ECLI:NL:RBROT:2019:5864

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juli 2019
Publicatiedatum
22 juli 2019
Zaaknummer
KTN-7248395_11072019
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij schade aan treinwagon en de rol van de User Railway Undertaking

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 12 juli 2019, staat de aansprakelijkheid van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [gedaagde], centraal. De eiseres, een vennootschap naar buitenlands recht gevestigd in Slowakije, vordert schadevergoeding van [gedaagde] voor schade aan een treinwagon. De procedure begon met een dagvaarding op 26 september 2018, gevolgd door een conclusie van antwoord en een comparitie van partijen op 5 april 2019. De kern van het geschil draait om de vraag of [gedaagde] als User Railway Undertaking (RU) aansprakelijk is voor de schade aan de wagon, die op 26 maart 2017 werd geconstateerd door de wagenmeester en machinist, de heer [naam]. De schade werd vastgesteld als een ernstig mankement, waardoor de wagon niet kon worden ingezet. De eiseres stelt dat [gedaagde] op grond van de General Contract of Use for Wagons (GCU) aansprakelijk is, tenzij zij kan bewijzen dat de schade niet door haar is veroorzaakt. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] niet als User RU kan worden aangemerkt, omdat zij de wagon niet heeft geaccepteerd. Dit betekent dat de artikelen van de GCU niet op haar van toepassing zijn. De vordering van de eiseres wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor RUs om hun aansprakelijkheid en de voorwaarden van gebruik goed te begrijpen, vooral in het kader van schadeclaims.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 7248395 \ CV EXPL 18-6121
uitspraak: 11 juli 2019
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] , Slowakije,
eiseres,
gemachtigde: mr. Z.C.J. Adams,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. I.M.C.A. Reinders Folmers.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres] ” en “ [gedaagde] ”.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit het volgende:
  • het exploot van dagvaarding van 26 september 2018, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 6 december 2018 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
  • de aantekening dat op 5 april 2019 de comparitie van partijen is gehouden;
  • de tijdens de comparitie door [eiseres] in het geding gebrachte productie.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
[gedaagde] is een zogenaamde Railway Undertaking (hierna: RU). Zij verricht rangeerwerkzaamheden en verzorgt rail feeding in opdracht van spoorwegondernemingen. Deze werkzaamheden bestaan enerzijds uit het samenstellen van goederentreinen door wagons, die op diverse plaatsen op een spooremplacement staan, tot de juiste trein samen te voegen, waarna de spoorvervoerder het transport kan aanvangen. Anderzijds demonteert zij door een spoorgoederenvervoerder binnengereden treinen door de wagons op de juiste terminals te plaatsen, zodat deze gemakkelijk gelost en/of geladen kunnen worden.
Op 24 maart 2017 stuurt [gedaagde] ’s opdrachtgever LOCON aan haar de actuele weekplanning. Hieruit blijkt dat [gedaagde] uiterlijk de maandag daarop (27 maart 2017) het laatste deel van een trein die al op de Botlek bij Rubis BV staat, moet ‘uithalen’ en combineren met nog vier op de Botlek staande wagons. Indien mogelijk was het [gedaagde] toegestaan deze werkzaamheden op een eerder moment te verrichten. Op 26 maart 2017 bleek daartoe gelegenheid te zijn. Een van de wagons die [gedaagde] bij de Rubis-terminal in de trein moest opnemen, was de lege goederenwagon met registratienummer [registratienummer] (hierna: de Wagon), welke door Rubis op enig moment was gelost en met eigen tractie op het emplacement was geplaatst.
3. Op voornoemde overeenkomst tussen LOCON en [gedaagde] zijn de voorwaarden van de General Contract of Use for Wagons versie 1 januari 2017 (hierna: de GCU) van toepasing.
4. In de GCU is het volgende bepaald:
“ 1.2 The provisions of this contract shall apply to wagon keepers and RUs* as users of
wagons.
1.3 Use of a wagon includes the loaded run and the empty run, as well as cases in which the
wagon is in the custody of a signatory RU.
1.4 Use and custody begin when the wagon is accepted by the RU and end with the handover
of the wagon to the keeper or to some other authorised party, for example another
signatory RU, the contractual consignee of the goods carried or the operator of private
sidings authorised to take delivery of the wagon.
[…]
22.1 The RU which has custody of a wagon shall be liable to the keeper for any loss of or
damage to the wagon or accessories unless it proves that the damage was not caused by
fault on its parts.
22.2 The RU shall not be liable if it brings proof of one of the following:
- circumstances that the RU was not able to avoid and the consequences of which it
could not prevent;
- fault of a third party;
- insufficient maintenance by the keeper when the RU can prove that the wagon was
properly used and inspected;
- fault of the keeper. [...]”
In artikel 2.1.2 van appendix 9 bij de GCU is bepaald:
“2.1.2 Date/time of handover and acceptance
The date/time of the handover/acceptance marks the transfer of custody of the vehicles in the
sense of article 22.1. The location and date/time shall be agreed on. In the absence of an
agreement, acceptance counts as the moment of transfer of custody.
[…]”
5. Op 26 maart 2017 constateert wagenmeester en machinist de heer [naam] (hierna: [naam] ) tijdens de acceptatiecontrole voor [gedaagde] dat de Wagon een ernstig mankement vertoont, namelijk een grote vlakke plaats op één van de wielen. Een zogenaamd ‘vierkant wiel’ is gevaarlijk omdat de wagon hierdoor tijdens het transport kan ontsporen. [naam] beslist dat de Wagon niet kan worden ingezet, heeft de Wagon ‘rood beplakt’ (de zwaarste schade-kwalificatie) en [gedaagde] op de hoogte gesteld.
6. [gedaagde] heeft haar opdrachtgever LOCON per e-mailbericht van 26 maart 2017 om 18:57 uur het volgende bericht:
“Onze machinist heeft zojuist 1 wagon rood beplakt in de Pyro03 set.
Wagon is wel al gelost bij de Rubis. Bijgaand het schadeprotocol.
Betreft vlakke plaatsen.”
7. [gedaagde] heeft in het meegezonden Wagon Damage Report (hierna: het damagerapport) d.d. 26 maart 2017 aan LOCON gemeld dat zij aan de Wagon te Rotterdam het gebrek “Wheel flat: wheel ø > 840 mm, wheel flat > 60 mm long” met damage code 1331 heeft geconstateerd.

