Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/020521-18
Datum uitspraak: 4 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in Nederland,
verblijvende op het adres:
[verblijfadres verdachte] , [verblijfplaats verdachte] (België),
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.
1.Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 juli 2019.
2.Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3.Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. V.A.M.G. van de Bilt heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaar.
4.Waardering van het bewijs
4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 29 januari 2018 te Rotterdam een vuurwapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type FN/HP 1935 MK II, kaliber 9x19 MM en een onderdeel van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3°, gelet op artikel 2 lid 1 van Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonhouder van het merk/type FN / GP 1935 MK II, zijnde een onderdeel dat specifiek bestemd is en van wezenlijke aard is, voor voornoemd pistool en munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten 12 kogelpatronen, kaliber 9MM Luger
,voorhanden heeft gehad.
,voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
5.Strafbaarheid feit
Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.
6.Strafbaarheid verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7.Motivering straffen
7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een vuurwapen met een patroonhouder en twaalf kogelpatronen voorhanden gehad. Het vuurwapen en de kogelpatronen lagen in de kofferbak van zijn auto, maar niet bij elkaar. De patroonhouder droeg de verdachte bij zich. De verdachte heeft verklaard dat hij het vuurwapen had gekocht omdat hij van plan was om zichzelf van het leven te beroven. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt onder burgers gevoelens van onveiligheid teweeg en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het is algemeen bekend dat vuurwapenbezit niet zelden leidt tot het (ondeskundig) gebruik ervan, met alle ernstige gevolgen voor anderen van dien.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 juni 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Antes, afdeling toezicht, heeft een voortgangsverslag over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 april 2019. Dit verslag houdt het volgende in.
De verdachte heeft zich gedurende het toezicht goed aan zijn meldplichtafspraken gehouden. De verdachte heeft in september 2018 een intake gehad bij De Waag. Toen is geconcludeerd dat er geen sprake meer is van suïcidaliteit. Daarom is besloten om af te zien van een behandeling. Er is weinig verbetering in de lichamelijke problematiek die tot de suïcidaliteit had geleid, maar de beschermende factoren zijn toegenomen en de manier waarop de verdachte met deze problematiek omgaat is sterk verbeterd. Het herhalingsgevaar dat op 1 februari 2018 is ingeschat als laag-gemiddeld is sindsdien afgenomen. De reclassering ziet geen meerwaarde meer in bemoeienis vanuit de reclassering.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit verslag.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Uit het dossier kan worden afgeleid dat de verdachte het vuurwapen enkel en alleen voorhanden heeft gehad, omdat hij van plan was om zichzelf iets aan te doen. De rechtbank ziet hierin aanleiding om af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In plaats daarvan wordt conform de eis van de officier van justitie een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd. De zaak afdoen met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel – zoals de verdediging heeft verzocht – zou geen recht doen aan de ernst van het feit. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte rechtvaardigen niet de aanschaf van het vuurwapen en de munitie.
Ten aanzien van de taakstraf wijkt de rechtbank in het voordeel van de verdachte af van de eis van de officier van justitie. De lichamelijke beperkingen van de verdachte hebben tot gevolg dat hij slechts een paar uur per dag kan werken, zodat een taakstraf voor hem een zwaardere belasting is dan voor een ander. Daarom zal een taakstraf van 120 uren worden opgelegd.
De voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Omdat de verdachte anderhalf jaar schorsingstoezicht van de reclassering positief heeft afgerond, zal een proeftijd voor de duur van één jaar aan het voorwaardelijk strafdeel worden verbonden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.
8.In beslag genomen voorwerpen
Aan dit vonnis is als bijlage III een lijst gehecht van de in beslag genomen voorwerpen, waarvan de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen voorwerpen, te weten een vuurwapen, patroonhouder en kogelpatronen, te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging kan zich vinden in het standpunt van de officier van justitie.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
10.Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
11.Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren,waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren,waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
114 (honderdveertien) urente verrichten taakstraf resteert;
114 (honderdveertien) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
57 dagen;
57 dagen;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
1 (één) jaar;
1 (één) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer het pistool genummerd 1, de patroonhouder genummerd 2 en de twaalf stuks kogelpatronen genummerd 3 op de aan dit vonnis als bijlage III gehechte beslaglijst;
- verklaart onttrokken aan het verkeer het pistool genummerd 1, de patroonhouder genummerd 2 en de twaalf stuks kogelpatronen genummerd 3 op de aan dit vonnis als bijlage III gehechte beslaglijst;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en D.I. Hendriks-van Wel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 januari 2018 te Rotterdam een vuurwapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type FN/HP 1935 MK II, kaliber 9x19 MM en/of een onderdeel van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3°, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonhouder van het merk/type FN / GP 1935 MK II, zijnde een onderdeel/hulpstuk dat specifiek bestemd is en/of van wezenlijke aard is, voor voornoemd pistool en/of munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten 12 kogelpatronen, kaliber 9MM Luger voorhanden heeft gehad.