ECLI:NL:RBROT:2019:6049

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juli 2019
Publicatiedatum
26 juli 2019
Zaaknummer
10/750446-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van drugshandel via darknet en hennepteelt

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 juli 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van drugshandel en hennepteelt. De verdachte was betrokken bij de uitvoer van heroïne en cocaïne via postpakketten, die besteld waren via de Hansa-market op het darkweb. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 16 hennepplanten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte handelde en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte heeft haar woning en internetverbinding ter beschikking gesteld voor de drugshandel en heeft geprofiteerd van de opbrengsten. De officier van justitie eiste vrijspraak voor een aantal tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand opgelegd, met een proeftijd van één jaar, en daarnaast een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder het blanco strafblad en het tijdsverloop sinds de ten laste gelegde feiten. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en de rechtbank heeft de verdachte ook vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/750446-17
Datum uitspraak: 4 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw D.J. Troost, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 juni 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.E. Hartjes heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijsverweer (feit 1 primair)
4.3.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat er geen aanwijzingen zijn waaruit volgt dat de verdachte zelf enige betrokkenheid heeft gehad bij de handel in drugs,. Dat zij op de hoogte was van de activiteiten van de medeverdachte is niet voldoende voor medeplegen. Om die reden heeft de raadsvrouw geconcludeerd tot vrijspraak.
4.3.2.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat het aandeel van de verdachte niet is aan te merken als een vorm van medeplegen, maar als medeplichtigheid, op grond waarvan de officier van justitie tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde heeft geconcludeerd.
4.3.3
Beoordeling
Volgens vaste jurisprudentie kan de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook als het tenlastegelegde medeplegen niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen stelt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte het volgende vast.
Verdachte wist van de handel in drugs van de medeverdachte via het internet, zij heeft daarmee ingestemd en zij heeft ook wel eens achter de computer met hem meegekeken. De verdachte heeft haar woning, internetverbinding en Packard Bell computer aan de medeverdachte beschikbaar gesteld ten behoeve van deze handel. Deze materiële bijdrage van de verdachte is onmisbaar geweest bij de uitvoering van het feit door de medeverdachte. Verdachte heeft daarnaast geprofiteerd van de opbrengsten van de drugshandel. Uit deze feiten en omstandigheden volgt dat de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte in voldoende mate is komen vast te staan.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
Zij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 maart 2017 tot en met 20 juli 2017 te Sliedrecht, tezamen en in vereniging met een ander
meermalen, telkens opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, (telkens) als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet,
47orders, met een totale netto weeghoeveelheid van 134 gram,
met per order 1 of 2 of 2,5 of 5 of 10 of 20 gram, van een materiaal bevattende heroïne of cocaïne en/of
afleidingen daarvan, telkens een of meer middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I
hebbende zij en haar mededader:
- de voornoemde inhoud verstuurd en/of laten versturen per post met adressen met (een) bestemming in het land Duitsland, en Finland en Denemarken en Oostenrijk en
-de voornoemde inhoud in katoen geplaatst en/of laten plaatsen en
-in (een) kaart(en) en/of kaarten geplaatst en/of laten plaatsen en
- in enveloppen gedaan en/of laten doen en
-de enveloppen verstuurd en/of laten versturen met adressen met (een) bestemming in het land Duitsland en Finland en Denemarken en Oostenrijk;
2.
Zij in de maand februari 2018 te Sliedrecht, tezamen en in vereniging met een ander , opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 16 hennepplanten,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;

2.Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich, samen met haar partner medeverdachte [naam medeverdachte] , schuldig gemaakt aan handel in verdovende middelen, te weten heroïne en cocaïne. De verdachten hebben gebruik gemaakt van een anonieme, wereldwijde marktplaats op het darkweb, Hansa Market, waarop verboden goederen te koop werden aangeboden. Onder de schuilnaam [schuilnaam] werden de drugs verhandeld en per post verzonden naar afnemers in het buitenland.
