ECLI:NL:RBROT:2019:5085

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2019
Publicatiedatum
26 juni 2019
Zaaknummer
7642702
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel arbeidsovereenkomst en transitievergoeding bij PostNL na reorganisatie

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in een verzoek van een werknemer, aangeduid als [verzoeker], tegen zijn werkgever Koninklijke PostNL B.V. Het verzoek betreft de herstel van de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] met terugwerkende kracht per 1 februari 2019, na een reorganisatie waarbij zijn functie als Teamleider Sorteren was komen te vervallen. De werknemer heeft verzocht om herstel in de functie van Teamcoach Sorteren, alsook om betaling van een volledige transitievergoeding van € 24.041,13 bruto, onder aftrek van een eerder ontvangen vergoeding van € 14.900,42 bruto uit het Sociaal Plan van PostNL. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de functies Teamleider en Teamcoach uitwisselbaar zijn en dat de werknemer ten onrechte boventallig was verklaard. De rechter heeft geoordeeld dat PostNL de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] moet herstellen per 1 juli 2019, met een arbeidsomvang van 20 uur per week en een salaris van € 1.528,18 bruto per maand. Tevens is PostNL veroordeeld om de WW-uitkering van [verzoeker] aan te vullen tot 100% van het laatstverdiende loon en een vergoeding te betalen voor gemiste pensioenafdrachten. De kantonrechter heeft geen dwangsom opgelegd, aangezien PostNL heeft aangegeven de veroordelingen na te zullen komen. De overige verzoeken van [verzoeker] zijn afgewezen, waaronder de verzoeken tot nabetaling van salaris en een billijke vergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7642702 VZ VERZ 19-5838
uitspraak: 26 juni 2019
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in het verzoek van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats verzoeker] ,
verzoeker,
gemachtigde: M. Van Ark,
tegen
Koninklijke PostNL B.V.
statutair gevestigd te ‘s-Gravenhage,
verweerster,
gemachtigde: mr. B. Filippo.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [verzoeker] ’ en ‘PostNL’.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift, binnengekomen ter griffie op 27 maart 2019, met bijlagen;
  • het verweerschrift, binnengekomen ter griffie op 29 mei 2019, met bijlagen;
  • de fax van 3 juni 2019 van PostNL, met de juiste productie 1;
  • de pleitnotities van [verzoeker] ;
  • de pleitnotities van PostNL.
De mondelinge behandeling van het verzoek is gehouden op 4 juni 2019. [verzoeker] is in persoon verschenen, vergezeld van de gemachtigde. Namens PostNL zijn verschenen de heer
[naam 1] en mevrouw [naam 2] , eveneens vergezeld van de gemachtigde.
Van het ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekeningen gehouden.
Per fax van 12 juni 2019 heeft de gemachtigde van PostNL laten weten dat partijen er niet in zijn geslaagd om tot een minnelijke regeling te komen.
De uitspraak van de beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende vaststaande feiten.
2.1
PostNL houdt zich - kort gezegd - bezig met het uitoefenen van activiteiten op het gebied van het vervoer en de bezorging van postzendingen en goederen in de ruimste zin van het woord. Bij PostNL zijn circa 30.000 personeelsleden werkzaam.
2.2
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum verzoeker] , is met ingang van 1 juni 1997 bij (de rechtsvoorganger van) PostNL in dienst getreden en was laatstelijk werkzaam in de functie van Teamleider Sorteren op het Sorteercentrum in Rotterdam. Het salaris van [verzoeker] bedroeg € 1.528,18 bruto per maand voor een dienstverband van 20 uur per week, exclusief emolumenten.
2.3
Op de arbeidsovereenkomst is de cao PostNL (hierna: de cao) van toepassing.
2.4
Als gevolg van werkvermindering en organisatorische wijzigingen was PostNL genoodzaakt om in 2016 haar bedrijfstak Collectie & Sorteren in fases te reorganiseren. De functie van Teamleider Sorteren op verschillende sorteercentra vervalt en twee nieuwe functies (Teamleider Sorteren en Proces Expert) zullen worden geïntroduceerd. PostNL heeft met de vakbonden een Sociaal Plan opgesteld.
2.5
Artikel 3.6. Fase D (direct vertrek) en fase E (Begeleiding Mobility van het Sociaal Plan luidt – voor zover van belang – als volgt:
1.
