ECLI:NL:RBROT:2019:5997

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
25 juli 2019
Zaaknummer
10/996545-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingfraude door opzettelijk doen van onjuiste aangiftes inkomsten- en omzetbelasting met strijdigheid tegen het una via-beginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belastingfraude. De verdachte, die samen met zijn zus handelde, werd verweten opzettelijk onjuiste aangiften voor de inkomstenbelasting en omzetbelasting te hebben gedaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk indienen van onjuiste aangiften, wat resulteerde in een te lage belastingheffing. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet verantwoordelijk was voor de onjuiste aangiften, omdat zijn zus, die als professioneel boekhouder fungeerde, deze had ingediend. De rechtbank verwierp dit verweer en concludeerde dat de verdachte, als eigenaar van de eenmanszaak, verantwoordelijk was voor de juistheid van de aangiften, ongeacht of hij deze zelf indiende of niet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de hoogte had moeten zijn van de onjuistheden in de aangiften, gezien de eerdere herinneringen en aanmaningen van de Belastingdienst. De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk voor het tweede tenlastegelegde feit, maar vond de verdachte wel schuldig aan de feiten 1, 3 en 4. De strafmaat werd bepaald op een taakstraf van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol als ondernemer en de impact van de zaak op zijn leven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996545-18
Datum uitspraak: 23 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. M.B. Brouwer, advocaat te ‘s-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 juli 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Ontvankelijkheid officier van justitie

3.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft de niet-ontvankelijkheid bepleit van de officier van justitie voor wat betreft alle vier de feiten op de dagvaarding, omdat de verdachte vervolgd wordt voor feiten waarvoor eerder bestuurlijke boetes opgelegd zijn. Het zogeheten ‘una via-beginsel’ is dus geschonden. De Belastingdienst heeft met de oplegging van verzuimboetes bij de aanslagen inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen over 2011 tot en met 2013 en een vergrijpboete voor het onjuist doen van aangifte omzetbelasting in de periode van 1 september 2012 tot en met 31 december 2015 voor de bestuursrechtelijke weg gekozen. Omdat nieuwe bezwaren en een machtiging van de rechter-commissaris voor het instellen van een strafrechtelijk onderzoek ontbreken, is de strafrechtelijke weg nu afgesloten.
De oplegging van voornoemde bestuursrechtelijke boetes heeft voorts de verwachting gewekt dat deze ook worden opgelegd voor de aangiften inkomstenbelasting 2014 en aangiften omzetbelasting in de periode van 1 januari 2016 tot en met augustus 2016. Om de verdachte voor deze feiten nu strafrechtelijk te vervolgen handelt het Openbaar Ministerie in strijd met het vertrouwensbeginsel en het verbod van willekeur.
3.2.
Beoordeling
Uit de bijlagen van het overzichtsproces-verbaal blijkt dat in december 2014, mei 2015 en mei 2016 verzuimboetes bij de aanslagen inkomstenbelasting 2011, 2012 en 2013 zijn opgelegd wegens het niet-indienen (of niet indienen binnen de gestelde termijn) van deze aangiften. Ditzelfde verwijt is aan de verdachte tenlastegelegd onder 2. Gelet is daarom op het bepaalde van artikel 243 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), dat inhoudt dat oplegging van een bestuurlijke boete hetzelfde rechtsgevolg heeft als een kennisgeving van niet verdere vervolging, het zogenoemde ‘una via-beginsel’. Op grond van artikel 255 Sv kan een verdachte aan wie ter zake van hetzelfde feit een bestuurlijke boete is opgelegd alleen (opnieuw) in rechte worden betrokken indien tegen hem nieuwe bezwaren zijn gerezen als bedoeld in artikel 255, tweede lid, Sv en met machtiging van de rechter-commissaris als bedoeld in artikel 255, vierde lid, Sv. Een dergelijke machtiging ontbreekt. Op grond van het una via-beginsel is een strafrechtelijke vervolging van de verdachte voor het onder 2. tenlastegelegde dan ook uitgesloten.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het onjuist doen van aangiften inkomstenbelasting 2013 en 2014 (ten laste gelegd onder 1.), een ander feit is dan het niet (of niet binnen de gestelde termijn) doen van aangifte; de juridische aard van de feiten verschilt. Het verweer om de officier voor dit feit op grond van schending van het ‘una via-beginsel’ niet-ontvankelijk te verklaren wordt daarom verworpen.
Voor wat betreft de aan de verdachte opgelegde vergrijpboete voor het onjuist doen van aangifte omzetbelasting in de periode van 1 september 2012 tot en met 31 december 2015, stelt de rechtbank vast dat de verdachte voor dat feit thans niet strafrechtelijk wordt vervolgd. Het onder 3. tenlastegelegde verwijt van het doen van onjuiste aangifte omzetbelasting ziet op een andere periode dan waarvoor de vergrijpboete is opgelegd. Er is dus geen sprake van schending van het ‘una via-beginsel’ zodat het verweer, om de officier om die reden niet-ontvankelijk te verklaren, wordt verworpen.
