4.2.Op grond van artikel 5:32, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
Op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Awb stemt het bestuursorgaan de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
5. Niet in geschil is dat op 20 maart 2018 een uitzending in de FM-omroepband is verzorgd via de op het perceel aanwezige antenne-installatie en dat voor het gebruik van de frequentieruimte niet de benodigde vergunning is verleend. Daarmee staat vast dat de artikelen 3.13, eerste lid, en 10.15, eerste lid, van de Tw zijn overtreden.
6. Verweerder heeft eiser terecht aangemerkt als functioneel dader van deze geconstateerde overtreding. Dat eiser, naar hij stelt, ten tijde van de overtreding niet aanwezig was in de woning en hij dan ook niet zelf met een uitzending bezig is geweest, maakt dit niet anders. Dit geldt eveneens voor eisers stelling dat niet is vastgesteld dat de uitzending vanuit zijn woning heeft plaatsgevonden. In het geval van functioneel daderschap is immers niet van belang wie feitelijk de radio-uitzending heeft verzorgd en van wie de radioapparatuur is, maar wel dat de overtreding heeft plaatsgevonden vanaf het perceel waarvoor eiser als huurder en gebruiker verantwoordelijk is. Eiser had het als verantwoordelijke van het perceel in zijn macht om het begaan van de overtreding te voorkomen. Eiser heeft evenwel zelf een antenne-installatie op zijn perceel opgesteld die geschikt was om te gebruiken voor illegale FM-uitzendingen. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser tekort is geschoten in wat van hem redelijkerwijs mocht worden verwacht om de overtreding te voorkomen, zodat ervan uitgegaan wordt dat hij de overtreding in het algemeen placht te aanvaarden. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiser bijvoorbeeld de antennes uit de mast had kunnen verwijderen, de mast had kunnen weghalen, kabels had kunnen losmaken en de aanwezige zendapparatuur had kunnen wegdoen. Daar komt bij dat verweerder op 6 oktober 2010 en 15 mei 2012 waarschuwingsbrieven heeft verzonden aan eiser, waarin eiser is gewezen op de risico’s van illegale FM-uitzendingen, en er op 18 augustus 2011 een illegale FM-uitzending heeft plaatsgevonden vanaf het perceel, waarna eiser de antennes uit de draagmast heeft verwijderd en hem een (gehalveerde) boete is opgelegd. Desondanks heeft eiser op enig moment opnieuw de antennes in de draagmast geïnstalleerd waardoor de illegale uitzending op 20 maart 2018 kon plaatsvinden. Eiser heeft weliswaar gesteld dat hij middelen heeft aangewend om te voorkomen dat derden van zijn antenne gebruik zouden maken, maar heeft deze stelling op geen enkele wijze onderbouwd. Eiser heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat zijn antenne-installatie, ondanks de door hem gestelde maatregelen, is gehackt door derden. Eisers stelling dat hij werkzaam is voor RTV1 en dat hij de antenne in verband daarmee nodig heeft, omdat hij van deze omroep alleen met deze antenne-opstelling een goed FM-signaal zou kunnen ontvangen, doet aan het voorgaande niet af.
7. De rechtbank is niet gebleken van een situatie dat eiser in het geheel geen verwijt voor de overtreding treft, in welk geval op grond van artikel 5:41 van de Awb geen bestuurlijke boete opgelegd zou mogen worden. Verweerder kon eiser dan ook een bestuurlijke boete opleggen.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de hoogte van de boete afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan eiser kan worden verweten, rekening houdend met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. De opgelegde boete acht de rechtbank passend en geboden. Verweerder heeft daarnaast in redelijkheid kunnen besluiten tot het opleggen van een last onder dwangsom.
9. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de opgelegde boete en de last onder dwangsom in stand blijven.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.