In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eisers verzuimd een advocaat te stellen nadat de kantonrechter de zaak naar de civiele kamer heeft verwezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat artikel 123 lid 2 Rv niet van toepassing is, omdat dit artikel betrekking heeft op een uitzonderlijke situatie waarin een eiser in een advocaatzaak bij dagvaarding verzuimt advocaat te stellen en dit verzuim niet herstelt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de procedure verder behandeld moet worden in de stand waarin deze zich bij de kantonrechter bevond, omdat de vóór de verwijzing verrichte proceshandelingen geldig blijven. Dit betekent dat de eisers, ondanks het verzuim om een advocaat te stellen, als in het geding verschenen partijen moeten worden aangemerkt.
Eisers hebben gevorderd dat gedaagde wordt veroordeeld om binnen een maand na betekening van het vonnis de poortdeuren te laten verwijderen en zich te onthouden van intimidatie van de bewoners. Gedaagde heeft de vordering betwist en aangevoerd dat eisers niet te goeder trouw zijn en dat de erfdienstbaarheid niet kan worden verkregen zonder inschrijving van een akte. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vordering van eisers niet kan worden toegewezen, omdat zij niet hebben aangetoond dat zij te goeder trouw zijn en omdat gedaagde bevoegd was om de poortdeuren te plaatsen.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat een verschijning van partijen ter terechtzitting zal worden gelast, en dat partijen nader bij brief zullen worden geïnformeerd over de verdere procedure. Dit vonnis is uitgesproken door mr. C. Bouwman op 14 augustus 2019.