Voor het onder 1, 3. en 4. tenlastegelegde geldt dat de keuze om de verdachte al dan niet strafrechtelijk te vervolgen valt binnen de beoordelingsvrijheid van de officier van justitie (het opportuniteitsbeginsel). Dat voor andere feiten aan de verdachte eerder bestuurlijke boetes zijn opgelegd, maakt niet dat de verdachte daaraan het vertrouwen kon ontlenen dat ook overige eventuele strafbare feiten via deze weg zouden worden afgedaan. Het beroep op het vertrouwensbeginsel en verbod van willekeur wordt daarom verworpen.
3.3.
Conclusie
De officier van justitie is niet-ontvankelijk voor wat betreft het onder 2. tenlastegelegde.

4.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.C. Schaafsma heeft gevorderd:
-bewezenverklaring van het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde;
-veroordeling van de verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering
5.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs van het opzettelijk doen van onjuiste aangiften inkomsten- en omzetbelasting en het verstrekken van onjuiste informatie en gegevens aan de Belastingdienst. De verdachte heeft geen verstand van de bedrijfsadministratie en boekhouden. Hij liet dit geheel aan zijn zus, de medeverdachte, over. De verdachte mocht in dat kader volledig vertrouwen op de expertise van zijn zus als professioneel boekhouder. Uit het dossier blijkt niet dat hij wist of behoorde te weten dat zijn zus valse facturen maakte en gebruikte bij de indiening van de bovengenoemde aangiften. Hij wist evenmin dat zijn zus onjuiste informatie en gegevens (digitaal) verstrekte aan de Belastingdienst. Dit wordt ondersteund door de schriftelijke verklaring van zijn zus, dat de verdachte in het ongewisse was van haar handelswijze. De verdachte had dus geen opzet op het onjuist indienen van de bovengenoemde aangiften en heeft hiertoe ook niet samengewerkt met zijn zus.
5.1.2.
Beoordeling
Ten aanzien van feit 1 en feit 3
De verdachte heeft sinds 2008 een eenmanszaak, genaamd [naam bedrijf 1] . Zijn zus, de medeverdachte, deed de boekhouding van dit bedrijf en verzorgde op verzoek van de verdachte namens hem de belastingaangiftes. Niet in geschil is dat de aangiftes, zoals genoemd onder 1 en 3 van de tenlastelegging, opzettelijk onjuist door zijn zus zijn ingediend. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verdachte deze feiten tezamen en in vereniging met zijn zus heeft gepleegd. De rechtbank ziet zich daarbij gesteld voor de vraag of er van de zijde van de verdachte sprake is van (voorwaardelijk) opzet. Wanneer dat het geval is, acht de rechtbank de combinatie van het op zijn verzoek namens hem doen van onjuiste aangiften en het (voorwaardelijk) opzet op de onjuistheid van die aangiften, voldoende voor een bewezenverklaring van medeplegen.
De verdachte is in zijn hoedanigheid als eigenaar van zijn eenmanszaak de normadressaat van de in de Algemene wet rijksbelastingen (hierna Awr) opgenomen bepalingen over het tijdig indienen en juist en volledig indienen van aangiften inkomsten- en omzetbelasting bij de Belastingdienst en is daar verantwoordelijk voor. Indien de verdachte dit uitbesteedt aan een ander rust op hem niettemin de verplichting de aangiften tijdig in te dienen en te controleren op juistheid en volledigheid. De verdachte heeft dat nagelaten. Daarmee kan echter nog niet gezegd worden dat de verdachte ook het (voorwaardelijk) opzet had.
De rechtbank komt tot het bewijs van voorwaardelijk opzet op grond van het navolgende.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte op 28 juni 2012 voor het eerst een herinnering ontving voor het niet-doen van de aangifte inkomstenbelasting 2011, gevolgd door een aanmaning en een ambtshalve aanslag (inclusief verzuimboete) op 24 december 2014. Deze gang van zaken heeft zich herhaald bij de aangiften inkomstenbelasting over 2012 en 2013, waarbij de ambtshalve aanslagen over 2012 en 2013 opgelegd zijn op 15 mei 2015 respectievelijk 6 mei 2016. De verdachte heeft daarnaast ter terechtzitting bevestigd dat hij herinneringsbrieven en aanmaningen kreeg.
Naast de problemen met de inkomstenbelasting, blijkt uit het dossier dat er in de jaren 2012, 2013 en 2014 verschillen zijn van telkens ruim € 10.000,- tussen de door de verdachte aan de klant in rekening gebrachte omzetbelasting en de door hem betaalde omzetbelasting (voorbelasting). De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat de verdachte wist dat hij nog een bedrag aan de Belastingdienst zou moeten afdragen. Dat verdachte dat niet deed, kon hij zien aan zijn bankrekening waarover hij zelf de beschikking had.
