ECLI:NL:RBROT:2019:5045

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2019
Publicatiedatum
25 juni 2019
Zaaknummer
15.2893 ea
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de termijn van de schuldsaneringsregeling op basis van artikel 349a lid 3 Faillissementswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 mei 2019 uitspraak gedaan over de wijziging van de termijn van de schuldsaneringsregeling van een schuldenares. De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling in 2016 uitgesproken en de bewindvoerder heeft in oktober 2018 verslag uitgebracht over de voortgang. Tijdens de zitting op 4 februari 2019 zijn de bewindvoerder en de schuldenares, bijgestaan door haar advocaat, verschenen. De rechtbank heeft de zaak aangehouden om verdere standpunten te horen. De bewindvoerder meldde dat de schuldenares sinds januari 2019 tijdelijk volledig arbeidsongeschikt is en dat er een boedelachterstand van € 1.321,10 is. De advocaat van de schuldenares heeft betoogd dat de schuldenares door een ongeval niet heeft kunnen solliciteren en verzocht om verlenging van de schuldsaneringsregeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares haar verplichtingen niet naar behoren is nagekomen, maar heeft besloten om geen consequenties te verbinden aan deze tekortkomingen. De rechtbank heeft overwogen dat er sprake is van een ongeval en dat de schuldenares thans arbeidsongeschikt is. Daarom heeft de rechtbank besloten om de termijn van de schuldsaneringsregeling met veertien maanden te verlengen, zodat de schuldenares de boedelachterstand kan inlopen en de nieuwe schulden kan voldoen. Gedurende deze verlenging zal de schuldenares slechts de minimale maandelijkse bijdrage verschuldigd zijn en is de sollicitatieverplichting niet van toepassing.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de schuldsaneringsregeling nu vier jaar en twee maanden bedraagt en eindigt op 20 maart 2020. De rechtbank heeft de voorwaarden voor de verlenging van de regeling vastgesteld, waaronder de verplichting om geen nieuwe schulden te maken en de beperkte informatieverplichting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
wijziging van de termijn van de schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 20 mei 2019
Bij vonnis van deze rechtbank van 20 januari 2016 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam 1]
[adres]
[woonplaats] ,
schuldenares,
bewindvoerder: M. Klarenbeek.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft op 24 oktober 2018 schriftelijk verslag uitgebracht over de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Op 12 december 2018, 7 januari 2019 en 29 januari 2019 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht omtrent de laatste stand van zaken.
De beëindiging is behandeld ter terechtzitting van 4 februari 2019. Mevrouw H.J.E. Schoonbrood namens de bewindvoerder en schuldenares, bijgestaan door haar advocaat mr. R. Vane, zijn verschenen. Daarnaast is mevrouw [naam 2] , vrijwilliger bij Samen 010, ter terechtzitting verschenen. De afspraken die ter terechtzitting zijn gemaakt zijn opgenomen in een proces-verbaal. De rechtbank verwijst voor de gemaakte afspraken naar dit proces-verbaal.
Op 8 februari 2019 en 19 maart 2019 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht omtrent de nieuwe stand van zaken. De advocaat van schuldenares heeft hier op 1 april 2019 op gereageerd.
De rechtbank heeft vervolgens de uitspraak aangehouden en de bewindvoerder en de advocaat van schuldenares nog eenmaal in de gelegenheid gesteld om hun standpunt kenbaar te maken. Op 19 april 2019 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht omtrent de nieuwe stand van zaken. Vervolgens heeft de advocaat van schuldenares hier op 2 mei 2019 op gereageerd.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

