In deze zaak vordert de stichting Havensteder, als verhuurder, de tijdelijke ontruiming van een woning van de gedaagde huurder om een extra warmte verdeelmeter op de plintleiding te kunnen plaatsen. Havensteder stelt dat het plaatsen van deze meter een dringende werkzaamheid is in de zin van artikel 7:220 lid 1 BW, omdat de huidige wijze van meten van de warmtekosten niet eerlijk is en leidt tot grote verschillen in kosten tussen huurders. De gedaagde huurder betwist dat er sprake is van dringende werkzaamheden en voert aan dat de werkzaamheden kunnen worden uitgesteld tot na het einde van de huur. De kantonrechter heeft de procedure gevolgd en kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder de dagvaarding en de conclusie van antwoord.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de gedaagde huurt sinds 2 augustus 2010 een woning van Havensteder. De huurovereenkomst bevat algemene huurvoorwaarden die de huurder verplichten noodzakelijke onderhouds- en reparatiewerkzaamheden te gedogen. Havensteder heeft onderzoek laten doen naar de warmtemeting en geconcludeerd dat de huidige meters niet goed functioneren, wat leidt tot onterecht hoge kosten voor sommige huurders. De gedaagde weigert echter mee te werken aan het plaatsen van de extra meter.
De kantonrechter oordeelt dat het aanbrengen van de meter op de plintleiding een noodzakelijke werkzaamheid is die niet kan worden uitgesteld, omdat verder uitstel nadelig is voor Havensteder. De vordering van Havensteder wordt toegewezen, en de gedaagde wordt veroordeeld om de woning tijdelijk te ontruimen. De kosten van het geding worden gecompenseerd, omdat het een proefprocedure betreft.