ECLI:NL:RBROT:2019:6591

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
19 augustus 2019
Zaaknummer
10-142062-18 vordering TUL VV: 10-092642-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woninginbraak met DNA-bewijs

Op 1 augustus 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot woninginbraak en huisvredebreuk. De verdachte, geboren in België en verblijvende in een woonvorm, werd ervan beschuldigd op 20 mei 2018 te hebben geprobeerd in te breken in een woning in Krimpen aan den IJssel door een ruit te vernielen. Bij het raam werd bloed aangetroffen dat matchte met het DNA van de verdachte, wat leidde tot zijn veroordeling voor de poging tot diefstal. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte niet anders konden worden begrepen dan als een poging tot woninginbraak, ondanks zijn verweer dat hij mogelijk op zoek was naar een slaapplaats. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de huisvredebreuk, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier maanden geëist, waarvan 78 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van 104 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak van begeleiding.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-142062-18
Parketnummer vordering TUL VV: 10-092642-18
Datum uitspraak: 1 augustus 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] (België) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
verblijvende bij woonvorm Profila De Ark van De Hoop,
raadsman mr. A.T. Tilburg, advocaat te Spijkenisse.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 augustus 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Samengevat wordt de verdachte onder 1 primair verweten dat hij op 20 mei 2018 heeft geprobeerd in te breken in een woning te Krimpen aan den IJssel door een ruit te vernielen. Als dat niet kan worden bewezen, wordt hem subsidiair verweten dat hij een ruit heeft vernield.
Onder 2 wordt de verdachte huisvredebreuk verweten omdat hij zonder toestemming van de rechthebbende de woning is binnengedrongen na het inslaan van de ruit.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 78 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Antes in het advies van 19 juli 2019.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering (feit 1)
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat niet bewezen kan worden dat de verdachte heeft geprobeerd om in te breken in de woning omdat het voornemen om iets weg te nemen niet uit het dossier is af te leiden. De verdachte heeft bij de rechter-commissaris weliswaar een bekentenis afgelegd, maar die verklaring is niet bruikbaar omdat hij kort daarvoor bij de politie heeft verklaard dat hij zich niet meer kan herinneren wat hij heeft gedaan omdat hij dronken was. Hij heeft toen verklaard dat hij mogelijk op zoek was naar een slaapplaats.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank verwerpt het verweer en zal de verdachte niet vrijspreken voor het onder 1 primair ten laste gelegde. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op camerabeelden bij de woning is gezien dat de dader, die een rood vest droeg, aan de voorkant van het gebouw komt aanfietsen en kort daarna met zijn fiets aan de hand voorbij de woning loopt in de richting waar hij vandaan kwam fietsen. Een paar minuten later is hij vastgelegd op camerabeelden aan de achterzijde van de woning. Daar is hij over een heg heen geklommen en vervolgens heeft hij vanaf het balkon op de eerste verdieping een ruit vernield. Getuige [naam getuige] heeft het geluid van brekend glas gehoord. Toen zij naar buiten keek zag zij een man in een opvallend rood shirt van het balkon afspringen. Bij de vernielde ruit is bloed aangetroffen dat is bemonsterd en vervolgens voor DNA-onderzoek is verzonden naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Het NFI heeft een match gevonden met het DNA-profiel van de verdachte dat was opgenomen in de DNA-databank voor strafzaken. De rechtbank stelt vast dat het bloed dat bij de woning is aangetroffen van de verdachte is.
Mede gelet op de verkenning aan de voorzijde van de woning en het verbreken van een ruit vanaf een balkon op de eerste verdieping, kunnen de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet anders worden begrepen dan als een poging tot woninginbraak.
De enkele suggestie van de verdachte dat hij mogelijk slechts op zoek was naar een slaapplek is, zonder nadere onderbouwing en in het licht van de overige omstandigheden, niet aannemelijk geworden.
4.2.
Vrijspraak zonder nadere motivering (feit 2)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 20 mei 2018 te Krimpen aan den IJssel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen van zijn gading,
toebehorende, aan [naam slachtoffer] ,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, een ruit van de woning gelegen aan de [adres] heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft geprobeerd om in te breken in een woning door vanaf het op de eerste verdieping gelegen balkon een ruit te vernielen. De verdachte is daarbij gewond geraakt aan zijn hoofd en hij heeft het balkon daarna weer verlaten. Woninginbraken zijn buitengewoon ergerlijke feiten, die niet alleen overlast en financiële schade met zich brengen, maar ook gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers – ook als het bij een poging blijft – en in de maatschappij in het algemeen veroorzaken.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 juli 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Antes, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 juli 2019. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
Naar inschatting van de reclassering is het gehele strafblad gerelateerd aan multi-problematiek: een combinatie van verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek en een licht verstandelijke beperking. De verdachte komt over als iemand die zelf zijn zaken wil regelen. Als het gaat om zijn behandeling, is hem dat ook gelukt. Hij toont probleembesef en enig probleeminzicht in zijn verslaving waaruit intrinsieke motivatie voortkomt voor zijn huidige behandeltraject. Hij dringt aan op hulpverlening bij praktische zaken en plaatsing in een vorm van woonbegeleiding. Hoewel de verdachte de ervaring heeft dat verplichtingen die samenhangen met reclasseringstoezicht hem veel stress kunnen bezorgen, opteert hij voor een zorgtraject in justitieel kader met reclasseringstoezicht. De reclassering meent dat de zelf gezochte hulp bij De Hoop GGZ voor zijn verslavingen noodzakelijk is. Als de verdachte het vol blijft houden om daaraan mee te werken, dan kan die hulp bijdragen aan verdere beperking van het recidiverisico dat op dit moment wordt ingeschat als gemiddeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 14 mei 2018 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 3 weken, waarvan een gedeelte groot 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 29 mei 2018.
8.2.
Standpunt officier van justitie/Standpunt verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben verzocht om de vordering af te wijzen.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van het vonnis van 14 mei 2018 en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven. De verdachte heeft hulp gezocht voor zijn verslavingen en is inmiddels al negentig dagen clean. Hij werkt mee aan de behandeling en maakt een positieve ontwikkeling door. Die positieve ontwikkeling moet niet worden doorkruist. De vordering zal daarom worden afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 104 (honderdvier) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
60 (zestig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Antes, afdeling reclassering, zolang en zo frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van De Hoop voor GGZ of een soortgelijke zorgverlener, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorgverlener verantwoord vindt en zal zich houden aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij terugval in middelengebruik of overmatig middelengebruik kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat de veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
3. de veroordeelde zal verblijven in Profila De Ark of een andere instelling voor beschermd wonen/maatschappelijke opvang, en zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma die door of namens de directeur van die instelling in overleg met de reclassering voor hem zijn opgesteld, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de directeur van die instelling in overleg met de reclassering verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht zodat thans geen onvoorwaardelijk deel meer resteert, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 14 mei 2018 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.A. Kalk, voorzitter,
en mrs. C.E. Bos en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 20 mei 2018 te Krimpen aan den IJssel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of (een) goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] ,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, een ruit van de woning gelegen aan de [adres] heeft ingeslagen, althans vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 mei 2018 te Krimpen aan den IJssel opzettelijk en wederrechtelijk
een ruit van de woning gelegen aan de [adres] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 20 mei 2018 te Krimpen aan den IJssel in de woning, het besloten lokaal en/of het erf, gelegen aan de [adres] , bij een ander, te weten bij [naam slachtoffer] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen, door een ruit van die woning in te slaan, althans te vernielen en/of (vervolgens) door de aldus ontstane opening de woning te betreden.