In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 juli 2019 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2010. De kinderrechter constateert dat de gecertificeerde instelling, Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, tijdens de voorlopige ondertoezichtstelling geen hulpverlening heeft ingezet en zonder bericht niet ter zitting is verschenen. Dit wordt als kwalijk ervaren, vooral omdat de tijd rijp lijkt om aan terugplaatsing van de minderjarige te werken. De kinderrechter heeft besloten de uithuisplaatsing slechts voor een korte periode te verlengen en een omgangsregeling tussen de minderjarige en zijn ouders vast te stellen.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening voor vier maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige], die eerder langdurig onder toezicht heeft gestaan. De ouders zijn welwillend, maar hebben persoonlijke en relationele problemen die de opvoeding beïnvloeden. De kinderrechter heeft besloten dat [voornaam minderjarige] in de weekenden bij de moeder zal verblijven, terwijl de vader niet bij de moeder mag zijn tijdens deze bezoeken.
De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot 1 oktober 2019 en de ondertoezichtstelling tot 22 juli 2020. De kinderrechter verzoekt de Raad en/of de GI om tegen de volgende zitting te rapporteren over de laatste stand van zaken. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2019 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van L.M. Ruijgrok als griffier.