Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 25 juli 2018, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van (deels voorwaardelijke) eis in reconventie, met producties;
- het tussenvonnis (de oproepingsbrief) van de rechtbank van 7 november 2018, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 4 februari 2019, bij welke gelegenheid in het geding zijn gebracht:
- de tevoren toegezonden akte overlegging producties, tevens akte vermeerdering van eis, tevens conclusie van antwoord in reconventie van Van der Wees c.s.;
- de tevoren toegezonden akte overlegging producties in conventie en in reconventie van [gedaagde] ;
- de tevoren toegezonden akte houdende bezwaar tegen de wijziging van eis in conventie van [gedaagde] ;
- de brief van mr. Van Woensel van 29 januari 2019, waarin hij reageert op de akte houdende bezwaar tegen de wijziging van eis in conventie;
- de spreekaantekeningen zijdens Van der Wees c.s.;
- de spreekaantekeningen zijdens [gedaagde] ;
- de brief van mr. Van Woensel van 19 februari 2019, waarin hij opmerkingen heeft gemaakt over het proces-verbaal.
2.De feiten
- Het verkrijgen, vervreemden, of verzwaren van registergoederen.
- Het aannemen of ontslaan van hoger personeel.
- Het toekennen van pensioenen, VUT- of soortgelijke rechten.
- Het aangaan van joint-ventures of langdurige samenwerkingsverbanden met andere ondernemingen, anders dan bestaande of de overname ervan.
- Het aangaan van contracten of het uitbrengen van offertes met een ordergrootte van meer dan Euro 500.000,= of de tegenwaarde ervan in andere valuta.
- Het doen van investeringen die niet zijn opgenomen in een reeds goedgekeurde investeringsbegroting en welke een bedrag te boven gaan van Euro 50.000,= of de tegenwaarde ervan in andere valuta.
- Het terug pompen van gelden binnen de hiërarchie der B.V.’s.
- Het beleggen van gelden der B.V.’s. (…)”
- Gebruik maken van de huidige of vergelijkbare auto van de werkgever;
- Telefoon;
- Visacard voor het tanken (…)”
- op de woning van [gedaagde] , gelegen aan de [adres] te Dordrecht;
- op de Aston Martin [merk/type nummer] , met kenteken [kentekennummer 1] (verder: de Aston Martin) van [gedaagde] , welke auto conform het bevel van de voorzieningenrechter in bewaring is gegeven aan een takelbedrijf;
- onder ING Bank N.V (verder: ING).
3.Het geschil
in conventie
- Mille Miglia 2011: € 6.360,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 april 2011 tot de dag van algehele voldoening;
- zeilkosten: € 4.416,27, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 januari van elk jaar volgend op het jaar dat de betreffende zeilkosten zijn gemaakt tot de dag van algehele voldoening;
- auto-onderdelen Aston Martin: € 1.151,19, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 januari van elk jaar volgend op het jaar dat de betreffende autokosten zijn gemaakt tot de dag van algehele voldoening.
4.De beoordeling
in conventie
destijdsniet was toegestaan om brandstofkosten ten laste van Van der Wees c.s. te brengen op de wijze zoals hij dat heeft gedaan. Hetgeen Van der Wees c.s. hebben aangevoerd is ook overigens onvoldoende om die conclusie te kunnen rechtvaardigen. Van der Wees c.s. hebben het door [gedaagde] als productie 18 overgelegde overzicht en de daarop gebaseerde berekening, die uitkomt op een bedrag aan brandstofkosten van (gemiddeld) € 560,00 per maand voor alle door [gedaagde] gebruikte auto’s, niet (voldoende gemotiveerd) betwist. De rechtbank kan, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door [gedaagde] , niet vaststellen dat dit bedrag aan maandelijkse brandstofkosten dient te worden aangemerkt als excessief. Het bedrag komt de rechtbank niet buitensporig voor. Het had dan ook op de weg van Van der Wees c.s. gelegen om hun stelling te adstrueren. Nu zij dat niet deden kan niet worden geoordeeld dat in zoverre sprake is van onrechtmatig handelen, van onbehoorlijk bestuur, van opzettelijk/bewust roekeloos handelen of van ongerechtvaardigde verrijking. Voor zover de vordering met betrekking tot de brandstofkosten het erkende bedrag van € 16.908,08 overtreft, dient deze dan ook te worden afgewezen.
- de Jaguar in de periode van 9 april 2010 tot 22 februari 2017 is gerepareerd/ gerestaureerd voor een bedrag van ongeveer € 36.000,00 (en volgens [gedaagde] zelfs voor een bedrag van € 46.062,81 over de periode 2005 - 2017), waardoor de Jaguar in waarde is gestegen;
- een Jaguar van dit type een collectors item is en de dagwaarde van een dergelijke auto de afgelopen jaren is gestegen;
- [gedaagde] een zeer beperkt aantal kilometers met de Jaguar heeft gereden (volgens zijn eigen berekening 3.425 kilometer per jaar over de periode 2008 - 2017).