De bewindvoerder heeft in zijn brief van 19 maart 2019 gemeld dat schuldenares op 15 februari 2019 is gekeurd en dat schuldenares vanaf januari 2019 tijdelijk volledig arbeidsongeschikt is.
Uit het rapport kan de bewindvoerder niet opmaken of schuldenares met terugwerkende kracht niet in staat was om betaalde arbeid te verrichten en te solliciteren. Verder bedraagt de boedelachterstand tot en met februari 2019 € 1.321,10. Schuldenares lost € 100,- per maand af. Daarnaast heeft schuldenares nieuwe schulden aan het Zilveren Kruis laten ontstaan van in totaal € 734,81. Voor de bewindvoerder is een verlenging, voor de periode dat schuldenares onvoldoende heeft gesolliciteerd, bespreekbaar.
De advocaat van schuldenares heeft in zijn faxbericht van 1 april 2019 aangegeven dat schuldenares vanaf mei 2018, als gevolg van de ongevalsklachten, niet meer heeft gesolliciteerd. Van de periode daarvoor heeft schuldenares zoveel mogelijk bewijsstukken verzameld en aan de bewindvoerder toegezonden. Met betrekking tot het keuringsrapport stelt de advocaat van schuldenares dat kennelijk niet door de bewindvoerder aan de verzekeringsarts is verzocht te beoordelen of schuldenares arbeidsongeschikt is als gevolg van het verkeersongeval van 27 april 2018. Dit heeft tot gevolg dat op basis van het rapport niet kan worden geconcludeerd of schuldenares vanaf april 2018 arbeids(on)geschikt was en/of is. Verder stelt de advocaat van schuldenares zich op het standpunt dat de boedelachterstand € 1.129,45 bedraagt. Van nieuwe schulden aan het Zilveren Kruis heeft schuldenares geen weet. De advocaat van schuldenares verzoekt de schuldsaneringsregeling te verlengen voor een periode van één jaar om schuldenares in de gelegenheid te stellen de boedelachterstand in te lopen.
De bewindvoerder heeft in zijn faxbericht van 19 april 2019 gesteld dat arbeidsongeschiktheid vaststellen met terugwerkende kracht in de praktijk nagenoeg onmogelijk is. Verder impliceert ‘mogelijk met terugwerkende kracht’ naar het idee van de bewindvoerder dat de afweging of het mogelijk is dit te onderzoeken bij de keuringsarts ligt en niet bij derden. De bewindvoerder concludeert dat in elk geval vaststaat dat schuldenares in de periode van januari 2017 tot het ongeval op 27 april 2018 gedurende veertien maanden onvoldoende heeft gesolliciteerd. Verder bedraagt de boedelachterstand thans € 1.029,45 per eind maart 2019. Schuldenares komt de betalingsregeling van maandelijks € 100,- correct na. Daarnaast laat de bewindvoerder weten dat de nieuwe schuld aan het Zilveren Kruis thans € 124,- bedraagt. Schuldenares heeft een betalingsregeling van € 43,- per maand getroffen. Daarnaast heeft schuldenares een nieuwe schuld aan Vestia laten ontstaan van € 880,-. Schuldenares heeft een betalingsregeling van € 100,- per maand getroffen. De betalingsregelingen worden correct nagekomen. Voor de bewindvoerder is een verlenging, voor de periode dat schuldenares onvoldoende heeft gesolliciteerd (veertien maanden), bespreekbaar.
De advocaat van schuldenares heeft in zijn faxbericht van 2 mei 2019 gesteld dat in de praktijk verzekeringsartsen regelmatig een opdracht ontvangen om de medische situatie na een ongeval te beoordelen. In dit geval had de keuringsarts, in het geval hem die vraag wel zou zijn gesteld, in het rapport de opmerking kunnen maken dat hij die vraag niet zou kunnen beantwoorden. De advocaat van schuldenares stelt zich op het standpunt dat als zelfs vast komt te staan dat schuldenares onvoldoende heeft gesolliciteerd, deze tekortkoming gelet op alle omstandigheden en met het oog op de geringe betekenis buiten beschouwing dient te worden gelaten. Namens schuldenares verzoekt de advocaat de schuldsaneringsregeling te verlengen voor een periode van tien maanden, te rekenen vanaf heden, zodat schuldenares in staat zal zijn om de boedelachterstand in te lossen.

3.De beoordeling

De rechtbank stelt vast dat schuldenares de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling niet naar behoren is nagekomen. Schuldenares heeft immers een boedelachterstand en nieuwe schulden aan het Zilveren Kruis en Vestia laten ontstaan. Daarnaast heeft schuldenares gedurende de regeling onvoldoende gesolliciteerd. Hoewel de sollicitatieverplichting een van de kernverplichtingen is in de wettelijke schuldsaneringsregeling, verbindt de rechtbank geen consequenties aan deze tekortkoming van schuldenares. Daartoe heeft zij het volgende overwogen. De rechter-commissaris heeft bij het verhoor in november 2017 geen aanleiding in de tekortkoming gezien om de regeling te verlengen, dan wel een verlenging in het vooruitzicht te stellen. In de periode van november 2017 tot het ongeval in april 2018 is aannemelijk dat schuldenares geprobeerd heeft, weliswaar onvoldoende, om een baan te verkrijgen in haar oude vak waarin zij 28 jaar werkzaam is geweest. Aannemelijk is geworden dat er sprake is geweest van een ongeval en een ernstige mishandeling met ziekenhuisopname waarbij schuldenares is betrokken. Na het ongeval is geen keuring verzocht. Tenslotte wijst het keuringsrapport van 19 februari 2019 aan dat schuldenares thans arbeidsongeschikt is.
De rechtbank ziet gelet op het bovenstaande wel aanleiding schuldenares een laatste kans te bieden om de overige tekortkomingen te herstellen. De rechtbank verlengt daarom de termijn, gedurende welke de schuldsaneringsregeling van toepassing is, met veertien maanden. De verlenging is bedoeld om schuldenares in de gelegenheid te stellen de thans bestaande boedelachterstand volledig in te lopen en de nieuwe schulden aan het Zilveren Kruis en Vestia te voldoen. Indien schuldenares de boedelachterstand en de nieuwe schulden eerder heeft ingelopen kan een verzoek tot verkorting van de verlengde looptijd worden gedaan.
Gedurende de verlenging zal schuldenares slechts de minimale maandelijkse boedelbijdrage verschuldigd zijn. De informatieverplichting zal gedurende de verlenging beperkt zijn tot het verstrekken van informatie met betrekking tot het inlopen van de boedelachterstand en de schulden aan het Zilveren Kruis en Vestia. De verplichting om geen nieuwe schulden te maken zal onverkort van kracht zijn. De sollicitatieverplichting zal evenwel niet van toepassing zijn.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijzigt de termijn van de schuldsaneringsregeling, in die zin dat deze vier jaar en twee maanden bedraagt en daarmee eindigt op 20 maart 2020;
- bepaalt dat gedurende de verlenging:
o de boedelafdracht ziet op het inlossen van de boedelachterstand en dat daarnaast slechts de minimale maandelijkse bijdrage verschuldigd is;
o de informatieverplichting beperkt is tot het verstrekken van informatie met betrekking tot het inlopen van de boedelachterstand en de nieuwe schulden;
o de verplichting om geen nieuwe schulden te maken onverkort van toepassing blijft;
o de sollicitatieverplichting niet van toepassing is.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van mr. L. Timmermans, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2019. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.