ECLI:NL:RBROT:2019:5419
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- A.A. Kalk
- R.R. Roukema
- E.A. Vroom
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 7 juni 2019 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker, die gedetineerd was. Het verzoek was gericht tegen mr. G.M. Munnichs, de rechter die de strafzaak tegen de verzoeker behandelde. De verzoeker had de wraking aangevoerd naar aanleiding van de afwijzing van zijn verzoek om een getuige te horen tijdens de zitting op 8 mei 2019. De verzoeker stelde dat deze afwijzing onbegrijpelijk was en dat dit leidde tot een gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid van de rechter.
De rechtbank overwoog dat de afwijzing van het getuigenverzoek een tussenbeslissing was, die op zichzelf geen grond voor wraking kon opleveren. De rechtbank stelde vast dat er geen aanwijzingen waren dat de rechter zich al een oordeel had gevormd over de schuld of onschuld van de verzoeker. De rechter had de afwijzing van het getuigenverzoek gemotiveerd door te stellen dat het niet aannemelijk was dat de getuige binnen afzienbare tijd kon verschijnen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van vooringenomenheid en dat het verzoek tot wraking ongegrond was.
De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter mr. A.A. Kalk en de rechters mr. R.R. Roukema en mr. E.A. Vroom. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier mr. F.M.H. van Mullekom.