Uit voornoemde omstandigheden kon de verdachte afleiden dat zijn zus de administratie van zijn bedrijf en zijn aangiftes bij de Belastingdienst niet goed verzorgde. Desondanks heeft de verdachte daar geen actie op ondernomen. Het enige wat hij gedaan heeft, is steeds alle brieven aangaande belastingen doorspelen naar zijn zus en vervolgens op geen enkele wijze controle gehouden op de aangiftes die zijn zus deed. Daarmee heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard heeft dat zijn zus de aangiftes inkomstenbelasting en omzetbelasting in 2016 op onjuiste wijze zou doen, zoals verweten onder 1 en 3.
Het verweer van de verdachte dat hij steeds gedacht heeft dat zijn zus de te betalen omzetbelasting verrekende met zijn bedrijfskosten en hij om die reden niets meer moest betalen, snijdt geen hout. De verdachte heeft verklaard dat hij zelf inzage had in zijn maandelijkse bedrijfskosten. Hij stelde bovendien zelf voor zijn klant de facturen (inclusief BTW) op en hield een Excel-overzicht bij van verzonden facturen met daarin vermeld de factuurdatum, het factuurbedrag, het factuurnummer en het te ontvangen bedrag aan omzetbelasting. De per factuur maandelijks in rekening gebrachte omzet met de daarover verschuldigde omzetbelasting was telkens aanzienlijk hoger dan zijn bedrijfskosten met de daarover te verrekenen omzetbelasting, zodat hij daaruit kon afleiden dat hij nog omzetbelasting moest betalen.
Het primair onder 1 en 3 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 4
De verdachte heeft verklaard dat de onder 4 opgesomde facturen nep zijn en dat hij de digitale administratie, die hij van zijn zus ontving, uiteindelijk wel ter beschikking heeft gesteld aan de Belastingdienst.
De rechtbank gaat op grond van de bewijsmiddelen van het volgende uit.
De verdachte kwam zijn afspraak op 13 april 2016 om het voorgenomen boekenonderzoek door de Belastingdienst op zijn woon- c.q. bedrijfsadres niet na en reageerde vervolgens niet op het schriftelijk verzoek van 14 april 2016 tot het maken van een nieuwe afspraak daartoe. De verdachte heeft vervolgens op 11 oktober 2016 tijdens het bij hem gehouden boekenonderzoek op het verzoek van de controlerende ambtenaren van de Belastingdienst evenmin de fysieke administratie van zijn onderneming ter inzage verstrekt aan deze ambtenaren.
Eerst op 27 oktober en 10 november 2016 heeft de verdachte de digitale administratie op een USB-stick overhandigd aan de Belastingdienst respectievelijk een e-mail met bestanden aan de Belastingdienst verzonden. Deze administratie bleek vervolgens valse c.q. vervalste facturen te bevatten.
Op grond van bovenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk niet heeft voldaan aan zijn verplichting om (volledige) inlichtingen aan de Belastingdienst te verstrekken en zijn administratie aan de Belastingdienst ter beschikking te stellen alsmede dat hij een valse en/of vervalste administratie aan de Belastingdienst heeft overgelegd, welke feiten strekken tot heffing van te weinig belasting.
5.1.3.
Conclusie
De rechtbank komt op grond van het voorgaande en de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen in bijlage II van dit vonnis tot het oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor een bewezenverklaring van het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde. Het verweer wordt in al zijn onderdelen verworpen.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op of omstreeks 7 april 2016 te 's-Gravenhage en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een digitale aangifte voor de Inkomstenbelasting en premies volksverzekering betreffende het jaar 2013 en 2014 ten name van [naam verdachte] (fiscaalnummer [fiscaalnummer] ) , onjuist heeft gedaan , immers hebben hij, verdachte, en zijn, verdachtes, mededader telkens opzettelijk in die naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn ingeleverde/gezonden aangiften/ aangiftebiljetten voor de Inkomstenbelasting en premies volksverzekering
een te laag bedrag aan belastbare winst en een te ho(o)g (bedrag aan bedrijfslasten en/of onkosten (huisvestingskosten en/of verkoopkosten en/of overige bedrijfskosten) en een te laag belastbaar bedrag, opgegeven en/of vermeld, terwijl die feiten er telkens toe hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven.
3.
hij in de periode van 6 april 2016 tot en met 12 oktober 2016 te 's-Gravenhageen/of Apeldoorn en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, meermalen
opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een digitale aangiften voor de omzetbelasting ten name van [naam verdachte] (Fiscaalnummer [fiscaalnummer] ) betreffende de aangiftetijdvakken januari 2016 en februari 2016 en maart 2016 en april 2016 en mei 2016 en juni 2016 en juli 2016 en augustus 2016 telkens onjuist heeft gedaan, immers hebben hij, verdachte, en zijn, verdachtes, mededader telkens opzettelijk in dienaar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst 's-Gravenhage
teApeldoorn en/of elders in Nederland
ingeleverde/gezonden aangiften /aangiftebiljetten voor de omzetbelasting
een te hoog bedrag aan voorbelasting en als verschuldigde omzetbelasting "0"(nul), en een te laag bedrag aan verschuldigde omzetbelasting en te hoge bedragen aan terug te vragen omzetbelasting en een te laag belastbaar bedrag, , opgegeven en/of vermeld, terwijl die feiten er telkens toe hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven.
4.
hij in de periode van 3 februari 2016 tot en met 10 november 2016
te 's-Gravenhage, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen als degene die (hij, verdachte, [naam verdachte] (fiscaalnummer [fiscaalnummer] )) ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het verstrekken van inlichtingen en/of gegevens en/of aanwijzingen, opzettelijk deze niet en/of onjuist heeft verstrekt
enhet voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken en/of bescheiden en/of (andere) gegevensdragers en/of de inhoud daarvan, opzettelijk deze in valse en/of vervalste vorm voor dit doel ter beschikking heeft gesteld
immers heeft hij, verdachte, en zijn, verdachtes, mededader alstoen aldaar telkens opzettelijk -zakelijk weergegeven- (al dan niet) naar aanleiding van verzoeken om informatie van de Belastingdienst Den Haag- zijn, verdachtes, en de hem, verdachte, (digitaal) voorhanden zijnde en/of ter beschikking staande (fysieke) (bedrijfs)administratie van de eenmanszaak [naam bedrijf 1] betreffende de jaren 2011 en 2012 en 2013 en 2014 enf 2015 en 2016 (bestaande uit facturen en/of het grootboek voorbelastingen/of kostennota's en/of kostenbonnen en/of maandoverzicht(en) en/of kasboek(en) en/of bankbescheiden) niet en/of niet volledig aan medewerkers van) de Belastingdienst Den Haag verstrekt en/of overgelegd en geen en/of onjuiste en/of onvolledige informatie en/of inlichtingen verstrekt en de hierna bedoelde valse en/of vervalste bescheiden (digitaal en/of (deels) op een USB-stick) voor raadpleging beschikbaar gesteld aan de Belastingdienst Den Haag
a. 27 valse en/of vervalste facturen [naam bedrijf 1] gericht aan [naam bedrijf 2] ; en
b. 27 valse en/of vervalste facturen [naam bedrijf 3] gericht aan [naam verdachte] (en
c. 2 valse en/of vervalste Contantfacturen [naam bedrijf 4] gericht aan [naam bedrijf 1] en
d. 3 valse en/of vervalste Kopiefacturen en Contantfacturengericht aan [naam bedrijf 1] omschrijving boekhouding ; en
e. 3 valse en/of vervalste factuuren [naam bedrijf 5] aan [naam bedrijf 1] en
f. een valse en/of vervalste factuur [naam bedrijf 6] gericht aan [naam bedrijf 1]
( en
g. een valse en/of vervalste factuur [naam bedrijf 7] gericht aan [naam bedrijf 1]
(en
h. 2 valse en/of vervalste facturen [naam bedrijf 8] gericht aan [naam bedrijf 1] en
i. een valse en/of vervalste factuur [naam bedrijf 9] gericht aan [naam bedrijf 1] en
j. een valse en/of vervalste factuur [naam bedrijf 10] gericht aan [naam bedrijf 1]
en
k. 5 valse en/of vervalste Kopiefacturen gericht aan [naam bedrijf 1] omschrijving Huur [adres] (en
l. een valse Kopiefactuur betreffende facturatie "schadeclaim n.a.v. verloren klanten" ad. euro 55.865,24 gericht aan [naam bedrijf 1]
en vals(e) en/of vervalst(e) kasboeken en/of kasboekoverzichten waarin de hiervoor onder b. en c. en d. en e. en f. en g. en h. en i. en j. en k. en/ l. genoemde uitgaven en/of factuuren waren opgenomen en/of verwerkt
,bestaande die valsheid in die bescheiden hierin dat -zakelijk weergegeven-
op die onder a. genoemde factuurenin strijd met de waarheid telkens was vermeld en/of opgenomen "BTW Verlegd" terwijl in werkelijkheid telkens voor de werkzaamheden/diensten waarop die factuuren betrekking hadden 21% BTW in rekening was gebracht en
die /in de factuuren onder b. en c. en d. en e. en f. en g. en h. en i. en j. en k. en l. bedoelde en gefactureerde onkosten en/of bedrijfslasten niet aan hem, verdachte, en/of de eenmanszaak [naam bedrijf 1] in rekening en/of ten laste waren gebracht en/of diensten en/of werkzaamheden en/of leveringen niet ten behoeve van hem, verdachte, en/of de eenmanszaak [naam bedrijf 1] waren verricht, terwijl die feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting werd geheven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
3.
medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
4.
