ECLI:NL:RBROT:2019:6075

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juni 2019
Publicatiedatum
29 juli 2019
Zaaknummer
C/10/576546/ KG ZA 19-610 (voorlopige voorziening) / C/10/576545 / FA RK 19-5346 (beroep)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep en verzoek voorlopige voorziening inzake verlenging huisverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2019 uitspraak gedaan over een verzoek tot voorlopige voorziening en een beroep tegen de verlenging van een huisverbod. De verzoeker, die in deze zaak wordt vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de burgemeester van Rotterdam, die op 21 juni 2019 het huisverbod heeft verlengd tot 12 juli 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker geen rechtsmiddel heeft aangewend tegen het eerdere besluit tot oplegging van het huisverbod, waardoor het gevaar op het moment van verlenging vaststond. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om het huisverbod te verlengen, gezien de omstandigheden van de zaak.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat er nog geen partnergesprek heeft plaatsgevonden en dat er geen veiligheidsafspraken zijn gemaakt. De enkele bereidheid van verzoeker om deel te nemen aan een partnergesprek, na het verlengen van het huisverbod, biedt onvoldoende grond om aan te nemen dat hij blijvend zal meewerken aan hulpverlening. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het belang van omgang tussen verzoeker en zijn kinderen niet in de weg staat aan de verlenging van het huisverbod, mits dit veilig kan gebeuren.

De voorzieningenrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Reg.nrs.: C/10/576546/ KG ZA 19-610 (voorlopige voorziening)
C/10/576545 / FA RK 19-5346 (beroep)
Procesverbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 juni 2019 op het verzoek om voorlopige voorziening en het beroep in de zaken tussen

[verzoeker] , verzoeker,

wonende te [woonplaats verzoeker] , [adres verzoeker]
gemachtigde mr. W. van der Voet,
en

de burgemeester van de gemeente Rotterdam, verweerder,

gemachtigde mr. C.W. de Jong,
in welke zaak belanghebbenden zijn:

[achterblijfster] , achterblijfster,

[naam minderjarige 1], minderjarig kind van verzoeker en achterblijfster,
geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2007, en
[naam minderjarige 2], minderjarig kind van verzoeker en achterblijfster,
geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2011,
allen wonende te [woonplaats] , [adres] .

