverplichting. Een dag voor de zitting heeft de advocaat uiteindelijk meerdere stukken aan de bewindvoerder doen toekomen, echter, enkele stukken ontbreken nog.
Voorts is schuldenaar tekortgeschoten in de nakoming van de afdrachtverplichting. Er is een boedelachterstand ontstaan van € 6.316,21.
Schuldenaar heeft daarnaast nieuwe schulden laten ontstaan aan de gemeente met betrekking tot de gemeentelijke heffingen van € 331,10, aan Friesland Zorgverzekeraar van € 1.113,55, aan Havensteder van € 722,00 en aan BRK van € 500,00. Bovendien acht de rechtbank het aannemelijk dat er nog een terugvordering van de Belastingdienst zal komen.
Gelet op de hoogte van de nieuwe schulden en de boedelachterstand acht de rechtbank het niet aannemelijk dat schuldenaar de nieuwe schulden en de boedelachterstand voor het einde van de regeling, te weten 13 november 2020, kan inlopen. De rechtbank is van oordeel dat het niet redelijk is om de regeling te laten doorlopen nu op dit moment al duidelijk is dat schuldenaar niet in staat zal zijn om een schone lei te krijgen. Bovendien heeft schuldenaar, na overleg met zijn advocaat, besloten dat hij de toepassing van de schuldsaneringsregeling niet langer wenselijk acht.
Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenaar niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat schuldenaar, in elk geval na de waarschuwingsbrief van de rechter-commissaris van 28 september 2017, de verhoren door de rechter-commissaris op 17 november 2016 en 1 december 2017 en de behandeling van de beëindiging van de schone lei van 6 september 2018 en de behandeling bij het Hof van 6 november 2018, van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling goed op de hoogte moet zijn geweest.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c en d, Faillissementswet (hierna: Fw).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 4.633,63.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2019. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.