medeplegen van
ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het verstrekken van inlichtingen/gegevens of aanwijzingen, deze opzettelijk niet/onjuist heeft verstrekt
en
ingevolge de belastingwet verplicht zijnde voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, en deze opzettelijk niet voor dit doel beschikbaar stellen en opzettelijk in valse of vervalste vorm voor dit doel beschikbaar stellen
terwijl die feiten ertoe strekten dat te weinig belasting wordt geheven.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met zijn zus, die professioneel boekhouder is, zich schuldig gemaakt aan belastingfraude door het opzettelijk onjuist indienen van aangiften inkomstenbelasting en omzetbelasting. Hierdoor is te weinig inkomsten- en omzetbelasting aangegeven en betaald. Hij heeft zich voorts samen met zijn zus schuldig gemaakt aan het niet, onvolledig en onjuist verstrekken van inlichtingen en het ter raadpleging ter beschikking stellen van boeken en bescheiden van zijn onderneming aan de Belastingdienst. Hierdoor was de Belastingdienst niet in staat om diens controlerende taak naar behoren te kunnen uitoefenen en de juiste belastingaanslagen te kunnen opleggen. De verdachte heeft met zijn handelswijze de Belastingdienst en daarmee de samenleving benadeeld voor een bedrag van ongeveer € 64.000,-. De verdachte heeft bovendien de goede werking van het systeem van omzet- en inkomstenbelasting belemmerd, omdat dit systeem gebaseerd is op het vertrouwen dat de ondernemer een juiste aangifte doet, desgevraagd meewerkt aan een boekencontrole en de juiste inlichtingen en boeken/bescheiden overlegt.
8.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 mei 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
8.3.
Strafoplegging
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank weegt in strafmatigende zin mee dat bij het onder 1 en 3 tenlastegelegde opzet in afgezwakte, namelijk voorwaardelijke, vorm is bewezen. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is nog steeds ondernemer, heeft nu een andere boekhouder en is via een betalingsregeling met de Belastingdienst bezig met de maandelijks aflossing van het belastingnadeel. Hij heeft door deze kwestie naar zijn zeggen het contact met zijn zus verbroken en is door alle stress en problemen in een echtscheiding beland. Bij de oplegging en tenuitvoerlegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou de verdachte zijn afnemers/opdrachtgevers en inkomsten naar verwachting verliezen, waardoor hij ook niet meer in staat zou zijn om te voldoen aan voornoemde aflossingsverplichting aan de Belastingdienst. Ook zou hij zijn nog jonge kinderen dan niet meer financieel kunnen voorzien.
In plaats van een gevangenisstraf zal de rechtbank, alles afwegend, vanuit bestraffend en preventief oogmerk een taakstraf voor de duur van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaar opleggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de reeds genoemde artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen van 68, 69 en 72 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk ter zake van het onder feit 2 tenlastegelegde;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van drie (3) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld
op twee (2) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft dat hij zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
200 (tweehonderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
196 (honderdzesennegentig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
98 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. I.M.A. Hinfelaar en H.I. Kernkamp-Maathuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 7 april 2016 en/of 8 april 2016
te 's-Gravenhage en/of Apeldoorn en/of Heerlen en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk
(een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n) als bedoeld in de Algemene wet
inzake rijksbelastingen,
te weten (een) (digitale) aangifte(n) voor de Inkomstenbelasting en premies
volksverzekering betreffende het/de ja(a)r(en) 2013 en/of 2014
ten name van [naam verdachte] (fiscaalnummer [fiscaalnummer] )
(bijlage(n) DOC-002 15/19, DOC-002a 5/9),
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/althans heeft doen en/of laten doen
door (een) ander(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s)
(telkens) opzettelijk
op/in die/dat bij/naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst
te 's-Gravenhage en/of Apeldoorn en/of Heerlen en/of elders in Nederland
ingeleverde / gezonden aangifte(n) / aangiftebiljet(ten) voor de
Inkomstenbelasting en premies volksverzekering
(telkens)
(een) te la(a)g(e) (bedrag(en) aan) belastbare winst(en) en/of (een) te
ho(o)g(e) (bedrag(en) aan) bedrijfslasten en/of onkosten (huisvestingskosten
en/of verkoopkosten en/of overige bedrijfskosten) en/of een te laag belastbaar
bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting,
opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een ander(en) doen of laten
opgeven en/of vermelden,
terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe heeft/hebben gestrekt, dat te weinig
belasting werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 68 lid 1 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 7 april 2016 en/of 8 april 2016
te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(een) (digitale) aangifte(n) voor de Inkomstenbelasting Premie
volksverzekeringen betreffende het/de ja(a)r(en) 2013 en/of 2014
ten name van [naam verdachte] (fiscaalnummer [fiscaalnummer] )
(bijlage(n) DOC-002 15/19, DOC-002a 5/9),
zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig
feit te dienen,
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst, en/althans valselijk
heeft/hebben doen en/of laten opmaken en/of vervalsen door (een) ander(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s)
toen en daar (telkens) valselijk in strijd met de waarheid
-zakelijk weergegeven-
op/in dat/die (digitale) aangifte(n) / aangiftebiljet(ten) voor de
Inkomstenbelasting Premie volksverzekeringen
(telkens)
(een) te la(a)g(e) (bedrag(en) aan) belastbare winst(en) en/of (een) te
ho(o)g(e) (bedrag(en) aan) bedrijfslasten en/of onkosten (huisvestingskosten
en/of verkoopkosten en/of overige bedrijfskosten) en/of een te laag belastbaar
bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting,
geschreven en/of opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een ander(en)
doen of laten schrijven en/of opgeven en/of vermelden,
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij
op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 28 februari 2012 tot en met 6 april 2016
te 's-Gravenhage en/of Apeldoorn en/of Heerlen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal.