Ontstaan en loop van de procedure

Bij besluit van 14 juni 2019 heeft verweerder een huisverbod opgelegd aan verzoeker.
Bij besluit van 21 juni 2019 heeft verweerder dit huisverbod verlengd tot 12 juli 2019 (hierna: het bestreden besluit).
Bij brief van 24 juni 2019 heeft verzoekeer beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Tevens heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De oudste minderjarige is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2019. Aanwezig waren:
 verzoeker en mr. M.G.J. Plat namens zijn gemachtigde;
 verweerder, vertegenwoordigd door mr. C.W. de Jong;
 Veilig Thuis, vertegenwoordigd door [naam casemanager] , casemanager.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
 verklaart het beroep ongegrond,
 wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het huisverbod verlengd voor de duur van achttien dagen op grond van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth). Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat verzoeker ontkent dat sprake is van fysiek geweld. Verzoeker staat niet open voor een partnergesprek noch voor hulpverlening. Omdat de hulpverlening nog niet is gestart, is er nog geen indicatie voor (het vermoeden van) een afname van het gevaar. Een verlenging is van belang voor de rust en veiligheid van achterblijfster en de minderjarige kinderen en een verlenging dient om alsnog een partnergesprek te plannen en de hulpverlening op te starten.
1.1.
Het verzoek strekt ertoe de rechtsgevolgen van het bestreden besluit te schorsen voor de resterende duur van het bestreden besluit.
Het beroep strekt ertoe het bestreden besluit te vernietigen.
2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover hier van belang, kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang, zodat verzoeker kan worden ontvangen in zijn verzoek. Het feit dat het huisverbod thans van kracht is, brengt spoedeisendheid met zich.
2.2.
Op grond van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, hij onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
2.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, zodat hij onmiddellijk uitspraak zal doen op het beroep. Overigens heeft verzoeker tijdens de zitting desgevraagd ook verklaard te willen dat onmiddellijk uitspraak wordt gedaan op het beroep.
3. Omdat verzoeker geen rechtsmiddel heeft aangewend tegen het besluit tot verlenging van het huisverbod, staat vast dat het gevaar bestond op het moment dat verweerder dit besluit nam en dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid het huisverbod te verlengen.
4. Ter zitting bevestigt verzoeker dat als enige beroepsgronden resteren dat het bestreden besluit moet worden vernietigd omdat het gevaar niet meer bestond na het verlengen van het huisverbod (5) en omdat het huisverbod verzoeker verbiedt contact te hebben met zijn kinderen (6).
5. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wth, voor zover van belang, kan de burgemeester een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen, behoudens verlenging overeenkomstig artikel 9.
Op grond van artikel 6, tweede lid, van de Wth betrekt de rechter bij de beoordeling van het huisverbod tevens de feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het opleggen van het huisverbod.
Op grond van artikel 9, eerste lid, van de Wth kan de burgemeester een huisverbod verlengen tot ten hoogste vier weken nadat het is opgelegd indien de dreiging van het gevaar, of het ernstige vermoeden daarvan, zich voortzet.
De rechter beoordeelt vol of het gevaar nog blijkt uit de door verweerder geduide feiten of omstandigheden. Het aanvaarden van een aanbod tot hulpverlening, het beginnen met die hulpverlening en de reële verwachting dat betrokkene blijft meewerken daaraan, zijn indicaties dat het gevaar niet langer bestaat.
5.1.
Vaststaat dat nog geen partnergesprek heeft plaatsgevonden en dat geen veiligheidsafspraken zijn gemaakt. Verzoeker wees tot dinsdag 25 juni 2019 het partnergesprek af en, zo verklaart Veilig Thuis onweersproken, had geen vertrouwen in de hulpverlening. De enkele omstandigheid dat verzoeker op 25 juni 2019 op advies van zijn advocaat heeft verklaard dat hij bereid is tot een partnergesprek, rechtvaardigt niet de verwachting dat betrokkene blijvend zal meewerken aan hulpverlening.
Deze omstandigheid die zich heeft voorgedaan na het verlengen van het huisverbod, is geen reden voor het opheffen van het verbod.
6. Volgens de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 1, van de Wth omvat het huisverbod mede een contactverbod. Dit houdt in dat de uithuisgeplaatste gedurende de periode waarin het huisverbod van kracht is, geen contact mag opnemen met degenen met wie hij in huis woont. Het contactverbod is opgenomen om te bevorderen dat het slachtoffer tot rust kan komen en bijvoorbeeld niet door de uithuisgeplaatste telefonisch of op plekken die vallen buiten het huisverbod, wordt benaderd. Om dezelfde redenen geldt het contactverbod ook voor de andere huisgenoten, bijvoorbeeld de kinderen, van de uithuisgeplaatste. Geweld tussen partners heeft ook altijd effect op de kinderen; zo is bekend dat kinderen die met geweld in het gezin zijn opgegroeid later op meerdere terreinen dreigen te ontsporen. Het slachtoffer – en ook de andere huisgenoten – zouden onder druk kunnen worden gezet door de uithuisgeplaatste om bijvoorbeeld geen andere maatregelen te nemen, zoals het verzoeken van een echtscheiding, of het aanvaarden van een hulpaanbod. Wanneer er vanuit de hulpverlening wordt gesignaleerd dat een contact tussen uithuisgeplaatste en slachtoffer (of andere huisgenoten) noodzakelijk is, bijvoorbeeld om afspraken te maken over een te volgen hulpverleningstraject, kan via de hulpverlening contact worden opgenomen met de uithuisgeplaatste. Het contactverbod, dat inhoudt dat de uithuisgeplaatste geen contact mag opnemen met de achterblijver, staat hieraan niet in de weg. (
Kamerstukken II2005/06, 30 657, nr. 3)
6.1.
Dat het huisverbod ook voor de kinderen geldt, staat er niet aan in de weg dat er contact kan zijn tussen verzoeker en de kinderen als het veilig is voor de kinderen. Het op zichzelf zwaarwegende belang van omgang tussen verzoeker en de kinderen maakt verweerder dus niet onbevoegd tot het verlengen van het huisverbod. Overigens heeft Veilig Thuis tijdens de zitting geprobeerd een gesprek in te plannen over de mogelijkheid van omgang. Naar verwachting zal dit gesprek plaatsvinden na 1 of 2 werkdagen.
7. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Aldus gedaan door mr. J.J. Klomp, voorzieningenrechter, tevens kinderrechter, en door deze en mr. M.A.J. Ysebaert, griffier, ondertekend.
De griffier: De voorzieningenrechter:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak, voor zover die ziet op het beroep, kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op: