Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 9 januari 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 28 februari 2019, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van de op 3 april 2019 gehouden comparitie van partijen;
- de beide filmopnames die mr. Stekelenburg namens Röhlig in het geding heeft gebracht;
- de akte uitlating n.a.v. proces-verbaal van de comparitie van 3 april 2019 zijdens Röhlig.
2.De vaststaande feiten
3.De vordering
) de overeenkomst heeft laten tekenen met datum 30 augustus 2018, stuur ik u deze brief binnen de gestelde 14 dagen.
4.Het verweer
e-mailbericht van 26 juli 2018 op de ernst van zijn handelen had gewezen en hem gewaarschuwd had, heeft Röhlig op 12 september 2018 nieuwe onregelmatigheden geconstateerd in de dossiers die behandeld waren door [eiser] . Röhlig stelt dat zij toen voldoende redenen had om [eiser] op staande voet te ontslaan, doch dat zij er toen, mede in verband met zijn privésituatie, voor gekozen heeft om hem een vaststellingsovereenkomst aan te bieden, waarbij hij de rest van de maand zou worden vrijgesteld van werk en waarbij de kans op een WW-uitkering een stuk groter zou zijn dan bij een ontslag op staande voet.