De medewerker die de schriftelijke mededeling overcompleet heeft ontvangen als bedoeld in artikel 3.5. van dit Sociaal Plan, heeft de keuze tussen:
  • Fase D: een beëindigingsovereenkomst met direct vertrek met een beëindigingsvergoeding op basis van artikel 3.8 van dit Sociaal plan. Het einde van de arbeidsovereenkomst ligt exact uiterlijk 4 weken na datum overcompleet en derhalve zonder inachtneming van de voor deze medewerker geldende opzegtermijn, of
  • Fase E: een beëindigingsovereenkomst waarin begeleiding van werk naar werk door Mobility wordt geboden tijdens een voortgezet, maar eindig dienstverband conform artikel 3.9. van dit Sociaal Plan.
2.6
In artikel 3.11. van het Sociaal Plan staat – voor zover van belang – het volgende:
Als de medewerker die overcompleet is, niet (tijdig) een beëindigingsovereenkomst ondertekent als bedoeld in artikel 3.6. van dit Sociaal Plan, start de PostNL na de interne herplaatsingsperiode een ontslagtoestemmingsprocedure bij het UWV.
Gedurende de ontslagtoestemmingsprocedure bij het UWV tot de einddatum van het dienstverband wordt van de overcomplete medewerker verwacht dat hij meewerkt aan de begeleiding van werk naar werk door Mobility. In dat kader is het bepaalde in artikel 3.10 van dit Sociaal plan eveneens van toepassing.
Werkgever zegt het dienstverband van de overcomplete medewerker op, nadat hij hiervoor toestemming heeft gekregen van het UWV. Bij de opzegging van de arbeidsovereenkomst neemt PostNL de voor de medewerker geldende opzegtermijn in acht.
De medewerker ontvangt in verband met de beëindiging van zijn dienstverband de TV.
Doordat de medewerker geen keuze maakt als bedoeld in artikel 3.6 van dit Sociaal plan, moet werkgever zich wenden tot het UWV ter verkrijging van de toestemming voor opzegging wegens bedrijfseconomische omstandigheden om te komen tot een beëindiging van het dienstverband met de medewerker. Gedurende de periode van de ontslagtoestemmingsprocedure bij het UWV is [verzoeker] nog steeds vrijgesteld van werkzaamheden met doorbetaling van het maandinkomen en wordt hij begeleid van werk naar werk door Mobility. (….) Een van de uitgangspunten van dit Sociaal Plan is dat eerder vertrek financieel wordt gestimuleerd. De loonkosten die PostNL maakt vanaf de eerste na afloop van de interne herplaatsingsperiode, als bedoeld in 3.7 van dit Sociaal plan, tot de eerste dag waarop de voor de medewerker geldende opzegtermijn start, als bedoeld in artikel 3 van dit artikel, worden daarom in mindering gebracht op de door medewerker te ontvangen transitievergoeding.
2.7
Op 11 oktober 2016 is [verzoeker] op de hoogte gebracht dat PostNL voornemens is de functie Teamleider Sorteren te laten vervallen.
2.8
Per 5 oktober 2017 is de functie Teamcoach Sorteren vacant gesteld. [verzoeker] heeft niet op deze functie gesolliciteerd.
2.9
In een brief van 4 januari 2018 wordt [verzoeker] geïnformeerd dat hij per 26 februari 2018 formeel overcompleet is. [verzoeker] heeft geen keuze gemaakt en is daarom begin 2018 automatisch in de nadere begeleiding voor PostNL Mobility terecht gekomen (fase E).
2.1
Bij beschikking van 6 maart 2018 heeft de kantonrechter te Amsterdam in een vergelijkbare zaak die op het sorteercentrum van PostNL in Amsterdam speelde, geoordeeld dat de functies van Teamleider Sorteren en Teamcoach Sorteren wel uitwisselbaar met elkaar zijn. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 16 oktober 2018 de beschikking van de kantonrechter bevestigd.
2.11
Op 1 april 2018 heeft [verzoeker] op de functie Teamcoach Sorteren gesolliciteerd. Hij is niet geschikt bevonden voor deze functie.
2.12
PostNL heeft op 2 mei 2018 het UWV om toestemming gevraagd om de arbeids-overeenkomst met [verzoeker] op te zeggen vanwege bedrijfseconomische redenen (fase F).
2.13
Het UWV heeft op 28 juni 2018 een ontslagvergunning verleend aan PostNL.
