ECLI:NL:RBROT:2019:6588

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
19 augustus 2019
Zaaknummer
10-109087-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor woninginbraak in vereniging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 augustus 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van woninginbraak in vereniging. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], heeft samen met een medeverdachte ingebroken in de woning van een buurman. De inbraak vond plaats via het balkon van de verdachte, waarbij een ruit werd gebroken om toegang te krijgen tot de woning. De verdachte heeft bekend dat hij samen met zijn medeverdachte een PlayStation, een kluis en andere waardevolle spullen heeft gestolen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, en een taakstraf van 80 uur. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf werd verkregen door middel van braak. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een licht verstandelijke beperking en ADHD. De rechtbank oordeelde dat de ernst van het feit een gevangenisstraf rechtvaardigt, maar besloot om de straf gelijk te stellen aan de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank legde een voorwaardelijk strafdeel op met bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht, om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-109087-19
Datum uitspraak: 1 augustus 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte], [woonplaats verdachte],
raadsvrouw mr. J. van Veelen-de Hoop, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 augustus 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het advies van 20 juli 2019, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 80 uur, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 4 mei 2019 tussen 17.30 uur en 23.59 uur te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander, een Play
Station en kluis en videocamera en videotapes en
eensieraad
toebehorendeaan [naam slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met zijn bovenbuurman ingebroken in de woning van andere buren die op dat moment niet thuis waren. Via het balkon van de verdachte zijn zij naar het balkon van het slachtoffer geklommen. Daar heeft de medeverdachte een ruit gebroken om binnen te kunnen komen. Samen hebben zij uit de woning een PlayStation spelcomputer en een kluis met inhoud gestolen.
Diefstallen uit woningen zijn buitengewoon ergerlijke feiten, die niet alleen overlast en financiële schade met zich brengen, maar ook gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij in het algemeen veroorzaken.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 juli 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 juli 2019. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
De verdachte is door zijn licht verstandelijke beperking makkelijker beïnvloedbaar en daarmee is hij een doelwit voor criminaliteit. Verder heeft hij ook de diagnose ADHD en een forse hechtingsstoornis. Zijn weerbaarheid zal verhoogd moeten worden om het recidiverisico dat als gemiddeld wordt ingeschat te beperken. Ondanks de jonge leeftijd en de licht verstandelijke beperking wordt geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen omdat dit het tweede delict in een zeer korte periode is. Geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het blijven accepteren van begeleiding door zijn mentor en/of ASVZ. De verdachte heeft via de instelling ASVZ een begeleider die al sinds zijn zesde jaar in beeld is. De verdachte vertrouwt haar en zij weet hem enigszins in de juiste richting te bewegen. Het is van belang dat dit contact wordt voortgezet en dat daarbij samenwerking met Reclassering Nederland wordt gezocht.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De ernst van het feit rechtvaardigt het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank heeft in het voordeel van de verdachte meegewogen dat hij, ondanks zijn moeilijke jeugd en zijn licht verstandelijke beperking, zijn leven tot voor kort goed op de rails had. Nadat de voorlopige hechtenis is geschorst, heeft de verdachte de draad ook weer opgepakt. De verdachte heeft verder aangegeven spijt te hebben van zijn daad. Het verblijf in detentie tussen volwassenen is hem als jongvolwassene zwaar gevallen. Hij heeft aangegeven hiervan te hebben geleerd. De rechtbank acht het nu primair van belang dat de verdachte zich richt op de toekomst, en op korte termijn weer zijn volle aandacht aan zijn opleiding kan besteden.
De rechtbank vindt het alles afwegend niet opportuun om de verdachte opnieuw naar de gevangenis te sturen. De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank voorts, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, geen taakstraf opleggen. De verdachte is weinig belastbaar; een taakstraf zal het succesvol doorlopen en afronden van zijn opleiding kunnen belemmeren.
De rechtbank ziet in de omstandigheden waaronder het delict is gepleegd en in de persoonlijkheid van de verdachte wel aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen, met de voorwaarden die door Reclassering Nederland zijn geadviseerd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan is geadviseerd zal de rechtbank de voorwaarden en het reclasseringstoezicht niet dadelijk uitvoerbaar verklaren omdat er geen sprake is van het daarvoor in de wet gestelde vereiste dat er gevreesd moet worden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 94 (vierennegentig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
60 (zestig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland zolang en zo frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal begeleiding blijven accepteren van zijn mentor en/of door ASVZ of een soortgelijke instelling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.A. Kalk, voorzitter,
en mrs. C.E. Bos en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 4 mei 2019 tussen 17.30 uur en 23.59 uur te Dordrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) iPhone en/of Playstation en/of laptop en/of kluis en/of videocamera en/of videotape(s) en/of siera(a)d(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen iPhone en/of Playstation en/of laptop en/of kluis en/of videocamera en/of videotape(s) en/of siera(a)d(en) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.