De verdachte heeft met haar gedragingen haar eigen gewin boven de veiligheid en gezondheid van de afnemers gesteld en zich niets gelegen laten liggen aan de ernstige overlast die de samenleving ondervindt ten gevolge van de handel in harddrugs en daarmee samenhangende (verwervings-)criminaliteit. Daarnaast heeft de verdachte zich ook nog bezig gehouden met hennepteelt, zij het op kleine schaal, waarbij ook gezondheidsschade bij de gebruikers en maatschappelijke overlast aan de orde is. Dit valt de verdachte aan te rekenen en een bestraffing is passend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 juni 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 maart 2019. Dit rapport houdt het volgende in. De reclassering heeft enige zorgen over het verleden van de verdachte, haar achtergrond en het feit dat zij nu een dochter heeft met [naam medeverdachte] . De reclassering wil de leefsituatie van de verdachte blijven volgen en indien dit nodig is een begeleiding of behandeling voorstellen gelet op de relatie, de opvoeding of de financiële situatie. Het advies is de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen. De verdachte is in staat een werkstraf uit te voeren. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank zal echter, gelet op het geringere aandeel van de verdachte ten opzichte van [naam medeverdachte] bij feit 1, het tijdverloop, het blanco strafblad van de verdachte en de vrijspraak van feit 3, afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In plaats daarvan wordt een taakstraf opgelegd en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
Sinds de ten laste gelegde feiten is een periode van bijna twee jaren verstreken waarin de verdachte niet opnieuw in aanraking is gekomen met de politie. De rechtbank ziet daarin tevens aanleiding om de proeftijd te bepalen op één jaar, in plaats van de door de officier van justitie is geëiste twee jaar.
Gelet op de hiervoor aangehaalde inhoud van het reclasseringsrapport en de daarin geuite zorgen over de verdachte is de rechtbank van oordeel dat bijzondere voorwaarden moeten worden opgelegd. Daarom zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte opleggen, met de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd ten aanzien van:
- voorwerpen 3 en 19: teruggave aan de rechthebbende, te weten de uitgevende instantie;
- voorwerpen 4, 5, 8, 9, 16 en 18: verbeurdverklaring;
- voorwerpen 1, 7 en 15: onttrekking aan het verkeer;
- voorwerpen 2, 6, 10, 11, 12, 13 en 14: teruggave aan de verdachte.
Ten aanzien van voorwerp 17 hoeft geen beslissing te worden genomen, nu dit voorwerp ten onrechte dubbel op de lijst is vermeld.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft meegedeeld dat voorwerp 16, de Packard Bell computer, foto’s van de overleden vader van de verdachte bevat. Het belang van de verdachte bij teruggave van deze foto’s prevaleert boven het belang van justitie en de inspanningen die van die zijde verricht moeten worden om bedoelde foto’s van de gegevensdrager te halen. De raadsvrouw verzoekt teruggave van deze foto’s. De verdachte heeft verzocht om teruggave van voorwerp 14, de Apple computer.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank wijst het verzoek om teruggave van de foto’s af. De verdachte heeft er bewust voor gekozen om haar computer (voorwerp 16) te (laten) gebruiken voor de handel in verdovende middel en daarmee het risico over zich afgeroepen dat zij de foto’s kwijt raakt. Om de foto’s terug te halen en aan de verdachte te geven moeten, als dit al mogelijk is, (hoge) kosten worden gemaakt. Het verzoek van de verdachte zal ook daarom worden afgewezen.
Ten aanzien van de voorwerpen 3 en 19 gelast de rechtbank de bewaring ten behoeve van de rechthebbende.
De voorwerpen 4, 5, 8, 9, 16 en 18 zullen worden verbeurd verklaard. Het onder 1 bewezen feit is met behulp van deze voorwerpen begaan.
De voorwerpen 1, 7 en 15 zullen worden onttrokken aan het verkeer. De voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van strafbare feiten.
Ten aanzien van de voorwerpen 2, 6, 10, 11, 12, 13 en 14 gelast de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende, te weten de verdachte.
