ECLI:NL:RBROT:2019:6428

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2019
Publicatiedatum
12 augustus 2019
Zaaknummer
7908838 VV EXPL 19-312
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens ernstige overlast door huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 augustus 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Havensteder (eiseres) en een huurder (gedaagde) die in een 55+ complex woont. De huurovereenkomst tussen partijen bestaat sinds 6 juni 2017. Havensteder heeft de huurder gedagvaard vanwege ernstige overlast die hij veroorzaakt aan buren en omwonenden, waaronder seksueel getinte, agressieve en intimiderende opmerkingen, geluidsoverlast en verstoring van bijeenkomsten. De huurder heeft een huurachterstand van € 2.826,40 en heeft eerder een laatste waarschuwing ontvangen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de huurder betwist overlast te veroorzaken, maar erkend dat hij onder invloed van drank vervelend gedrag vertoont. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Havensteder een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming van de woning, gezien de ernstige overlast en de huurachterstand. De rechter heeft de huurder veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van het vonnis, en tot betaling van de huurachterstand en buitengerechtelijke kosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7908838 VV EXPL 19-312
uitspraak: 8 augustus 2019
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Havensteder,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.A. den Engelsen te Rotterdam,
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Havensteder” en “ [gedaagde] ”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Havensteder heeft [gedaagde] bij exploot van dagvaarding van 17 juli 2019, met producties, gedagvaard.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 juli 2019. Aan de zijde van Havensteder is verschenen mevrouw [naam 1] , woonconsulente, en de heer
[naam 2] , wijkbeheerder, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. [gedaagde] is in persoon verschenen. Voorafgaande aan de mondelinge behandeling zijn aan de zijde van Havensteder (fax)brieven van 24 juli 2019, met producties 20 en 21, overgelegd. Partijen hebben hun standpunten ter zitting (nader) toegelicht. Van hetgeen ter zitting is verhandeld heeft de griffier aantekening gehouden.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

In het kader van de onderhavige procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1
Tussen Havensteder als verhuurder en [gedaagde] als huurder bestaat sinds 6 juni 2017 een huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte staande en gelegen aan de
[adres] (hierna: het gehuurde). Het gehuurde is gelegen in een 55+ complex.
2.2
[gedaagde] is Havensteder op basis van deze huurovereenkomst maandelijks bij vooruitbetaling een huurprijs van laatstelijk € 621,78 verschuldigd.
2.3
Op 31 augustus 2018 hebben partijen een allonge op de huurovereenkomst gesloten in het kader van een laatste kans/gedragsaanwijzing.
2.4
Buren en omwonenden van [gedaagde] , die verslaafd is aan drank, en vrijwilligsters hebben vele klachten over [gedaagde] bij Havensteder ingediend over -kort gezegd- ongewenst (grensoverschrijdend) gedrag en het veroorzaken van (geluids)overlast door [gedaagde] . Er hebben zich meerdere incidenten voorgedaan waarbij [gedaagde] betrokken was. Havensteder heeft diverse gesprekken met [gedaagde] gevoerd over de overlast.
2.5
Bij brief van 30 april 2019 heeft Havensteder een laatste waarschuwing aan [gedaagde] gegeven.

3.De stellingen van partijen

3.1
Havensteder heeft gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij wege van voorlopige voorziening, (kort gezegd) [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van een bedrag van € 2.826,40 aan achterstallige huur en
€ 407,64 aan buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft Havensteder - zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] is tekort geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, doordat hij ernstige en structurele overlast veroorzaakt aan buren, omwonenden en vrijwilligsters. Havensteder heeft alles in het werk gesteld om de overlastsituatie te beëindigen, echter tevergeefs. Het kan niet van Havensteder worden gevergd dat de onderhavige situatie nog langer blijft voortduren. De overlast die [gedaagde] veroorzaakt rechtvaardigt thans, vooruitlopend op een toe te wijzen ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure, een veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van het gehuurde. Voorts is [gedaagde] ondanks aanmaning in gebreke gebleven met de tijdige betaling van de verschuldigde huurpenningen. De huurachterstand bedraagt € 2.826,40, berekend tot en met juli 2019. Ook de hoogte van de achterstand rechtvaardigt ontruiming van het gehuurde. Havensteder heeft een spoedeisend belang bij haar vordering.
3.3
[gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij geen overlast veroorzaakt en dat alle klachten leugens zijn. Het klopt dat als [gedaagde] gedronken heeft, hij een ander mens is en vervelend gedrag vertoont. [gedaagde] ervaart zijn drankverslaving ook zelf als een probleem. [gedaagde] krijgt al hulp van verslavingskliniek en ggz-instelling Antes en hij heeft reeds de toezegging gekregen van Antes dat hij binnen 4/5 weken aldaar wordt opgenomen om behandeld te worden aan zijn verslaving. Tijdens die behandeling zal Antes op zoek gaan naar andere woonruimte voor [gedaagde] . [gedaagde] wil ook niet meer in het gehuurde wonen. De hoogte van de huurachterstand klopt niet, nu [gedaagde] onlangs nog een betaling van € 850,00 heeft gedaan.

