ECLI:NL:RBROT:2019:515

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2019
Publicatiedatum
24 januari 2019
Zaaknummer
AWB-19_21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake aanwijzing veiligheidsrisicogebied door burgemeester van Schiedam

Op 22 januari 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een verzoeker, een inwoner van Schiedam, een voorlopige voorziening vroeg tegen een besluit van de burgemeester van Schiedam. Dit besluit, genomen op 26 september 2018, hield in dat bepaalde wijken in Schiedam voor de periode van 29 september 2018 tot en met 29 maart 2019 waren aangewezen als veiligheidsrisicogebied. De verzoeker had eerder bezwaar gemaakt tegen dit besluit en had op 14 december 2018 opnieuw verzocht om een voorlopige voorziening, nadat een eerder verzoek op 7 november 2018 was afgewezen.

Tijdens de zitting op 17 januari 2019 bevestigde de verzoeker dat zijn verzoek enkel was gebaseerd op de ontbrekende motivering van het besluit en dat hij geen belang had bij wijziging of schorsing van het besluit zelf. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van een processuele misslag en dat de rechtspraak niet bedoeld is als kwaliteitscontrole op overheidshandelen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening moest worden afgewezen, omdat de verzoeker niet had aangetoond dat hij een spoedeisend belang had bij de gevraagde voorziening.

De voorzieningenrechter, mr. A.P. Hameete, wees het verzoek af en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 4
zaaknummer: ROT 19/21
uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 januari 2019 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker],

en

de burgemeester van Schiedam, verweerder,

gemachtigde: mr. J. van der Heiden.

Procesverloop

Bij besluit van 26 september 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de wijken Centrum, Nieuwland en Oost, een deel van de wijk Groenoord en een deel van de wijk West voor de periode van 29 september 2018 tot en met 29 maart 2019 aangewezen als veiligheidsrisicogebied.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Nadat een tegen dit besluit op 7 november 2018 gevraagde voorziening werd afgewezen, heeft verzoeker op 14 december 2018 opnieuw verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2019.
Verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van 6 december 2018 (ROT 18/5744) heeft de voorzieningenrechter het eerdere verzoek om voorlopige voorziening dat was gericht tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard. Volgens verzoeker was de eerdere uitspraak berust op een processuele misslag, omdat een concludente motivering voor de niet-ontvankelijk verklaring ontbreekt.
2. In de uitspraak ECLI:NL:RVS: 2018:3746, waar verzoeker naar heeft verwezen, lijkt de Afdeling bestuursrechtspraak in weerwil van artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), rekening te houden met de mogelijkheid dat, onder gelijkblijvende omstandigheden als bij het eerdere verzoek, een nieuw verzoek bij de voorzieningenrechter wordt ingediend als in de eerdere uitspraak op dat verzoek een processuele misslag heeft plaatsgehad. Verzoeker moet dat dan wel goed onderbouwen.
3. In de uitspraak van 6 december 2018 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang, gelet op de termijn waarop de beslissing op bezwaar kan worden verwacht. Dat ligt, met name omdat het bestreden besluit maar tijdelijk van kracht is, in essentie nu niet anders, ook al heeft verweerder op de zitting de datum gegeven waarop de hoorzitting is gepland en de intentie benadrukt binnen de wettelijke termijn op het bezwaarschrift te beslissen.
4. De uitspraak van 6 december 2018 berust aldus verzoeker op een kennelijke misslag, omdat de voorzieningenrechter niet heeft onderkend dat het hem niet alleen begonnen was om de onderliggende motivering van het bestreden besluit, maar ook om schorsing van dat besluit, zodat in de uitspraak ook zichtbaar zou zijn geworden dat en hoe de totstandkoming van dat besluit gebrekkig is verlopen. Met het besluit als zodanig had en heeft hij geen moeite – de burgemeester zal daar voldoende redenen voor hebben gehad, veronderstelt hij – maar het gaat om de fouten in de gevolgde procedure.
5. Uit het proces-verbaal van de toen gehouden zitting blijkt die (aanvullende) wens echter niet en verzoeker heeft nu ter zitting bevestigd dat hij, gevraagd naar de reden voor zijn verzoek, destijds ook alleen de ontbrekende motivering heeft genoemd. Van een processuele misslag is dus geen sprake. Verder is de rechtspraak niet bedoeld als vrijblijvende kwaliteitscontrole op overheidshandelen. Daar komt verzoekers wens wel op neer, nu hij het besluit zelf niet betwist en ook geen belang stelt bij wijziging of schorsing van dat besluit zelf, noch bij het treffen van een voorziening die onevenredige nadelen van dat besluit zelf voor hem opheft.
6. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen.
7. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. van den Berg, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 22 januari 2019.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.