3.De vordering, de grondslag en het verweer

3.1
[eiseres] heeft gevorderd om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 8.909,84 – zijnde € 8.128,42 aan hoofdsom en € 781,42 aan buitengerechtelijke kosten – te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf 14 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
3.2
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiseres] aan haar eis het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] is de betreffende User RU die de Wagon onder haar hoede had ten tijde van het controleren van de schade. Zij is derhalve op grond van artikel 22 lid 1 GCU aansprakelijk voor schade aan de Wagon, tenzij zij bewijst dat de schade niet door haar is veroorzaakt. [gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd dat de schade is veroorzaakt door de terminal of de vervoerder, maar zij heeft dit niet ingevuld op de het damagerapport (vragen 5 en 6), terwijl daartoe wel de mogelijkheid bestond. Nu [gedaagde] het formulier niet volledig heeft ingevuld en zij niet bewijst dat een andere partij de schade heeft veroorzaakt, is zij aansprakelijk voor de schade aan de Wagon.
3.3
[gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Op hetgeen zij in dit kader heeft aangevoerd zal – voor zover van belang – bij de beoordeling van het geschil worden ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

4.1
[eiseres] stelt terecht dat de User RU die een wagon onder zijn hoede heeft, op grond van artikel 22.1 GCU aansprakelijk is voor alle schade aan wagons en toebehoren, tenzij hij kan aantonen dat de schade niet door zijn fout is veroorzaakt. Vaststaat dat [gedaagde] is aan te merken als RU, maar beoordeeld dient te worden of [gedaagde] ook als ‘User RU’ in de zin van artikel 1.4 van de GCU is aan te merken.
4.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1.4 van de GCU en artikel 2.1.2 van appendix 9 bij de GCU vangt het gebruik en het houderschap (‘use and custody’) aan op het moment dat de wagon door de RU wordt geaccepteerd. [gedaagde] stelt terecht dat zij de Wagon niet heeft geaccepteerd, hetgeen ook blijkt uit het feit dat [naam] de wagon direct na controle heeft afgekeurd en [gedaagde] [eiseres] hierover terstond heeft geïnformeerd met overlegging van het damagerapport. Dat sprake is geweest van een ‘loaded run’ of een ‘empty run’ als bedoeld in artikel 1.3 GCU is niet gesteld of gebleken. [gedaagde] kan derhalve niet worden aangemerkt als User RU. Het enkele feit dat op het damagerapport bij ‘Name of user RU’ de naam van [gedaagde] staat ingevuld maakt het voorgaande niet anders, nu het hier een voorgedrukt veld betreft dat dient ter vaststelling van de identiteit van de schademelder en niet ter kwalificering van de hoedanigheid van de schademelder.
4.3
Nu [gedaagde] niet is aan te merken als User RU van de Wagon zijn de artikelen 22.1 en 22.2 GCU niet op haar van toepassing. Dat [gedaagde] heeft nagelaten op het damagerapport in te vullen wie haars inziens de schade heeft veroorzaakt, maakt dus niet dat zij als gevolg daarvan kan worden aangesproken voor de aan de Wagon geconstateerde schade. Voor het overige heeft [eiseres] geen feiten of omstandigheden gesteld op basis waarvan kan worden aangenomen dat de schade aan de Wagon op of omstreeks 26 maart 2017 is ontstaan en dat [gedaagde] hiervoor verantwoordelijk c.q. anderszins aansprakelijk is.
4.4
De gevorderde hoofdsom en de daarop gebaseerde nevenvorderingen zullen gelet op hetgeen hiervoor is overwogen worden afgewezen.
4.5
[eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure, waaronder de (voorwaardelijke) nakosten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 600,- aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
en indien [eiseres] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 120,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Ook is [eiseres] de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over al deze bedragen verschuldigd vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
590