4.De beoordeling van de vordering

4.1
Gelet op de stelling van Havensteder dat [gedaagde] ernstige en structurele overlast veroorzaakt aan buren, omwonenden en vrijwilligsters en nu bovendien niet in geschil is dat in ieder geval sprake is van een aanzienlijke huurachterstand, is genoegzaam gebleken dat Havensteder een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorlopige voorziening, zodat zij ontvankelijk is in haar vordering.
4.2
In het kader van de onderhavige procedure dient beoordeeld te worden of de vordering van Havensteder een zodanige kans van slagen heeft in een bodemprocedure dat vooruitlopend daarop toewijzing van de door Havensteder gevorderde voorziening verantwoord is. Daarbij dient de kantonrechter uit te gaan van de feiten met de beperkte toetsing daarvan, aangezien nadere bewijsvoering in een procedure als de onderhavige niet goed mogelijk is.
4.3
Voor wat betreft de door Havensteder gestelde ernstige en structurele overlastsituatie oordeelt de kantonrechter als volgt. Vastgesteld moet worden dat Havensteder ter onderbouwing daarvan een overweldigende hoeveelheid overlastmeldingen van buren, omwonenden en vrijwilligsters heeft overgelegd, op basis waarvan naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk is dat [gedaagde] ernstige en structurele overlast veroorzaakt, meer in het bijzonder dat hij, vaak onder invloed van drank, seksueel getinte, agressieve en intimiderende opmerkingen maakt jegens vrouwelijke medebewoners en vrijwilligsters, bijeenkomsten in het complex waarvan het gehuurde onderdeel uitmaakt verstoort, stelselmatige (nachtelijke) geluidshinder veroorzaakt door harde muziek, geschreeuw, door het bonzen op de deuren en het gooien met huisraad en dat hij voor een grote mate van onveiligheid in het complex zorgt.
[gedaagde] heeft weliswaar betwist overlast te veroorzaken, maar gezien de inhoud en samenhang van alle door Havensteder overgelegde producties kan hij niet volstaan met een blote betwisting. [gedaagde] heeft ter zitting bovendien erkend dat als hij dronken is, hij een ander persoon is en dan vervelend gedrag vertoont. Hoewel [gedaagde] als gevolg van de gedragsaanwijzing een gewaarschuwd mens was, heeft ook dat geen enkel resultaat opgeleverd en is de overlastsituatie onverminderd blijven voortbestaan. Niet valt overigens uit te sluiten dat, behalve het drankprobleem van [gedaagde] en de overlast die dat veroorzaakt, sprake is van botsende culturen in het complex, waarbij de leefstijl van [gedaagde] haaks staat op die van de andere (oudere en autochtone) bewoners.
Het voorgaande leidt ertoe dat [gedaagde] als gevolg van de door hem veroorzaakte ernstige en stelselmatige overlast is tekortgeschoten in de nakoming van zowel de -in het kader van de laatste kansaanwijzing- expliciet met [gedaagde] gemaakte afspraak dat hij geen overlast dient te veroorzaken als ook met betrekking tot het bepaalde in artikel 9 lid 11 juncto lid 13 van de huurvoorwaarden met diezelfde strekking en artikel 7:213 BW. Deze tekortkoming is van dien aard en betekenis dat -vooruitlopend op een ontbinding van de huurovereenkomst- de gevorderde ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd is.
[gedaagde] heeft ter zitting ook meegedeeld niet langer woonachtig te willen zijn in het gehuurde. Hij heeft verklaard reeds de toezegging van Antes te hebben gehad om daar binnen 4/5 weken na de zitting te worden opgenomen en behandeld te worden aan zijn drankverslaving en dat Antes op zoek gaat naar een andere woning. Gelet hierop wordt de ontruimingstermijn gesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis.
4.4
Tussen partijen is niet in geschil dat een huurachterstand bestaat. Havensteder heeft gesteld dat die huurachterstand € 2.826,40, berekend tot en met juli 2019, bedraagt. Ter onderbouwing daarvan heeft Havensteder een specificatie overgelegd. [gedaagde] heeft ter zitting aangevoerd dat hij onlangs nog een betaling van € 850,00 heeft gedaan, die daarop in mindering dient te strekken. Nu Havensteder de ontvangst van die betaling echter heeft betwist en [gedaagde] geen betalingsbewijs van de door hem gestelde betaling heeft overgelegd, wordt vooralsnog uitgegaan van de huurachterstand van € 2.826,40. De hierop gerichte vordering wordt daarom toegewezen. Indien de voormelde betaling inmiddels door Havensteder is ontvangen, strekt dat bedrag vanzelfsprekend in mindering op de achterstand. De gevorderde huur over de periode tot de uiteindelijke ontruiming wordt eveneens toegewezen.
4.5
Havensteder maakt voorts aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Die vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt voor toewijzing in aanmerking, nu is gebleken dat een kosteloze aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW aan [gedaagde] is verzonden.
4.6
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde aan de [adres] met al het zijne en de zijnen te verlaten en te ontruimen en onder overgave van de sleutels in lege staat ter vrije beschikking van Havensteder te stellen;
veroordeelt [gedaagde] om aan Havensteder tegen kwijting te betalen het bedrag van € 2.826,40 aan huurachterstand berekend tot en met juli 2019, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de vervaldata van de termijnen tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] om aan Havensteder tegen kwijting te betalen, voor iedere maand, te rekenen met ingang van 1 augustus 2019 tot en met de maand waarin de ontruiming en lege oplevering van het gehuurde aan de [adres] plaatsvindt, een bedrag van € 621,78 en voor een gedeelte van een maand een pro rata te berekenen gedeelte van dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de vervaldata van de termijnen tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] om aan Havensteder tegen kwijting te betalen het bedrag van € 407,64 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Havensteder vastgesteld op € 569,52 aan verschotten en € 480,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
764