Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[handelsnaam],
LT Group B.V.,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. R.A.G. Lips, en LT Group B.V., die zonder juridische bijstand procedeerde. De kern van het geschil betreft de vraag wie de juiste contractspartij was in een mondelinge overeenkomst die eiser claimt te hebben gesloten met LT. LT betwistte dit en stelde dat de overeenkomst met LT Projects B.V. was aangegaan. Tijdens een comparitie op 27 mei 2019 was LT niet verschenen, waardoor de kantonrechter de verklaringen van eiser als feitelijk aannam. Eiser stelde dat hij een overeenkomst met LT had gesloten, onderbouwd door het feit dat de naam 'LT Group' op verschillende documenten en bij het kantoor van de directeur zichtbaar was. De kantonrechter oordeelde dat, gezien het ontbreken van een weerwoord van LT, eiser inderdaad een overeenkomst met LT had gesloten.
Daarnaast betwistte LT de betaling van twee facturen van eiser, maar de kantonrechter oordeelde dat de gebruikelijke opzegtermijn in rekening kon worden gebracht, wat LT niet kon weerleggen. De vordering van eiser tot betaling van € 15.594,54 aan openstaande facturen werd toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.023,95. LT werd veroordeeld in de proceskosten, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat LT onmiddellijk aan de veroordelingen moest voldoen, ook als zij in hoger beroep ging tegen het vonnis.