- Inruilwaarde € 5.800
- Handelswaarde € 5.400
- Verkoopwaarde € 6.800
“(…) VDW dient in de toekomst de juiste cataloguswaarde te hanteren betreffende de fiscale bijtelling privé gebruik zakelijk auto (…)”. Er is dus wel degelijk een cataloguswaarde gehanteerd, maar niet de juiste, aldus [gedaagde] . Volgens [gedaagde] is geen bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de boete, omdat ook sprake was van een correctie ten gunste van Van der Wees c.s. (een bedrag van € 46.615,00 met betrekking tot de menagevergoeding) en er aldus een all-in-regeling met de Belastingdienst is getroffen.
“(…) Oude auto’s die gebruikt zijn door de werknemers worden ofwel ingeruild bij de aanschaf van een nieuwe auto ofwel kunnen worden gekocht door derden nadat bekend was wat de inruilwaarde + was bij de garage. (…)”.Er is in dit geval dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat [gedaagde] in strijd met het geldende beleid heeft gehandeld bij de verkoop van de auto aan zijn schoonzoon. Hoewel de verkoop - ook als dit conform beleid was - naar het oordeel van de rechtbank niet als verstandig of wenselijk kan worden aangemerkt, is een verkoop als deze (binnen de familie of kennissenkring van de werknemer) naar algemeen bekend moet worden verondersteld, niet ongebruikelijk en kan niet worden geoordeeld dat [gedaagde] als bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt door, uitgaande van de ANWB-koerslijst, de auto voor een bedrag van € 3.000,00 te verkopen aan zijn schoonzoon. Het eigen belang van [gedaagde] brengt overigens ook niet, althans niet automatisch mee dat [gedaagde] daarmee niet in het belang van Van der Wees Dordrecht heeft gehandeld. Evenmin brengt de omstandigheid dat de Belastingdienst Autotelex gebruikt als informatiebron om de waarde van een auto vast te stellen, mee dat [gedaagde] onzorgvuldig heeft gehandeld door uit te gaan van een andere informatiebron. Het voorgaande brengt mee dat de vordering bij gebrek aan feitelijke grondslag moet worden afgewezen.
- de waarde van de compensatieregeling overschrijdt de in het directiestatuut genoemde grens van € 50.000,00;
- de compensatieregeling is in strijd met het expliciete verbod van [naam 1] de auto aan te schaffen (over welke beslissing [naam 1] als voorzitter van de Raad van Commissarissen zeggenschap had, aangezien de waarde van de auto het bedrag van € 50.000,00 overschrijdt). De compensatieregeling leidde ertoe dat [naam 5] financieel alsnog in een situatie kwam te verkeren die tenminste gelijk was aan de situatie waarin hij zou hebben verkeerd indien hij wel in de Volvo was gaan rijden, terwijl de aanschaf van de Volvo door [naam 1] was verboden in verband met de buitensporige kosten die daaraan verbonden waren. Evident is dat het aanbieden van een compensatie voor een verboden handeling onder hetzelfde verbod valt;
- de compensatieregeling is aan te merken als een handeling zoals genoemd onder het derde gedachtestreepje in het directiestatuut: “het toekennen van pensioenen, VUT of soortgelijke rechten”.
- er was geen sprake van een investering (maar een afkoop van een verplichting) en er was ook geen € 50.000,00 mee gemoeid (gelet op de gevorderde leeftijd van [naam 5] en de bedoeling van vijf jaar compensatie voor het misgelopen fiscale voordeel ad € 450,00 per maand);
- er is conform het verbod van [naam 1] gehandeld, nu de Volvo - ondanks de geldige afspraken in dat kader - niet aan [naam 5] , maar aan [naam 1] ter beschikking is gesteld. Bovendien heeft het verbod geen werking, omdat [naam 1] niet gemachtigd is om alleen een besluit van de Raad van Commissarissen te nemen;
- het betroffen geen rechten voor na het werkzame leven van [naam 5] (“pensioenen, VUT of soortgelijke rechten”, als bedoeld in het directiestatuut).
- € 16.908,08 aan Van der Wees Wegtransporten met betrekking tot de brandstofkosten;
- € 12.763,75 aan Van der Wees Dordrecht met betrekking tot de Porsche 924;
- € 8.476,00 aan Van der Wees Groep met betrekking tot de zonnepanelen;
- € 3.526,00 aan Van der Wees Wegtransporten met betrekking tot het vlonderhout;
- € 1.740,00 aan Van der Wees Groep, indien de fiets niet tijdig wordt geretourneerd als hierna onder 5.5 bedoeld en
- € 3.575,00 aan Van der Wees Dordrecht, indien de lamp niet tijdig wordt geretourneerd als hierna onder 5.7 bedoeld.