Gelet op de mededeling van de officier van justitie behoeft ten aanzien van voorwerp 17 geen beslissing te worden gegeven.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van één maand;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 1 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal, indien de reclassering dit gedurende het toezicht wenselijk acht, zich onder ambulante behandeling stellen van Fivoor te Dordrecht of een soortgelijke zorgverlener, voor haar problematiek, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
116 (honderdzestien) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
58 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1: voorwerpen 4, 5, 8, 9, 16 en 18;
- verklaart onttrokken aan het verkeer: voorwerpen 1, 7 en 15;
- gelast de teruggave aan verdachte van: voorwerpen 2, 6, 10, 11, 12, 13 en 14;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van voorwerpen 3 en 19.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. J. Fransen en B. Krijnen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Empelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juli 2019.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Zij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 24 juni 2016 tot en met 20 juli 2017 te
Sliedrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, (telkens) als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet,
althans opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
47 orders, met een totale netto weeghoeveelheid van 155 gram,
met per order 1 of 2 of 2,5 of 5 of 10 of 20 gram, in elk geval (telkens) één of meer
hoeveelhe(i)d(en) van oen materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne en/of
afleidingen daarvan, (telkens) een of meer middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, (telkens) dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hebbende zij en/of haar mededader(s):
- de voornoemde inhoud verstuurd en/of laten versturen per post met adressen met (een) bestemming(en) in het en/of de land(en) Duitsland, en/of Finland en/of Denemarken en/of Oostenrijk en/of
-de voornoemde inhoud in katoen geplaatst en/of laten plaatsen en/of
-in (een) kaart(en) en/of kaarten geplaatst en/of laten plaatsen en/of
- in enveloppen gedaan en/of laten doen en/of
-de enveloppen verstuurd en/of laten versturen met adressen met (een) bestemming(en) in het en/of de land(en) Duitsland en/of Finland en/of Denemarken en/of Oostenrijk;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[naam medeverdachte] op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 24 juni 2016 tot en met 20 juli 2017 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans éénmaal,
(telkens) opzettelijk buiten het, grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, (telkens) als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet,
althans opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
- 47 orders, met een totale netto weeghoeveelheid van 155 gram, met per order
1. of 2 of 2,5 of 5 of 10 of 20 gram, in elk geval (telkens) één of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne en/of afleidingen daarvan, (telkens) een of meer middel(on) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, (telkens) dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hebbende [naam medeverdachte] en/of zijn mededader(s):
- de voornoemde inhoud verstuurd en/of laten versturen per post met adressen met (een) bestemming(en) in het en/of de land(en) Duitsland, en/of Finland en/of Denemarken en/of Oostenrijk en/of
- de voornoemde inhoud in katoen geplaatst en/of laten plaatsen en/of
- in (een) kaart(en) en/of kaarten geplaatst en/of laten plaatsen en/of
- in enveloppen gedaan en/of laten doen en/of
- de enveloppen verstuurd en/of laten versturen met adressen met (een) hestemming(en) in het en/of de land(n) Duitsland en/of Finland en/of Denemarken en/of Oostenrijk;
bij/ tot het plegen van welk misdrij(f)(ven) zij, verdachte, in of omstreeks de periode van 24 juni 2016 tot pn met 20 juli 2017 té Rotterdam (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door (telkens) haar mobiele telefoon en/of laptop ter beschikking te stellen aan die [naam medeverdachte] voor de verkoop en/of overdracht van verdovende middelen;
2.
Zij in of omstreeks de
maand februari 2018 te Sliedrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 16 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid wan die wet;
3.
Zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 juni 2016 tot en met
21 februari 2018 te Sliedrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, tweede of derde lid
Wetboek van Strafrecht (computervredebreuk) te plegen
-een computerwachtwoord(en) en/of toegangscode of daarmee vergelijkbare gegevens waardoor toegang kan worden gekregen tot een geautomatiseerd werk of een deel daarvan, te weten identificerende gebruikersgegevens, althans gebruikersnamen en/of gebruikerswachtwoorden van (een) I Cloud account en/of (een)email account(s), in gebruik bij de heer [naam] , heeft verworven en/of verspreid en/of voorhanden heeft gehad.