Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 6 mei 2019, met producties 1-22;
- producties 1-13 van [gedaagde] ;
- de akte houdende eis in reconventie;
- de conclusie van antwoord tevens houdende pleitnota;
- het faxbericht van de advocaat van Transvision van 14 mei 2-19, met producties A-D;
- de mondelinge behandeling van 15 mei 2019;
- de pleitnota van Transvision.
2.De feiten
€ 30.000,- per overtreding alsmede € 1000,- per dag dat hij in overtreding is, onverminderd het recht van de werkgever om volledige schadevergoeding van de werknemer te vorderen.
Bijzondere afspraken
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling in conventie
vordering a: verbod om het concurrentiebeding te overtreden
- a) Met het concurrentiebeding in artikel 10 van de arbeidsovereenkomst is het [gedaagde] niet verboden de daarin genoemde werkzaamheden te verrichten, omdat in dit beding het woord “verboden” ontbreekt;
- b) Nietig is in ieder geval het boetebeding dat deel uitmaakt van het concurrentiebeding in artikel 10 van de arbeidsovereenkomst; in de arbeidsovereenkomst wordt immers gesteld dat de werkgever naast de boete tevens onverkort schade zou kunnen verhalen.
- c) Het concurrentiebeding had opnieuw schriftelijk moeten worden overeengekomen, omdat sprake is geweest van een ingrijpende functiewijziging van [gedaagde] als gevolg waarvan dit beding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken; nu geen nieuw schriftelijk beding is overeengekomen, geldt dit huidige beding dan ook niet meer. Ook de niet voorzienbare uitbreiding van activiteiten van Transvision na indiensttreding van [gedaagde] heeft ervoor gezorgd dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken;
- d) Ook een belangenafweging in de zin van artikel 7:653 lid 3 BW moet leiden tot afwijzing van deze vordering.
NJ1956/157 (
Boogaard/Vesta)).
6.De beoordeling in reconventie
7.De beslissing
€ 5.098,09;