Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 4 juni 2019, met producties;
- de productie van DG&J;
- de mondelinge behandeling gehouden op 3 juli 2019;
- de pleitnota van Rivas;
- de pleitnota’s van DG&J.
2.De feiten
2.1 Algemeen
- niet rechtsgeldig ondertekend indienen van een of meerdere verklaringen,
- onder voorbehoud ondertekenen van een of meerdere verklaringen,
- aanbrengen van wijzigingen in een of meerdere verklaringen, en/of
- verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie,
K1 – Kwalitatieve doelstellingen
(...) De feitelijke invulling van lokaal maatwerk behoort niet tot de opdracht. Gevraagd wordt in de beantwoording van K1 weer te geven in welke mate ambities en doelstellingenafhankelijkzijn van lokaal maatwerk. Indien een bepaalde doelstelling alleen volledig kan worden behaald door zowel de inzet vanuit de basistaken en RVP als vanuit het lokaal maatwerk, zien wij graag de onderlinge relatie en de afhankelijkheid terug in de beantwoording. (...)”
Indexatie onder deze overeenkomst vindt op dezelfde wijze plaats als indexatie van het budget dat aan opdrachtgever beschikbaar wordt gesteld. Om dit gelijk te stellen is de tekst van de concept overeenkomst aangepast. Het tweede lid komt als volgt te luiden: 1.2. Opdrachtgever indexeert het bedrag (geheel of gedeeltelijk) als bedoeld in lid 1 vanaf 2020, indien het Algemeen Bestuur van Opdrachtgever hiertoe besluit. (...)”
De opdrachtgever geeft geen garanties aan opdrachtnemer ten aanzien van indexering. Indien het budget van DG&J ten aanzien van de JGZ wordt geïndexeerd door het Algemeen Bestuur GGZ ZHZ in de begroting van voorgaand jaar, dan wordt de overeenkomst met opdrachtnemer eveneens geïndexeerd.”
Wanneer voor een jaar de index niet wordt toegekend dan nemen wij aan de opdrachtnemer bij een loonstijging gerechtigd is om de dienstverlening naar rato te verminderen. De vermindering gebeurt in afstemming met de opdrachtgever.”
Indien de Inschrijver met het boven gestelde akkoord gaat en dit d.m.v. ondertekening aangeeft en desondanks elders in zijn Inschrijving een voorbehoud maakt ten aanzien van het boven gestelde, dan prevaleert de ondertekening op deze Bijlage.”
Tot slot:
Bij de beoordeling van uw inschrijving is geconstateerd dat uw inschrijving een voorbehoud met betrekking tot de te leveren prestaties bevat. In zowel K1 als K2 geeft u namelijk aan dat de beschreven prestaties uitsluitend kunnen worden geleverd als het plafondbedrag vanaf 2020 wordt geïndexeerd. Echter, in de nota’s van inlichtingen is, mede naar aanleiding van de door u gestelde vragen, meermaals duidelijk aangegeven dat indexatie geen automatisme is. Pas als het Algemeen Bestuur van opdrachtgever daartoe besluit wordt er geïndexeerd. Ook uit de tekst van de concept overeenkomst blijkt dat er op deze wijze wordt omgegaan met indexatie.”
Daar komt bij dat het ontbreken van duidelijkheid omtrent indexering tot gevolg heeft dat de financiële kaders voor 2020 en verder niet duidelijk zijn. Het behoeft de grote impact die indexeren heeft op het beschikbare budget (...) immers geen nadere toelichting dat dit van wezenlijke invloed is op de middelen van iedere inschrijver. Het uitgangspunt dat de gegunde partij de financiële gevolgen van het eventueel uitblijven van indexatie moet opvangen binnen de beschikbare financiële middelen (...) hebben wij aanvaard en dit hebben wij tot uitdrukking gebracht in K1 en K2. Wij hebben in de inschrijving op geen enkele wijze gesteld dat in dat geval niet kan worden voldaan aan de door DGJ geformuleerde kwalitatieve doelstellingen en de in K1 beschreven kwalitatieve prestaties, waaraan wij ons onvoorwaardelijk committeren. Wel is duidelijk dat Rivas de vrijheid moet hebben om de gevolgen van het uitblijven van indexatie in de bedrijfsvoering op te vangen.”
3.Het geschil
primair: DG&J te verbieden om de inschrijving van Rivas uit te sluiten om de enkele reden dat zij voorwaardelijk zou hebben ingeschreven;
4.De beoordeling
zodat zij de beschreven doelen in K1 volledig kan realiseren. Deze opmerking kan niet anders worden uitgelegd dat dat Rivas bij het uitblijven van indexering niet de volledige doelen beschreven in K1 kan realiseren. Anders dan Rivas heeft betoogd, heeft deze opmerking niet uitsluitend betrekking op het lokaal maatwerk. Op grond van deze opmerking kon DG&J dus niet anders dan de inschrijving van Rivas aanmerken als voorwaardelijk. Het betoog van Rivas dat K2 enkel een (op aannames gebaseerde) begroting is en dat deze geen voorbehoud kan bevatten, kan niet worden gevolgd. Uit deze begroting volgt immers dat Rivas enkel ‘in control’ is, indien er jaarlijks volledig wordt geïndexeerd, terwijl bij inschrijving juist niet van die vaste jaarlijkse indexering mocht worden uitgegaan. Daarmee bevat de inschrijving van Rivas een voorbehoud op grond waarvan zij ingevolge het Aanbestedingsdocument van deelname moet worden uitgesloten. Of de inschrijving van Rivas in K1 ook een voorbehoud bevat kan verder onbesproken blijven.
980,00