(telkens) opzettelijk
(een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene
wet inzake rijksbelastingen,
te weten een aangifte voor de inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen
over het/de ja(a)r(en) en/of aangiftetijdvak(ken) 2011 en/of 2012 en/of 2013
ten name van [naam verdachte] (fiscaalnummer [fiscaalnummer] )
niet of niet binnen de door de Inspecteur der belastingen te 's-Gravenhage
en/of elders in Nederland gestelde termijn(en),
immers nog niet op 6 april 2016,
heeft gedaan,
terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 69 lid 1 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 68 lid 1 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
3.
hij
op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 6 april 2016 tot en met 12 oktober 2016
te 's-Gravenhage en/of Heerlen en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk
(een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene
wet inzake rijksbelastingen,
te weten (een) (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting
ten name van [naam verdachte] (Fiscaalnummer [fiscaalnummer] )
betreffende het/de aangiftetijdvak(ken)
januari 2016 en/of februari 2016 en/of maart 2016 en/of april 2016 en/of
mei 2016 en/of juni 2016 en/of juli 2016 en/of augustus 2016
(bijlage DOC-001 5/28 tm 28/28)
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, en/althans heeft doen of
laten doen door (een) ander(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s)
(telkens) opzettelijk
op/in die/dat bij/naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst
's-Gravenhage en/of Heerlen en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland
ingeleverde / gezonden aangifte(n) / aangiftebiljet(ten) voor de
omzetbelasting
(telkens) een te hoog bedrag aan voorbelasting en/of als verschuldigde
omzetbelasting "0"(nul), en/of/in elk geval een te laag bedrag aan
verschuldigde omzetbelasting en/of een te ho(o)g(e) bedrag(en) aan terug te
vragen omzetbelasting en/of een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens)
een te laag bedrag aan belasting,
opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een ander(en) doen of laten
opgeven en/of vermelden,
terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe heeft/hebben gestrekt, dat te weinig
belasting werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 68 lid 1 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 6 april 2016 tot en met 12 oktober 2016
te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(een) (digitale) aangifte(n) voor de de omzetbelasting
ten name van [naam verdachte] (Fiscaalnummer [fiscaalnummer] )
betreffende het/de aangiftetijdvak(ken)
januari 2016 en/of februari 2016 en/of maart 2016 en/of april 2016 en/of
mei 2016 en/of juni 2016 en/of juli 2016 en/of augustus 2016
(bijlage DOC-001 5/28 tm 28/28)
zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig
feit te dienen,
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst, en/althans valselijk
heeft/hebben doen en/of laten opmaken en/of vervalsen door (een) ander(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s)
toen en daar (telkens) valselijk in strijd met de waarheid
-zakelijk weergegeven-
op/in dat/die (digitale) aangifte(n) / aangiftebiljet(ten) voor de
omzetbelasting
(telkens) een te hoog bedrag aan voorbelasting en/of als verschuldigde
omzetbelasting "0"(nul), en/of/in elk geval een te laag bedrag aan
verschuldigde omzetbelasting en/of een te ho(o)g(e) bedrag(en) aan terug te
vragen omzetbelasting en/of een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens)
een te laag bedrag aan belasting,
geschreven en/of opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een ander(en)
doen of laten schrijven en/of opgeven en/of vermelden,
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij
op of omstreeks 3 februari 2016 en/of 10 november 2016,
in elk geval op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
3 februari 2016 tot en met 10 november 2016
te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) als degene die
(hij, verdachte, [naam verdachte] (fiscaalnummer [fiscaalnummer] ))
ingevolge de Belastingwet verplicht was tot
==het verstrekken van inlichtingen en/of gegevens en/of aanwijzingen,
