In deze zaak gaat het om het optreden van een politieambtenaar die op 4 augustus 2017 in Rotterdam een verdachte een vuistslag in het gezicht heeft gegeven, wat resulteerde in meervoudig letsel bij de aangever. De rechtbank moest beoordelen of het toegepaste geweld rechtmatig was. De rechtbank oordeelde dat het letsel van de aangever, waaronder een gebroken oogkaswand en neus, als zwaar lichamelijk letsel kon worden aangemerkt. De verdachte handelde in de rechtmatige uitoefening van zijn functie en het geweld voldeed aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit volgens artikel 7 van de Politiewet. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging en concludeerde dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, maar dat het geen strafbaar feit opleverde. De verdachte werd daarom ontslagen van alle rechtsvervolging. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel was opgelegd aan de verdachte.