ECLI:NL:RBROT:2019:6550

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juli 2019
Publicatiedatum
16 augustus 2019
Zaaknummer
10-223775-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke brandstichting in vereniging met gemeen gevaar voor goederen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 8 juli 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzettelijke brandstichting in vereniging. De feiten vonden plaats op 6 november 2017 te Barendrecht, waar de verdachte en een medeverdachte een geparkeerde auto in brand staken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er gemeen gevaar voor goederen was, maar geen gevaar voor personen. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de verdachten niet geloofwaardig waren, mede op basis van forensisch bewijs en telefoongegevens. De officier van justitie had een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn jeugdige leeftijd en persoonlijke omstandigheden, een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar opgelegd kreeg. De rechtbank overwoog dat de brandstichting niet alleen schade aan de auto veroorzaakte, maar ook bijdroeg aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte had geen strafblad voor soortgelijke feiten en de reclassering zag geen meerwaarde in toezicht of interventies. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-223775-17
Datum uitspraak: 8 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. T. Sen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 juni 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Castelein heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde, met uitzondering van het onderdeel dat ziet op gevaar voor personen;
  • veroordeling van de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Inleiding
Het operationeel centrum van de politie geeft op 6 november 2017 om 3:54 uur een melding uit aan surveillerende agenten over een autoalarm dat afgaat op de Olmenwede te Barendrecht. Er is gemeld dat er een persoon bij de auto is weggerend, dat er vlammen en rook te zien zijn bij de auto en dat er een donkerkleurig voertuig is weggereden vanaf die plaats.
Op de Olmenwede treft de politie een geparkeerde Seat Leon aan. Het raam van het portier linksachter is niet volledig gesloten en er komt rook uit het voertuig. Op de achterbank van de auto treft de politie een zogeheten Molotov cocktail aan. Rondom het voertuig liggen diverse half verbrande zakdoekjes en een geopend pakje zakdoekjes. Aan de bijrijderskant van de Seat Leon worden ook twee stukken witte aanmaakblokken aangetroffen naast de auto. In de auto worden ter hoogte van de achterbank diverse (brokstukken van) aanmaakblokjes aangetroffen.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken wegens een gebrek aan bewijs. De verdachte kan niet door middel van een getuigenverklaring of technisch bewijs aan de plaats delict worden gelinkt, hij heeft zich in zijn verklaring alleen vergist in de tijdstippen.
4.1.3.
Beoordeling
Verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] vatten post nabij de rotonde Carnisser Baan – Noordersingel in Barendrecht om uit te kijken naar een donkerkleurige auto. Om 4:05 uur zien zij een donkerkleurig voertuig aan komen rijden. Zij geven de bestuurder een stopteken en controleren zijn rijbewijs. Verdachte blijkt de bestuurder van die auto te zijn. Als de verbalisanten hem vragen waarom hij daar op dat moment rijdt, verklaart hij dat hij onderweg is naar Rotterdam Zuid en dat hij net een vriend heeft afgezet aan de Olmenwede. De politie ziet een jerrycan tussen de bestuurdersstoel en de achterbank staan en door het geopende raam ruikt een van de verbalisanten een sterke benzinegeur. In de middenconsole worden twee bruinkleurige aanmaakblokjes gezien en er ligt een wit papieren zakdoekje voor de passagiersstoel. In de auto van verdachte wordt een aangebroken verpakking aanmaakblokjes aangetroffen. Als hem wordt gevraagd waarom hij die goederen in zijn auto heeft vraagt hij “Hoezo? Waar is dat fikkie dan?”. De verbalisanten hebben op dat moment nog niks over de reden van hun onderzoek gezegd.
Aanmaakblokjes
De aanmaakblokjes die in de Seat Leon en in de auto van de verdachte zijn aangetroffen zijn qua materiaal, kleur, dikte en onderverdeling in blokjes soortgelijk aan elkaar.
Een onaangebroken verpakking aanmaakblokjes bestaat uit één plak die vanuit de fabriek is voorzien van groeven zodat het mogelijk is die plak op te breken in 48 vierkante blokjes. Drie van de vier stukken aanmaakblokjes die in de Seat Leon zijn aangetroffen blijken op zowel de horizontale als de verticale breuklijnen van de twee plakken uit de in de auto van verdachte aangetroffen aanmaakblokjes te passen.
Conclusie forensische opsporing
De forensische opsporing concludeert dat de brand in de auto is aangestoken. Door die brand is gemeen gevaar voor goederen te duchten geweest omdat de brand bij voortzetting een uitslaande brand was geworden en hierdoor schade aan andere goederen, zoals nabij geparkeerde auto’s, te duchten was geweest. De rechtbank neemt die conclusie over en stelt vast dat er gemeen gevaar voor goederen heeft bestaan.
Aangifte
De eigenaar van de auto, [naam aangever] , doet aangifte van brandstichting. Hij verklaart dat zijn zoon - medeverdachte - de auto die nacht voor het laatst heeft gebruikt toen hij wat is gaan eten in Rotterdam. Zijn zoon heeft tegen hem gezegd dat hij de auto tussen 3:30 en 4:00 uur heeft geparkeerd aan de Olmenwede. De aangever verklaart dat zijn zoon altijd vrij is op maandag.
Verklaringen
De medeverdachte [naam medeverdachte] wordt als getuige gehoord door de politie op 8 november 2017. Hij verklaart dat hij iets is gaan eten bij [naam horecagelegenheid] in Rotterdam en dat hij de auto rond 2:30 uur weer heeft geparkeerd. Hij heeft toen nog een half uur in de auto op zijn telefoon op social media gezeten voordat hij om 3 uur naar huis is gegaan. Om 3:30 uur is hij gaan slapen.
Verdachte heeft tijdens zijn eerste twee verhoren bij de politie niet over de verdenking willen verklaren. Op 9 november 2017 is hij voorgeleid aan de rechter-commissaris. Daar heeft hij verklaard dat hij met de medeverdachte wat was gaan eten bij [naam horecagelegenheid] in Rotterdam. De medeverdachte heeft hem daarna thuis afgezet. Later belde de medeverdachte hem op en vroeg hem benzine te komen brengen voor medeverdachtes scooter. Verdachte verklaart dat hij werd aangehouden toen hij met een jerrycan met benzine onderweg was naar de medeverdachte.
Een dag later, op 10 november 2017, meldt de medeverdachte zich met een advocaat bij het politiebureau om (nog steeds als getuige) zijn eerder afgelegde verklaring aan te vullen. Hij verklaart dat hij de nacht van de brand samen met verdachte bij [naam horecagelegenheid] heeft gegeten. Tussen 2 en 2:30 uur zijn zij bij [naam horecagelegenheid] vertrokken en heeft hij verdachte thuis afgezet. Toen de medeverdachte tussen 3 en 3:30 uur thuis in bed lag bedacht hij zich dat zijn moeder de auto maandag nodig zou hebben. Hij zou daarom gebruik moeten maken van zijn Vespa scooter. Hij heeft daarop verdachte gebeld en gevraagd om benzine naar hem toe te brengen omdat die Vespa zonder benzine stond.
Verdachte verklaart op 15 november 2017 dat de medeverdachte hem had verteld dat hij om 8 uur weg moest met de scooter. Verdachte laat zijn auto altijd wassen bij het familiebedrijf van de medeverdachte. Verdachte vermoedt dat medeverdachte toen een jerrycan heeft gezien in zijn auto en dat hij hem daarom vroeg of hij die jerrycan nog steeds in zijn auto had liggen. Verdachte had echter geen jerrycan in zijn auto liggen. Verdachte heeft verklaard dat hij daarom naar het BP tankstation is gereden om een jerrycan te kopen en te vullen met benzine.
Als de medeverdachte op 16 november 2017 als verdachte wordt gehoord verklaart hij dat verdachte onderweg naar hem was met benzine voor zijn Vespa. Als hem wordt voorgehouden dat de politie van zijn vader heeft begrepen dat de medeverdachte vrij is op maandag, verklaart hij dat hij laat in de middag langs zijn werk zou gaan. De medeverdachte wil geen reactie geven als hem wordt voorgehouden dat hij eerder heeft verklaard dat hij de scooter om 8 uur nodig zou hebben, terwijl hij nu verklaart dat hij hem in de middag nodig zou hebben.
Uitlezen telefoon verdachte
Op 14 november 2017 vraagt de politie toestemming aan de medeverdachte om zijn telefoon uit te lezen zodat zij kunnen nagaan welke telefonische contacten er in de nacht van de brand tussen verdachte en medeverdachte zijn geweest. De medeverdachte verklaart dat hij de enige gebruiker van de telefoon is en werkt mee aan het verzoek.
Als de politie de telefoon uitleest zien zij dat er op de telefoon via Google op 6 november 2017 om 2:42 uur is gezocht naar “auto verbranden beste optie”, en daarna vanaf 3:06 naar “Molotov cocktail” en “Molotov cocktail maken”. De volgende middag om 12:09 uur is er gezocht op “vingerafdruk bewijs”.
Historische telecommunicatie
De politie heeft de historische telecommunicatie van de telefoons en telefoonnummers van de verdachten onderzocht. Gezien wordt dat beide telefoons op 5 november 2017 omstreeks 22:17 uur zendmasten aanstralen in de directe omgeving van elkaar in Rotterdam en om 23:08 uur in Barendrecht. Het is aannemelijk dat beide verdachten in dezelfde omgeving zijn. Op 6 november 2017 om 3:15 uur straalt het telefoonnummer van de medeverdachte de zendmast aan de Driemanssteeweg in Rotterdam aan.
Tussen 3:15:48 en 3:54:27 uur stralen beide telefoonnummers geen zendmasten aan. Om 3:55 uur belt de verdachte 31 seconden met de medeverdachte. De medeverdachte heeft tussen 3:54 en 4:00 uur viermaal contact met het telefoonnummer dat in gebruik is bij [naam] , de vriendin van de medeverdachte.
De rechtbank overweegt dat er brand is gesticht in de Seat Leon terwijl de verdachten daar kort voor die brand in hebben gereden. Verdachte wordt kort na de melding van de brand aangetroffen in zijn auto in Barendrecht met daarin een jerrycan met benzine, een aangebroken verpakking aanmaakblokjes en een papieren zakdoekje voor de passagiersstoel. De medeverdachte heeft eerder die nacht via zijn telefoon op Google gezocht naar de beste manier om een auto te verbranden en naar hoe je een Molotov cocktail moet maken.
In de Seat Leon worden een Molotov cocktail en aanmaakblokjes aangetroffen. Rondom de auto worden delen van witte papieren zakdoekjes gevonden. Uit onderzoek blijkt vervolgens dat de aanmaakblokjes die in de Seat Leon worden aangetroffen afkomstig zijn uit de verpakking die bij verdachte in zijn auto is aangetroffen.
Onder deze omstandigheden mag van de verdachten verwacht worden dat zij een verklaring afleggen over hetgeen er precies is gebeurd. De verdachten leggen echter niet consistente en niet-geloofwaardige verklaringen af.
Zo heeft de medeverdachte tegen de politie verklaard dat hij de auto om 2:30 uur weer heeft geparkeerd, dat hij om 3 uur de auto heeft verlaten en om 3:30 uur is gaan slapen. Dit aantoonbaar onjuist uit de onderzocht historische gegevens van zijn telefoon blijkt dat zijn telefoon om 3:15 uur een zendmast in Rotterdam heeft aangestraald, terwijl hij volgens zijn verklaring op dat moment in zijn woning in Barendrecht was om te gaan slapen. Het gegeven dat de telefoons van verdachte en de medeverdachte tussen 3:15:48 en 3:54:27 uur gelijktijdig geen zendmasten aanstralen bewijst in ieder geval dat zij afspraken hebben gemaakt in die periode hun telefoons uit te zetten.
Ook blijkt dat de medeverdachte om 3:55 uur telefonisch contact heeft gehad met verdachte, volgens verdachte vanwege het verzoek van de medeverdachte aan verdachte om benzine te komen brengen voor zijn Vespa. Ook dit kan niet waar zijn omdat tussen het tijdstip van dat telefoongesprek en 4:05 uur, het tijdstip waarop de politie verdachte rijdend in zijn auto zag, onvoldoende tijd zit voor verdachte om zoals hij heeft verklaard thuis te vertrekken, een jerrycan met benzine te kopen en naar Barendrecht te rijden. Daar komt bij dat verdachte in zijn eerste contact met de politie heeft verklaard dat hij een vriend had afgezet aan de Olmenwede in Barendrecht; deze verklaring past beter bij de onderzochte telefoongegevens dan zijn latere verklaring dat hij is aangehouden toen hij nog onderweg was naar de medeverdachte met de gevraagde benzine.
4.1.4.
Conclusie
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verklaringen van de verdachten gelet op de resultaten van het onderzoek niet geloofwaardig zijn. De rechtbank concludeert mede om die reden dat het niet anders kan dan dat de verdachten zich in vereniging schuldig hebben gemaakt aan brandstichting in de Seat Leon waardoor algemeen gevaar voor goederen – te weten: nabij geparkeerd staande auto’s – is ontstaan.
Met de officier van justitie en de verdediging oordeelt de rechtbank dat de brand geen gevaar voor personen heeft veroorzaakt.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 6 november 2017 te Barendrecht tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht op een parkeerplaats (aan de Olmenwede), immers heeft verdachte en/of zijn mededader toen aldaar opzettelijk een fles met hierin een brandbare vloeistof in een geparkeerd staande auto gegooid en opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met aanmaakblokjes en papieren zakdoekjes ten gevolge waarvan voornoemde auto gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten: in de directe nabijheid geparkeerde auto's te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft samen met zijn medeverdachte [naam medeverdachte] brand gesticht in het interieur van de auto van de vader van [naam medeverdachte] . De schade is beperkt gebleven tot die auto. De verdachten hebben geen openheid van zaken gegeven, maar een mogelijk motief voor de brandstichting zou gelegen kunnen zijn in een uitkering van de verzekering. De auto stond al een tijd te koop, maar was nog steeds niet verkocht. Naast dat zij aanzienlijke schade hebben veroorzaakt aan de auto, hebben zij door het gevaarzettende karakter van het feit bijgedragen aan de in de samenleving heersende gevoelens van onrust en onveiligheid.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 mei 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 november 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte lijkt zijn leven op orde te hebben. De reclassering ziet geen meerwaarde in interventies of toezicht. De verdachte kampt met een fysieke beperking waardoor hij op bepaalde punten afhankelijk is van zorg van zijn familie. Een gevangenisstraf in een reguliere penitentiaire inrichting is door de zorg die de verdachte nodig heeft niet wenselijk. De verdachte kan wel een taakstraf uitvoeren als er rekening wordt gehouden met zijn beperkingen.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en in plaats daarvan een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank houdt rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte, het gegeven dat er naast de auto geen andere goederen zijn beschadigd en met de fysieke beperkingen van de verdachte. De voorwaardelijke straf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Bij de bepaling van de duur van de straffen heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 147 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 (honderd tachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
142 (honderd tweeënveertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
71 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.M. Munnichs, voorzitter,
en mrs. W.H.J. Stemker Köster en F. Wegman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 6 november 2017 te Barendrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht op een parkeerplaats (aan de Olmenwede), immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een fles met hierin een brandbare vloeistof in een geparkeerd staande auto gegooid en/of
in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met aanmaakblokjes en/of (een) papieren zakdoekje(s) en/of met een brandbare stof besprenkelde doek(en) althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemde auto geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten: het wegdek en/of in de directe nabijheid geparkeerde auto's, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in de nabijheid gelegen woningen aanwezige perso(o)n(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of
anderen te duchten was.