(telkens) opzettelijk deze niet en/of onjuist en/of onvolledig heeft/hebben
verstrekt en/of heeft/hebben doen verstrekken;
en/of
==het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken en/of bescheiden
en/of (andere) gegevensdragers en/of de inhoud daarvan,
(telkens) opzettelijk deze in valse en/of vervalste vorm voor dit doel ter
beschikking heeft/hebben gesteld en/of heeft/hebben doen stellen;
immers heeft hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s)
alstoen aldaar
(telkens) opzettelijk
-zakelijk weergegeven-
-(al dan niet) naar aanleiding van verzoeken om informatie van de
Belastingdienst Den Haag-
zijn, verdachtes, en/of de hem, verdachte, (digitaal) voorhanden zijnde en/of
ter beschikking staande (fysieke) (bedrijfs)administratie en/of
de (fysieke) (bedrijfs)administratie van de eenmanszaak [naam bedrijf 1]
betreffende de ja(a)r(en) 2011 en/of 2012 en/of 2013 en/of 2014 en/of 2015
en/of 2016
(bestaande (onder meer) uit facturen en/of het grootboek
voorbelastingen/of kostennota's en/of kostenbonnen en/of
maandoverzicht(en) en/of kasboek(en) en/of bankbescheiden)
niet en/of niet volledig aan ((een) medewerker(s) van) de Belastingdienst Den
Haag verstrekt en/of overgelegd en/of doen verstrekken en/of overleggen
en/of
(en aldus) geen en/of onjuiste en/of onvolledige informatie en/of inlichtingen
verstrekt en/of door (een) ander(en) doen en/of laten verstrekken
en/of
de hierna bedoelde valse en/of vervalste bescheiden (digitaal en/of (deels) op
een USB-stick) voor raadpleging beschikbaar gesteld en/of doen stellen aan de
Belastingdienst Den Haag
a. 27, in elk geval een of meer, valse en/of vervalste factu(u)r(en)
[naam bedrijf 1] gericht aan [naam bedrijf 2]
(bijlage(n) DOC-001a 1/27 - 27/27);
en/of
b. 27, in elk geval een/of meer, valse en/of vervalste facturen
[naam bedrijf 3] gericht aan [naam verdachte]
(bijlage(n) DOC-002F 7/27 - 9/27, 11/27 - 13/27, 17/27 - 19/27, 24/27 -
25/27, DOC-002G 3/34, 4/34, 11/34 - 13/34, 23/34 - 28/34, 32/34 - 33/34,
DOC-002H 4/22 - 6/22)
en/of
c. 2, in elk geval een of meer, valse en/of vervalste Contantfactu(u)r(en)
[naam bedrijf 4] gericht aan [naam bedrijf 1]
(bijlage DOC-002F 20/27, 27/27);
en/of
d. 3, in elk geval een of meer, valse en/of vervalste Kopiefactu(u)r(en)
en/of Contantfactu(u)r(en) gericht aan [naam bedrijf 1]
omschrijving boekhouding
(bijlage DOC-002F 26/27, DOC-002H 16/22, 22/22);
en/of
e. 3, in elk geval een of meer, valse en/of vervalste factu(u)r(en)
[naam bedrijf 5] aan [naam bedrijf 1]
(bijlage DOC-002G 2/34, 6/34, 15/34);
en/of
f. een valse en/of vervalste factuur
[naam bedrijf 6] gericht aan [naam bedrijf 1]
(bijlage DOC-002G 9/34);
en/of
g. een valse en/of vervalste factuur
[naam bedrijf 7] gericht aan [naam bedrijf 1]
(bijlage DOC-002G 10/34);
en/of
h. 2, in elk geval een of meer, valse en/of vervalste factu(u)r(en)
[naam bedrijf 8] gericht aan [naam bedrijf 1]
(bijlage DOC-002G 29/34, 34/34);
en/of
i. een valse en/of vervalste factuur
[naam bedrijf 9] gericht aan [naam bedrijf 1]
(bijlage DOC-002H 8/22);
en/of
j. een valse en/of vervalste factuur
[naam bedrijf 10] gericht aan [naam bedrijf 1]
(bijlage DOC-002H 10/22);
en/of
k. 5, in elk geval een of meer, valse en/of vervalste Kopiefactu(u)r(en)
gericht aan [naam bedrijf 1]
omschrijving Huur [adres]
(bijlage DOC-002H 15/22, 21/22, DOC-002l 13/17 - 15/17);
en/of
l. een valse en/of vervalste Kopiefactuur
betreffende facturatie "schadeclaim n.a.v. verloren klanten"
ad. euro 55.865,24 gericht aan [naam bedrijf 1]
(bijlage DOC-002l 16/17);
en/of
(een) vals(e) en/of vervalst(e) kasboek(en) en/of kasboekoverzicht(en)
waarop/waarin de hiervoor onder b. en/of c. en/of d. en/of e. en/of f. en/of
g. en/of h. en/of i. en/of j. en/of k. en/of l. genoemde/bedoelde uitgave(n)
en/of factu(u)r(en) was/waren opgenomen en/of verwerkt
bestaande die valsheid in die bescheiden hierin dat
-zakelijk weergegeven-
op/in die onder a. genoemde en/of bedoelde factu(u)r(en)
in strijd met de waarheid (telkens) was vermeld en/of opgenomen
"BTW Verlegd -"
terwijl in werkelijkheid (telkens) voor de werkzaamheden/diensten waarop die
factu(u)r(en) betrekking had(den) 21% BTW in rekening was gebracht
en/of
die (op/in de factu(u)r(en)) onder b. en/of c. en/of d. en/of e. en/of f.
