ECLI:NL:RBROT:2019:5523
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot beëindiging ISD-maatregel na tussentijdse beoordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) van een veroordeelde. De maatregel was eerder opgelegd bij vonnis van 19 juli 2017 voor de duur van twee jaar. De veroordeelde had op 27 maart 2019 een verzoek ingediend voor een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de ISD-maatregel, zoals bedoeld in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank ontving ook een toetsingsverslag van de casemanager van de penitentiaire inrichting Veenhuizen, waarin werd geadviseerd de maatregel voort te zetten.
Tijdens de openbare behandeling op 28 mei 2019 zijn de officier van justitie, de veroordeelde, zijn raadsman en de casemanager gehoord. De officier van justitie pleitte voor voortzetting van de ISD-maatregel, terwijl de veroordeelde en zijn raadsman beëindiging bepleitten, onder verwijzing naar reeds opgelegde bijzondere voorwaarden in een andere strafzaak. De rechtbank oordeelde echter dat, hoewel de veroordeelde positieve ontwikkelingen had laten zien, het recidiverisico nog aanwezig was en verdere behandeling noodzakelijk was voor een succesvolle terugkeer in de maatschappij.
De rechtbank besloot het verzoek tot beëindiging van de ISD-maatregel af te wijzen, met de overweging dat de maatregel nog steeds van belang was voor de behandeling van de veroordeelde. De beslissing werd genomen door een meervoudige raadkamer, onder leiding van voorzitter mr. J.L.M. Boek, en de rechters mr. J.B. van den Beld en mr. B. Krijnen, in aanwezigheid van griffier mr. M.A. Koreneef.