2.14
PostNL heeft de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] per 3 juli 2018 opgezegd tegen
1 februari 2019 onder betaling van de in haar Sociaal Plan met de vakbonden overeengekomen vergoeding ten bedrage van € 14.900,42 bruto.

3.Het (gewijzigde) verzoek van [verzoeker] en de grondslag daarvan

[verzoeker] heeft verzocht, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
I. PostNL te verplichten om de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht per 1 februari 2019 te herstellen en [verzoeker] toe te laten tot de functie Teamcoach Sorteren met een arbeidsomvang van 32 uur per week op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat PostNL daarmee in gebreke blijft;
II. PostNL te verplichten tot het uitbetalen van een volledige transitievergoeding van € 24.041,13 bruto onder aftrek van de reeds ontvangen vergoeding uit het Sociaal Plan van € 14.900,42 bruto;
III. PostNL te verplichten tot het nabetalen van salaris van 12 uur per week vanaf 1 mei 2018 inclusief emolumenten;
IV. PostNL te verplichten tot het nabetalen van salaris van 10,5 uur per week vanaf 1 maart 2018 tot 1 mei 2018 inclusief emolumenten;
subsidiair:
V. PostNL te verplichten dat als de arbeidsovereenkomst ontbonden (ktr: bedoeld zal zijn: opgezegd) blijft om PostNL te veroordelen tot betaling van de billijke vergoeding van € 120.000,00 bruto en uitbetaling van de volledige transitievergoeding van € 24.041,13 bruto met vergoeding van de proceskosten;
VI. PostNL te verplichten tot het nabetalen van salaris van 12 uur per week vanaf 1 mei 2018 inclusief emolumenten;
VII. PostNL te verplichten tot het nabetalen van salaris van 10,5 uur per week vanaf 1 maart 2018 tot 1 mei 2018 inclusief emolumenten;
3.1
Aan het verzoek heeft [verzoeker] naast de bovenstaande vaststaande feiten - kort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag.
3.1.1
De arbeidsovereenkomst is opgezegd in strijd met artikel 7:669 lid 3 onderdeel a. Het UWV heeft aan PostNL ten onrechte toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] op te zeggen. De functies Teamleider Sorteren en Teamcoach sorteren zijn wel uitwisselbaar. Voor zover deze functies niet uitwisselbaar zijn, had [verzoeker] met behulp van scholing herplaatst moeten worden in een passende functie. De functie Teamcoach Sorteren dient als passend te worden beschouwd.
3.1.2
De arbeidsovereenkomst dient met terugwerkende kracht te worden hersteld per
1 februari 2019. Door toedoen van PostNL heeft [verzoeker] zijn WW-rechten aangesproken. [verzoeker] ziet graag dat de situatie wordt gekeerd in een dusdanige situatie waarbij hij zijn WW-rechten niet heeft aangesproken. De arbeidsovereenkomst dient te worden hersteld per 1 februari 2019, waarbij [verzoeker] de onverschuldigde betaalde WW-uitkering aan het UWV terugbetaalt.
3.1.3
Er dient te worden uitgegaan van een arbeidsovereenkomst met een arbeidsomvang van 32 uur per week. In de drie maanden voorafgaand aan de datum waarop [verzoeker] overcompleet werd verklaard heeft hij overuren gemaakt. Ook heeft [verzoeker] op een uitwisselbare functie gesolliciteerd voor 32 uur per week. Per 1 mei 2018 bedraagt de arbeidsovereenkomst 32 uur per week en vanaf 1 mei 2018 heeft [verzoeker] recht op nabetaling van 12 uur per week. [verzoeker] heeft vanaf 1 maart 2018 tot 1 mei 2018 recht op nabetaling van 10,5 uur per week, omdat vanaf 1 maart 2018 de arbeidsomvang op basis van het rechtsvermoeden conform artikel 7:610 b BW op zijn minst 30,5 uur bedroeg.
3.1.4
Voor zover de arbeidsovereenkomst hersteld wordt tegen een datum die in de toekomst ligt, verzoekt [verzoeker] de kantonrechter om PostNL te veroordelen om de WW-uitkering aan te vullen tot 100% van het laatst verdiende salaris, uitgaande van een arbeidsovereenkomst van 32 uur per week en een lumpsum te verstrekken ter dekking van gemiste pensioenafdrachten.
3.1.5
[verzoeker] is van mening dat hij niet tot terugbetaling van het ontvangen bedrag van € 14.900,42 bruto is gehouden. Vanwege de vele overwerkuren die hij uitbetaald had gekregen, had [verzoeker] een veel hoger salaris dan vanaf het moment dat hij niet meer heeft gewerkt. Vanaf die periode heeft [verzoeker] de ontvangen vergoeding ook daadwerkelijk moeten gebruiken om zijn salaris aan te vullen. Uit artikel 7:682 lid 6 BW blijkt dat de kantonrechter slechts voorzieningen omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking van de arbeidsovereenkomst kan treffen. Het terugbetalen van een ontvangen voorziening ex artikel 7:673 b BW valt buiten de situatie die ziet op een voorziening omtrent de rechtsgevolgen van een onderbreking van de arbeidsovereenkomst.
3.1.6
[verzoeker] heeft recht op volledige uitbetaling van de transitievergoeding ten bedrage van
€ 24.041,13 bruto. Het Sociaal Plan voorziet niet in een situatie waarin personeel onterecht boventallig wordt verklaard. Dit betekent dat PostNL de transitievergoeding volledig moet uitbetalen. Aangezien [verzoeker] reeds een bedrag van € 14.900,42 bruto heeft ontvangen, heeft [verzoeker] nog recht op een nabetaling van € 9.140,71 bruto.
3.1.7
Voor zover de arbeidsovereenkomst niet wordt hersteld, verzoekt [verzoeker] naast een volledige transitievergoeding een billijke vergoeding van € 120.000,00 bruto.
4. Het verweer
PostNL is bereid de arbeidsovereenkomst op zo kort mogelijke termijn te herstellen, in de functie van Teamcoach Sorteren voor 20 uur per week en daarbij de sinds 1 februari 2019 tot datum herstel door [verzoeker] ontvangen WW-uitkering tot 100% van het laatstverdiende loon te suppleren en hem een vergoeding ter dekking van zijn gemiste pensioenafdracht te betalen, onder bepaling ex artikel 7:682 lid 6 BW dat [verzoeker] conform het Sociaal Plan ontvangen vergoeding € 14.900,42 bruto binnen 4 weken na de datum van herstel aan PostNL terugbetaalt.
4.1
Daartoe heeft PostNL – zakelijk en verkort weergegeven – het volgende aangevoerd.
4.1.1
PostNL meent primair dat er geen grondslag is om de arbeidsovereenkomst te herstellen, maar is gelet op de recente uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam vanuit proceseconomische overwegingen wel bereid dat te doen. Er is echter geen plaats voor herstel van de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht, omdat [verzoeker] zich noch in aanloop naar noch bij het einde van zijn arbeidsovereenkomst noch daarna beschikbaar heeft gesteld en/of gehouden voor de bedongen dan wel andere arbeid bij PostNL en hij bovendien sinds 1 februari 2019 een WW-uitkering ontvangt. Zou de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht worden hersteld, dan zou [verzoeker] dubbele inkomsten genieten. Bij herstel van de arbeidsovereenkomst ligt de datum in de toekomst én dienen de voorwaarden voor deze herstelde arbeidsovereenkomst dezelfde te zijn als de voorgaande arbeidsovereenkomst, dus een arbeidsomvang van 20 uur per week. Dat [verzoeker] overuren heeft gemaakt of dat er een vacature voor 32 uur per week heeft opengestaan, maakt niet dat de bedongen arbeid 32 of 30,5 uur per week is geworden. Zou [verzoeker] na herstel van de arbeidsovereenkomst voor 20 uur per week in drukke periodes extra uren moeten werken, dan worden deze uren als meeruren aan hem uitbetaald, conform de cao.
4.1.2
PostNL ziet niet in waarom zij gehouden zou zijn om bij herstel van de arbeidsovereenkomst ook nog eens een transitievergoeding aan [verzoeker] te betalen, te meer niet nu er geen grond bestaat voor betaling van de transitievergoeding aangezien zij een gelijkwaardige voorziening in de zin van artikel 7:673 b BW met de vakbonden in haar Sociaal Plan is overeengekomen, die zij aan [verzoeker] heeft uitgekeerd bij de beëindiging van het dienstverband. Deze voorziening is in de plaats van de wettelijke transitievergoeding ex artikel 7:673 BW getreden. Mocht er wel aanleiding bestaan PostNL te veroordelen een transitievergoeding aan [verzoeker] uit te betalen, dan dient de reeds door [verzoeker] ontvangen voorziening uit het Sociaal Plan van € 14.900,42 bruto in mindering te worden gebracht.
4.1.3
Voorts is PostNL van mening dat bij herstel van de arbeidsovereenkomst [verzoeker] de vergoeding uit het Sociaal Plan aan PostNL dient te worden terugbetaald. Uit de Amsta-beschikking volgt dat een veroordeling van de werknemer tot terugbetaling van de transitievergoeding moet worden aangemerkt als een voorziening omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:682 lid 6 BW. Er is thans geen sprake meer van inkomen- en/of pensioenschade.
4.1.4
Er is geen reden voor toekenning van de door [verzoeker] verzochte dwangsommen. PostNL zal uit eigen initiatief een beschikking naleven.
4.1.5
Evenmin is er grond tot het toekennen van een billijke vergoeding. Herstel van de arbeidsovereenkomst is immers mogelijk en aan [verzoeker] aangeboden. Van verwijtbaar handelen, laat staan ernstig verwijt handelen dat aan herstel van de arbeidsovereenkomst in de weg zou staan is geen sprake.

5.De beoordeling van het verzoek

5.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden hersteld, zo ja, tegen welke datum en onder welke voorwaarden dit herstel moet plaatsvinden.
5.2
PostNL heeft aangegeven dat zij, gelet op het recente arrest van het Gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2018:3793) waarin uitspraak is gedaan over de uitwisselbaarheid van de functies van Teamleider Sorteren en Teamcoach Sorteren bij PostNL, vanuit proceseconomische overwegingen bereid is over te gaan tot herstel van de arbeidsovereenkomst.
5.3
Nu PostNL bereid is om de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] te herstellen, zal de kantonrechter haar tot herstel van de arbeidsovereenkomst veroordelen, per 1 juli 2019. Voor een herstel met terugwerkende kracht is naar het oordeel van de kantonrechter geen aanleiding. PostNL heeft immers aangegeven dat zij bereid is om vanaf 1 februari 2019 tot datum herstel de door [verzoeker] ontvangen WW-uitkering tot 100% van het laatstverdiende loon te suppleren en hem een vergoeding ter dekking van zijn gemiste pensioenafdracht te betalen. De kantonrechter acht dit voorstel passend en billijk en zal, ex artikel 7:682 lid 6 BW, dusdanige voorzieningen treffen als in het dictum weergegeven.
5.4
Gelet op het feit dat de oude functie van [verzoeker] is vervallen, zal [verzoeker] de functie van Teamcoach Sorteren gaan bekleden voor eveneens 20 uur per week. De door [verzoeker] aangevoerde standpunten vormen geen grondslag om uit te gaan van een arbeidsomvang van 32 uur dan wel 30,5 uur per week. Dat [verzoeker] overwerk verrichtte brengt geen wijziging in de omvang van de overeengekomen arbeidsduur. Het wetsartikel waarop [verzoeker] zich in dit kader beroept, artikel 7:610b BW, betreft het rechtsvermoeden van de omvang van de arbeid en daaraan gekoppeld de loonplicht. Deze bepaling heeft geen betrekking om de omvang van de arbeidsovereenkomst. Voorts heeft [verzoeker] aangevoerd dat de functie Teamcoach Sorteren die vacant kwam en op welke functie hij op 1 april 2018 heeft gesolliciteerd, een arbeidsomvang had van 32 uur per week. Niet valt in te zien op grond waarvan dit gegeven de conclusie zou kunnen rechtvaardigen dat het dienstverband van [verzoeker] van 20 uur zou moeten worden verhoogd naar 32 uur per week.
Dit leidt ertoe dat aangezien [verzoeker] een arbeidsovereenkomst had voor 20 uur per week tegen een salaris van € 1.528,18 bruto per maand, PostNL de arbeidsovereenkomst tegen diezelfde voorwaarden dient te herstellen. De kantonrechter zal daarom PostNL veroordelen om per 1 juli 2019 [verzoeker] toe te laten tot de functie Teamcoach Sorteren met een arbeidsomvang voor 20 uur per week tegen een salaris van € 1.528,18 bruto per maand. Er zal geen dwangsom worden opgelegd, aangezien PostNL heeft aangegeven dat zij deze veroordelingen zal nakomen. Voor de overige onderdelen tot nabetaling van het salaris is geen grondslag, zodat deze zullen worden afgewezen.
5.5
Vervolgens dienen de vragen te worden beantwoord of de transitievergoeding verschuldigd is dan wel blijft na herstel van de arbeidsovereenkomst alsmede of [verzoeker] tot terugbetaling van de voorziening uit Sociaal Plan ten bedrage van €14.900,42 bruto is gehouden. Daarbij dient eerst de door [verzoeker] opgeworpen vraag te worden beantwoord of de voorziening uit het Sociaal Plan wel kan worden beschouwd als een gelijkwaardige voorziening zoals bedoeld in artikel 7:673b BW.
5.6
De wettelijke regeling van de transitievergoeding is niet van toepassing als in een cao voor werknemers als bedoeld in artikel 7:673 lid 1 en artikel 7:673a BW een gelijkwaardige voorziening is opgenomen. Onder “gelijkwaardige voorziening” moet volgens de parlementaire geschiedenis worden verstaan “een voorziening in geld of in natura (of een combinatie daarvan) die het equivalent vormt van hetgeen waarop een werknemer aanspraak kan maken op grond van de wettelijke regeling van de transitievergoeding”. Of sprake is van een gelijkwaardige voorziening is voor het overige vooral een kwestie van feitelijke waardering aan de hand van de omstandigheden van het geval. Het moet voorts een gelijkwaardige voorziening betreffen op het niveau van de individuele werknemer.
5.7
Vast staat dat de wettelijke transitievergoeding waarop [verzoeker] gezien zijn arbeidsduur en inkomen op grond van artikel 7:673 op 1 februari 2019 recht had
€ 24.041,13 bruto bedroeg. [verzoeker] heeft op grond van het Sociaal Plan een bedrag van
€ 14.900,42 bruto ontvangen, zodat de nominale waarde van deze laatste voorziening (aanzienlijk) lager is. PostNL heeft betoogd dat desondanks wel degelijk sprake is van een gelijkwaardige voorziening, niet alleen omdat de cao-partijen de voorziening als zodanig hebben bestempeld, maar ook aangezien de voorziening voorziet in een verlengde loondoorbetaling tijdens vrijstelling van de werknemer van het werk, gedurende welke periode de werknemer bovendien gebruik mag maken van de diensten van het mobiliteitscentrum Mobility.
Vooropgesteld zij dat het door de cao-partijen bestempelen van een voorziening als gelijkwaardige voorziening in de zin van artikel 7:673 slechts een van de gezichtspunten is om te beoordelen of een dergelijke voorziening in het individuele geval voor de betreffende werknemer gelijkwaardig is. De onderhavige voorziening in het Sociaal Plan ziet op de situatie waarin een werknemer overcompleet is verklaard en niet de keuze maakt om in te stemmen met een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Voor die situatie bepaalt het Sociaal Plan dat de werknemer wordt vrijgesteld van werk met doorbetaling van zijn loon en dat de werknemer door Mobility wordt begeleid naar ander werk. De loonkosten vanaf de interne herplaatsingsperiode tot aan de dag waarop de opzegtermijn voor de werknemer geldt worden op grond van deze regeling in mindering gebracht op de transitievergoeding.
[verzoeker] heeft terecht betoogd dat aangezien hij ten onrechte boventallig is verklaard, omdat hij - en aan dit oordeel heeft PostNL zich in deze procedure gerefereerd - in de functie van Teamcoach Sorteren geplaatst had kunnen worden, er geen grond is om voornoemde loonkosten in mindering te brengen op de transitievergoeding. [verzoeker] heeft immers geen profijt gehad van het vrijgesteld zijn van werk en de mogelijkheid van begeleiding door Mobility nu hij ten onrechte en tegen zijn wil vanaf 26 februari 2018 op non actief gesteld.
Aldus bezien is de waarde voor [verzoeker] van de aan hem uitgekeerde vergoeding (aanzienlijk) lager dan de transitievergoeding die verschuldigd is op grond van artikel 7:673 BW. Dit leidt ertoe dat naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval niet gesproken kan worden van een gelijkwaardige voorziening in de zin van artikel 7:673b BW. Dit betekent dat [verzoeker] op 1 februari 2019 bij de opzegging van de arbeidsovereenkomst recht had op de volledige transitievergoeding ten bedrage van € 24.041,13 bruto.
5.8
Thans dient de vraag te worden beantwoord of de transitievergoeding verschuldigd is of blijft na herstel van de arbeidsovereenkomst.
5.9
Uit de systematiek van artikel 7:673 lid 1 BW vloeit voort dat de transitievergoeding verschuldigd is wanneer de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever is opgezegd, ontbonden is of niet is voortgezet. De transitievergoeding wordt niet door de rechter toegekend, maar de aanspraak daarop vloeit uit de wet voort wanneer aan de daarin gestelde voorwaarden is voldaan. Bij herstel van de arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt de opzegging niet ongedaan gemaakt, zodat de rechtsgrond aan betaling van de transitievergoeding niet komt te ontvallen. De reeds door [verzoeker] ontvangen vergoeding van € 14.900,42 bruto dient derhalve te worden beschouwd als een gedeeltelijke betaling van de aanspraak van de transitievergoeding van € 24.041,13 bruto. Tot veroordeling van een aanvullende betaling aan [verzoeker] op het reeds uitgekeerde bedrag, zoals [verzoeker] verzoekt, ziet de kantonrechter onvoldoende aanleiding en evenmin ziet zij grond voor toewijzing van het verzoek van PostNL om op grond van artikel 7:682 lid 6 BW verzocht een voorziening te treffen inhoudende dat [verzoeker] bij herstel van de arbeidsovereenkomst wordt veroordeeld het bedrag van € 14.900,42 bruto aan PostNL terug te betalen. De kantonrechter overweegt daartoe het navolgende.
5.1
De vraag of [verzoeker] tot terugbetaling van de voorziening uit het Sociaal Plan ten bedrage van € 14.900,42 bruto is gehouden, en zo ja, in hoeverre deze voorziening ex artikel 7:682 lid 6 BW moet worden getroffen, dient te worden beantwoord in samenhang met de andere te treffen voorzieningen, zoals die met betrekking tot compensatie voor inkomensschade of pensioenschade. Het geheel van voorzieningen als bedoeld in artikel 7:682 lid 6 BW heeft tot doel dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het nadeel veroorzaakt door de onderbreking van de arbeidsovereenkomst.
[verzoeker] heeft ter zitting aangevoerd dat hij het ontvangen bedrag van € 14.900,42 bruto reeds (gedeeltelijk) heeft moeten gebruiken vanwege zijn salarisvermindering vanaf 1 februari 2019. Vanwege de beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft [verzoeker] niet extra kunnen werken en daardoor ook geen extra uren uitbetaald gekregen. [verzoeker] heeft die aanvulling dus nodig gehad. Gegeven die omstandigheid en het feit dat PostNL op grond van artikel 7:673 lid 5 BW, waarin is bepaald dat bij een hernieuwd ontslag de reeds betaalde (in casu gedeeltelijke) transitievergoeding in mindering mag worden gebracht op de dan te betalen transitievergoeding, is de kantonrechter van oordeel dat het door PostNL ex artikel 7:682 lid 6 BW verzochte voorziening niet behoeft te worden getroffen. Evenmin ziet de kantonrechter grond om PostNL te veroordelen tot betaling van een aanvullende vergoeding, nu PostNL reeds veroordeeld zal worden tot een suppletie van de ontvangen WW-uitkering tot 100% van het loon en aanvulling van de gemiste pensioenafdrachten.
5.11
Nu het primaire verzoek tot herstel van de arbeidsovereenkomst zal worden toegewezen, is er geen plaats voor toekenning van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:682 lid 1 sub b BW. Aan het subsidiaire verzoek wordt dan ook niet toegekomen.
5.12
PostNL zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de proceskosten.

6.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt PostNL om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te herstellen met ingang van
1 juli 2019 en [verzoeker] ook per die datum toe te laten tot de functie Teamcoach Sorteren met een arbeidsomvang van 20 uur per week, tegen een salaris van € 1.528,18 bruto per maand;
veroordeelt PostNL om - binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking – het door [verzoeker] sinds 1 februari 2019 tot 1 juli 2019 ontvangen WW-uitkering tot 100% van het laatstverdiende loon te suppleren;
veroordeelt PostNL om aan [verzoeker] - binnen veertien dagen na betaling van deze beschikking - een vergoeding te betalen ter dekking van zijn gemiste pensioenafdracht over de periode van 1 februari 2019 tot 1 juli 2019;
veroordeelt PostNL in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verzoeker] vastgesteld op € 721,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.I. Mentink uitgesproken ter openbare terechtzitting.
821