“De angst van de moeder voor de vader kan niet anders dan een grote invloed hebben of in ieder geval krijgen op de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] is primair gebaat bij een hoofdopvoeder die psychisch niet zo zwaar belast wordt door angst voor de vader, dat dat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] schade toe kan brengen.
Voorts is de situatie gewijzigd ten opzichte van die, ten tijde van het eerdere KSCD onderzoek. De situatie tussen de vader en mw. [naam ex-partner vader] is gekanteld, mogelijk is of wordt de verblijfsvergunning van de vader ingetrokken, en de moeder heeft sinds 19 december 2018 het éénhoofdig gezag over [voornaam minderjarige] .
Verder valt niet uit te sluiten dat de moeder terecht de angst heeft dat de vader op enig moment dreigementen ten uitvoer brengt, en dat dus het contact tussen [voornaam minderjarige] en zijn vader, zeker als dat geïntensiveerd wordt en/of op termijn onbegeleid zou moeten gaan plaatsvinden, veiligheidsrisico’s voor de moeder en/of [voornaam minderjarige] inhoudt. Het is opmerkelijk dat de andere moeder van een kind van de vader, mw. [naam ex-partner vader] , gelet op de aangiftes die in het geding zijn gebracht, eveneens blijk heeft gegeven van grote angst voor de vader.”
De kinderrechter achtte het van belang dat een nieuw KSCD-onderzoek wordt uitgevoerd naar wat het effect op [voornaam minderjarige] is en zal zijn, als de omgang in stand wordt gehouden c.q. wordt geïntensiveerd c.q. op termijn buiten aanwezigheid van de moeder zou gaan plaatsvinden. Voorts achtte de kinderrechter het van belang dat de GI alsnog een inschatting maakt van de gegrondheid van door de moeder gestelde veiligheidsrisico’s.
De kinderrechter heeft de GI verzocht voor de zitting van 14 juni 2019 het oorspronkelijke raadsrapport, het KSCD-rapport van augustus 2017 en het nieuwe KSCD-onderzoek toe te sturen en nader te rapporteren.