en/of g. en/of h. en/of i. en/of j. en/of k. en/of l. bedoelde en/of
gefactureerde onkosten en/of bedrijfslasten niet aan hem, verdachte, en/of de
eenmanszaak [naam bedrijf 1] in rekening en/of ten laste was/waren gebracht
en/of diensten en/of werkzaamheden en/of leveringen niet ten behoeve van hem,
verdachte, en/of de eenmanszaak [naam bedrijf 1] was/waren verricht,
terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting
werd geheven,
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 68 lid 1 ahf/ond c Algemene wet inzake rijksbelastingen
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 3 februari 2016 en/of 10 november 2016,
in elk geval op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
3 februari 2016 tot en met 10 november 2016
te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk de hierna bedoelde / genoemde valse en/of vervalste
geschrift(en)(digitaal) voorhanden heeft/hebben gehad,
te weten
a. 27, in elk geval een of meer, valse en/of vervalste factu(u)r(en)
[naam bedrijf 1] gericht aan [naam bedrijf 2]
(bijlage(n) DOC-001a 1/27 - 27/27);
en/of
b. 27, in elk geval een/of meer, valse en/of vervalste facturen
[naam bedrijf 3] gericht aan [naam verdachte]
(bijlage(n) DOC-002F 7/27 - 9/27, 11/27 - 13/27, 17/27 - 19/27,
24/27 - 25/27, DOC-002G 3/34, 4/34, 11/34 - 13/34, 23/34 - 28/34,
32/34 - 33/34, DOC-002H 4/22 - 6/22);
en/of
c. 2, in elk geval een of meer, valse en/of vervalste Contantfactu(u)r(en)
[naam bedrijf 4] gericht aan [naam bedrijf 1]
(bijlage DOC-002F 20/27, 27/27);
en/of
d. 3, in elk geval een of meer, valse en/of vervalste Kopiefactu(u)r(en)
en/of Contantfactu(u)r(en)gericht aan [naam bedrijf 1]
omschrijving boekhouding
(bijlage DOC-002F 26/27, DOC-002H 16/22, 22/22);
en/of
e. 3, in elk geval een of meer, valse en/of vervalste factu(u)r(en)
[naam bedrijf 5] aan [naam bedrijf 1]
(bijlage DOC-002G 2/34, 6/34, 15/34);
en/of
f. een valse en/of vervalste factuur
[naam bedrijf 6] gericht aan [naam bedrijf 1]
(bijlage DOC-002G 9/34);
en/of
g. een valse en/of vervalste factuur
[naam bedrijf 7] gericht aan [naam bedrijf 1]
(bijlage DOC-002G 10/34);
en/of
h. 2, in elk geval een of meer, valse en/of vervalste factu(u)r(en)
[naam bedrijf 8] gericht aan [naam bedrijf 1]
(bijlage DOC-002G 29/34, 34/34);
en/of
i. een valse en/of vervalste factuur
[naam bedrijf 9] gericht aan [naam bedrijf 1]
(bijlage DOC-002H 8/22);
en/of
j. een valse en/of vervalste factuur
[naam bedrijf 10] gericht aan [naam bedrijf 1]
(bijlage DOC-002H 10/22);
en/of
k. 5, in elk geval een of meer, valse en/of vervalste Kopiefactu(u)r(en)
gericht aan [naam bedrijf 1]
omschrijving Huur [adres]
(bijlage DOC-002H 15/22, 21/22, DOC-002l 13/17 - 15/17);
en/of
l. een valse en/of vervalste Kopiefactuur
betreffende facturatie "schadeclaim n.a.v. verloren klanten"
ad. euro 55.865,24 gericht aan [naam bedrijf 1]
(bijlage DOC-002l 16/17);
en/of
(een) vals en/of vervalst(e) kasboek(en) en/of kasboekoverzicht(en)
waarop/waarin de hiervoor onder b. en/of c. en/of d. en/of e. en/of f. en/of
g. en/of h. en/of i. en/of j. en/of k. en/of l. genoemde/bedoelde uitgave(n)
en/of factu(u)r(en) was/waren opgenomen en/of verwerkt
zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig
feit te dienen,
als ware dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande die valsheid in die bescheiden hierin dat
-zakelijk weergegeven-
op/in die onder a. genoemde en/of bedoelde factu(u)r(en)
in strijd met de waarheid (telkens) was vermeld en/of opgenomen
"BTW Verlegd -"
terwijl in werkelijkheid (telkens) voor de werkzaamheden/diensten waarop die
factu(u)r(en) betrekking had(den) 21% BTW in rekening was gebracht
en/of
die (op/in de factu(u)r(en)) onder b. en/of c. en/of d. en/of e. en/of f.
en/of g. en/of h. en/of i. en/of j. en/of k. en/of l. bedoelde en/of
gefactureerde onkosten en/of bedrijfslasten niet aan hem, verdachte, en/of de
eenmanszaak [naam bedrijf 1] in rekening en/of ten laste was/waren gebracht
en/of diensten en/of werkzaamheden en/of leveringen niet ten behoeve van hem,
verdachte, en/of de eenmanszaak [naam bedrijf 1] was/waren verricht,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s)
wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden
dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het/deze
echt en onvervalst;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht