ECLI:NL:RBROT:2019:6962

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 juli 2019
Publicatiedatum
30 augustus 2019
Zaaknummer
C/10/555780 / HA ZA 18-724
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Mentink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een openstaand kredietsaldo en ontbinding van de kredietovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap CREDIET MAATSCHAPPIJ DE IJSSEL B.V. (hierna: De IJssel) en twee gedaagden die een kredietovereenkomst met De IJssel hadden gesloten. De IJssel vorderde betaling van een openstaand saldo van € 46.513,41, vermeerderd met rente en kosten, omdat de gedaagden in gebreke waren gebleven bij het voldoen van hun betalingsverplichtingen. De gedaagden voerden verweer en stelden dat De IJssel tekort was geschoten in haar zorgplicht als kredietverstrekker, en vroegen ontbinding van de overeenkomst.

De rechtbank oordeelde dat De IJssel niet onzorgvuldig had gehandeld en dat de gedaagden meer dan twee maanden achterstallig waren in hun betalingen. De rechtbank wees de vordering van De IJssel toe en verklaarde dat de gedaagden hoofdelijk moesten betalen. De rechtbank verwierp ook de vordering in reconventie van de gedaagden tot ontbinding van de overeenkomst, omdat er geen sprake was van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van De IJssel. De rechtbank veroordeelde de gedaagden in de proceskosten, die op € 5.273,81 werden begroot.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van kredietverstrekkers en de noodzaak voor consumenten om goed geïnformeerd te zijn over de voorwaarden van kredietovereenkomsten. De rechtbank bevestigde dat de contractuele rente en vertragingsvergoeding niet oneerlijk waren en dat de gedaagden niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun claims over onduidelijkheid in de overeenkomst.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: C/10/555780 / HA ZA 18-724
Vonnis van 31 juli 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CREDIET MAATSCHAPPIJ DE IJSSEL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. H.J. van Hilst-Meuwese te 's-Hertogenbosch,
tegen

1.[naam gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats gedaagde 1] ,
2.
[naam gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagde 2] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie
advocaat mr. S.I.N. Ebecilio te De Meern.
Partijen zullen hierna De IJssel en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 juli 2018, met producties;
  • de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
  • de brief van de rechtbank van 7 november 2018 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • het proces-verbaal van comparitie van de op 11 december 2018 gehouden comparitie van partijen.
1.2.
Ter zitting heeft De IJssel aangegeven dat voornoemde antwoordconclusie tevens is aan te merken als conclusie van repliek in conventie. Vervolgens is de zaak naar de rol verwezen van woensdag 23 januari 2019 voor conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie aan de zijde van [gedaagden] . Hoewel daartoe in de
gelegenheid gesteld hebben [gedaagden] . geen conclusie genomen en evenmin om uitstel verzocht. Tegen [gedaagden] . is vervolgens akte niet dienen verleend.
1.3.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagden] . hebben op 14 oktober 2009 een overeenkomst van geldlening gesloten met De IJssel, waarbij De IJssel aan [gedaagden] . een krediet heeft verstrekt ter hoogte van
€ 49.999,-, aflossingsvrij en tegen een (toen geldende) kredietvergoeding van 0,607% per maand (hierna: de overeenkomst). [gedaagden] . hebben zich hoofdelijk verbonden tot terugbetaling van het krediet.
2.2.
Artikel 2 van de overeenkomst bepaalt het navolgende:
Cliënt zal gedurende de eerste vijf jaar van de looptijd van deze overeenkomst maandelijks tenminste terugbetalen een bedrag gelijk aan de in de afgelopen maand ten laste van het krediet geboekte kredietvergoeding met een minimum van EUR 50,-. (Aflossingsvrij). De eerste maandtermijn dient ontvangen te zijn op de laatste dag van de maand volgend op de maand waarin de eerste opname heeft plaatsgevonden en zo vervolgens. Cliënt kan kredietgever schriftelijk verzoeken de aflossingsvrije periode met vijf jaar te verlengen.
Als nadere voorwaarde voor deze keuze van aflossingsvrije termijnbetaling geldt, dat deze betaalwijze vervalt:
 Indien Cliënt de machtiging tot automatische incasso intrekt;
 indien de overeenkomst ingevolge artikel 14 van de Algemene Voorwaarden Doorlopend Krediet wordt opgezegd;
 indien de aflossingsvrije periode niet wordt verlengd.
Cliënt zal vanaf dat moment maandelijks van het door hem verschuldigde tenminste terugbetalen een bedrag ter grootte van 1,5% van de overeengekomen kredietlimiet.
2.3.
De overeenkomst is tot stand gekomen via bemiddeling door Ambtenarenlening, een door [gedaagden] . ingeschakelde en onafhankelijk van De IJssel opererende intermediair.
2.4.
De overeenkomst verwijst naar de Algemene Voorwaarden Doorlopend Krediet (hierna: AV) en de Algemene Voorwaarden Interbank Card van toepassing.
2.5.
De AV bepalen onder meer het volgende:
Artikel 3 Kredietvergoeding(…)
b) De kredietvergoeding wordt van dag tot dag berekend over het uitstaande saldo en kan door Kredietgever, met inachtneming van de krachtens de wet gestelde maxima, worden gewijzigd. Kredietgever zal Cliënt van iedere wijziging schriftelijk in kennis stellen.
c) Bij niet tijdige betaling van een of meer vervallen maandtermijnen wordt over het uitstaande saldo voorzover dit de kredietlimiet niet overschrijdt kredietvergoeding berekend conform het sub b gestelde.
(…)
Artikel 8 Vertragingsvergoeding
Ingeval van te late betaling van één of meer maandtermijnen waardoor de kredietlimiet overschreden wordt, is Cliënt vertragingsvergoeding verschuldigd over het deel van het uitstaand saldo dat de
kredietlimiet te boven gaat, indien Cliënt na ontvangst van een ingebrekestelling niet alsnog binnen de in deze ingebrekestelling vermelde termijn betaalt.
De vertragingsvergoeding wordt in dagen nauwkeurig berekend op basis van het in het kader van de krediettransactie overeengekomen effectieve kredietvergoedingspercentage op jaarbasis en op de wijze als vermeld in Artikel 3.
De voornoemde vertragingsvergoeding wordt eveneens berekend over het bedrag dat door Kredietgever wordt opgeëist conform Artikel 9, voor zover Cliënt dit bedrag niet binnen de termijn als vermeld in de opeising heeft betaald.
Artikel 9 Opeisbaarheid
In de hierna onder a-f genoemde gevallen is de Kredietgever gerechtigd betaling ineens te eisen van het krachtens deze overeenkomst verschuldigde, eventueel te vermeerderen met de vertragingsvergoeding:
a) Cliënt meer dan twee maanden achterstallig is in de betaling van een vervallen maandtermijn en na in gebreke te zijn gesteld nalatig blijft in de nakoming van zijn verplichting; (…)
2.6.
In opdracht van [gedaagden] . is de kredietsom op 14 oktober 2009 uitgekeerd door overmaking van € 6.269,- naar de bankrekening van [gedaagden] ., € 37.480,- aan Interbank N.V. en € 6.250,- aan Visa Creditcard.
2.7
De termijnen werden bij [gedaagden] . automatisch geïncasseerd. Vanaf december 2012 werd de maandelijkse incasso herhaaldelijk gestorneerd.
2.8.
De IJssel heeft [gedaagden] . meerdere malen gesommeerd aan hun betalingsverplichtingen te voldoen. Bij brief van 8 april 2018 heeft De IJssel aan [gedaagden] . bericht dat zij op grond van artikel 9 sub a van de AV aanspraak maakt op betaling van het openstaande saldo ad € 45.925,17.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De IJssel vordert samengevat - veroordeling van [gedaagden] . tot betaling van € 46.513,41, vermeerderd met rente en kosten. Hieraan heeft De IJssel - verkort weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd:
[gedaagden] . zijn tekort geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst, door niet de maandelijks verschuldigde bedragen te voldoen. De IJssel heeft derhalve aanspraak op betaling van het openstaande kredietsaldo, thans een bedrag van
€ 46.513,41, te vermeerderen met de samengestelde - dan wel subsidiair de enkelvoudige - contractuele rente van 8,3% per jaar, dan wel meer subsidiair de wettelijke rente vanaf 31 mei 2018.
3.2.
[gedaagden] . voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagden] . vorderen samengevat - ontbinding van de overeenkomst wegens schending van de zorgplicht en veroordeling van De IJssel in de proceskosten. [gedaagden] .
leggen hieraan - samengevat - ten grondslag dat De IJssel is tekort geschoten in haar zorgplicht als financieel dienstverlener; het was voor [gedaagden] . niet duidelijk wat de voorwaarden en de gevolgen van de overeenkomst waren. Het betrof een risicovol financieel product en De IJssel heeft [gedaagden] niet geïnformeerd over de variabele rente. Deze tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding van de overeenkomst.
3.5.
De IJssel voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Bij conclusie van antwoord hebben [gedaagden] . aangegeven dat zij van mening zijn dat De IJssel documentatie dient te overleggen om inzage te krijgen in hun rechtspositie, te weten de akte van cessie, de algemene voorwaarden en de ingebrekestelling. Hoewel [gedaagden] . verwijzen naar het bepaalde in artikel 843a Rv. jo. 843b Rv hebben zij ter zake geen incidentele vordering ingesteld. Volledigheidshalve overweegt de rechtbank dat De IJssel in reactie hierop heeft aangevoerd dat de verlangde akte van cessie niet bestaat en derhalve niet in het bezit is van De IJssel. De vordering van De IJssel is door haar nimmer overgedragen. Dit standpunt is niet door [gedaagden] . weersproken. De algemene voorwaarden en de ingebrekestelling zijn reeds bij dagvaarding overgelegd, zodat [gedaagden] . geen belang zouden hebben indien zij terzake wel een incidentele vordering zouden hebben ingesteld.
4.2.
Voor zover Ebeliclio c.s. hebben willen betogen dat De IJssel mogelijk de vordering door middel van cessie heeft verkregen en een akte van cessie dient over te leggen teneinde haar vorderingsrecht te onderbouwen faalt dit verweer reeds op die grond dat de overeenkomst te naam is gesteld van De IJssel en [gedaagden] . bij comparitie van partijen niet langer hebben weersproken dat De IJssel vorderingsgerechtigd is.
4.3.
[gedaagden] . hebben een beroep gedaan op verjaring van de vordering en in dit kader onder meer betwist ingebrekestellingen/stuitingsbrieven te hebben ontvangen. De IJssel heeft er op gewezen dat de vordering pas opeisbaar is geworden per 8 april 2018, zodat van verjaring geen sprake kan zijn. In reactie hierop hebben [gedaagden] . bij comparitie van partijen het verjaringsverweer niet langer gehandhaafd, zodat dit punt geen nadere bespreking behoeft.
4.4.Tevens hebben [gedaagden] . aangevoerd dat niet de AV niet op voorhand zijn verstrekt, zodat deze niet van toepassing zijn,w at er onder meer toe zou moeten leiden dat de vertragingsvergoeding en de nakosten afgewezen dienen te worden.
Dit verweer faalt. In de door [gedaagden] . getekende overeenkomst staat onder meer bepaald:

Cliënt verklaart een exemplaar van deze overeenkomst en van de voorwaarden te hebben ontvangen, van de inhoud daarvan kennis te hebben genomen en hiermee akkoord te gaan.
Nadat De IJssel hierop bij akte voor comparitie heeft gewezen hebben [gedaagden] . dit standpunt niet langer gehandhaafd. Vastgesteld kan derhalve worden dat de AV op de overeenkomst van toepassing zijn. Dit betekent dat De IJssel in beginsel uit hoofde van de AV aanspraak kan maken op de aldaar vervatte contractuele rente en vertragingsvergoeding. De verschuldigdheid van nakosten vloeit voort uit de wet, zodat het terzake gevoerde verweer reeds op die grond mank gaat.
4.5.
[gedaagden] . hebben tevens als verweer aangevoerd dat voor hen niet duidelijk was wat de voorwaarden en gevolgen waren van de overeenkomst, en dat zij onvoldoende zijn ingelicht over de kenmerken van een doorlopend krediet. De inhoud van de overeenkomst was ook niet verenigbaar met hun belangen. Als er sprake zou zijn van een variabele rente diende [gedaagden] . eveneens geïnformeerd te worden over de wijziging van het rentepercentage en de redenen die daaraan te grondslag lagen, aldus [gedaagden] ..
4.5.1.
Desgevraagd hebben [gedaagden] . ter comparitie van partijen aangegeven dat zij zich bij het sluiten van de kredietovereenkomst hebben laten adviseren door Ambtenarenlening, een onafhankelijke tussenpersoon. De brochure van Ambtenarenlening, die [gedaagden] . overigens niet in het geding hebben gebracht, zou volgens [gedaagden] . onjuistheden hebben bevat en de medewerkers van Ambtenarenlening zouden hen een onjuist advies hebben gegeven ten aanzien van het sluiten van de overeenkomst.
Het gestelde tekortschieten in de advisering door Ambtenarenlening valt niet aan De IJssel tegen te werpen. Immers, het betrof een onafhankelijk van De IJssel opererende en door [gedaagden] . zelf ingeschakelde tussenpersoon. Het ter zake gevoerde verweer faalt derhalve.
4.5.2.
De gestelde ‘te harde opstelling’ van De IJssel is onvoldoende feitelijk onderbouwd, en zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, valt niet in te zien op grond waarvan dit [gedaagden] . zou kunnen bevrijden van haar betalingsverplichting jegens De IJssel.
4.5.3.
Voorts heeft De IJssel in ter onderbouwing van het hebben voldaan aan de van haar te verwachten zorgvuldigheid als kredietverstrekker gemotiveerd onderbouwd aangegeven dat er van overcreditering geen sprake is geweest en dat zij conform de gedragscode van de VFN (Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland) heeft gehandeld en heeft voldaan aan haar onderzoeksplicht ten aanzien van de draagkracht van [gedaagden] . [gedaagden] . hebben deze stellingen vervolgens niet weersproken, zodat hiervan wordt uitgegaan.
4.5.4.
Het verwijt dat voor [gedaagden] . onvoldoende inzichtelijk was dat er sprake zou zijn van een variabele rente treft evenmin doel. Dat er sprake was een variabele rente volgt, zoals De IJssel terecht aanvoert, uit de bij het tekenen van de overeenkomst aan [gedaagden] aanvaarde AV (artikel 3). Op grond van de wet, artikel 7:77 Burgerlijk Wetboek (BW), is het bovendien mogelijk om eenzijdig de variabele rente te verhogen, zolang binnen de limiet van artikel 7:76 BW gebleven wordt.
4.5.5.
Tevens zou De IJssel volgens [gedaagden] . gedurende de looptijd van de overeenkomst onvoldoende hebben geïnformeerd danwel onvoldoende gecommuniceerd met [gedaagden] . Ter comparitie zijn aan de orde gekomen de maandelijkse overzichten die zijdens De IJssel steeds aan [gedaagden] . zijn verstrekt, hetgeen [gedaagden] . hebben erkend. Mede in het licht daarvan valt zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet in te zien op welke wijze De IJssel in haar communicatie jegens [gedaagden] . zou zijn tekortgeschoten,
laat staan dat dit grond zou kunnen vormen voor een rechtens relevant verweer tegen de onderhavige vordering.
4.6.
Het voorgaande leidt ertoe dat van onzorgvuldig handelen door De IJssel niet is gebleken. Nu vast staat dat [gedaagden] . meer dan twee maanden achterstallig zijn in de betaling van een vervallen maandtermijn en ook overigens is voldaan aan het bepaalde in artikel 9 AV is De IJssel derhalve gerechtigd tot het opeisen van de betaling ineens van de verstrekte kredietsom.
4.7.
Vervolgens is de vraag of De IJssel tevens aanspraak heeft op de door haar gevorderde vertragingsvergoeding.
4.7.1.
[gedaagden] . zijn de overeenkomst met De IJssel aangegaan als consument. Onderzocht moet daarom worden of de artikelen uit de overeenkomst waarop De IJssel haar vordering baseert zich verdragen met bepalingen uit Europeesrechtelijke consumentenbeschermende richtlijnen. De rechtbank dient dit ambtshalve te beoordelen. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Hoge Raad kan worden afgeleid dat de taak tot ambtshalve richtlijnconforme toetsing geldt voor – onder andere – bepalingen van Nederlands recht ter omzetting van bepalingen uit de richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (Richtlijn 93/13/EEG, hierna: de Richtlijn).
4.7.2.
Op grond van artikel 3 lid 1 van de Richtlijn wordt een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld als oneerlijk beschouwd indien het beding, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Uit de bijlage bij de Richtlijn volgt onder andere dat bedingen die de consument die zijn verplichtingen niet nakomt een onevenredig hoge schadevergoeding opleggen, als oneerlijk kunnen worden aangemerkt. Indien de rechtbank vaststelt dat een beding oneerlijk is in de zin van de Richtlijn is zij gehouden om het beding te vernietigen.
4.7.3.
De rechtbank ziet zich in dit geval voor de vraag gesteld of artikel 3 juncto artikel 8 AV - waarop De IJssel haar vordering tot betaling van de vertragingsvergoeding baseert – onredelijk bezwarend is. Op grond van deze artikelen is de kredietnemer vertragingsvergoeding verschuldigd over het deel van het uitstaand saldo dat de kredietlimiet te boven gaat. De hoogte van de vertragingsvergoeding is gelijk gesteld aan de hoogte van de kredietvergoeding. In het geval deze bedingen zouden ontbreken, zou De IJssel slechts aanspraak hebben op wettelijke rente conform artikel 6:119 BW. De wettelijke rente is thans 2% per jaar en was 4% per jaar ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. De overeengekomen kredietvergoeding en vertragingsvergoeding zijn beide 8,3% per jaar.
4.7.4.
Van een onevenredige schadevergoeding in de zin van de Richtlijn is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De consequentie daarvan is dat artikelen 3 en 8 van de overeenkomst niet kwalificeren als een oneerlijk beding als bedoeld in Richtlijn. Bij dit oordeel heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat hoewel het karakter van de rentevergoeding van kleur verschiet (de kredietvergoeding wordt in feite schadevergoeding), de hoogte van de verschuldigde rente gelijk blijft, het percentage van 8,3% per jaar niet onevenredig hoog is gelet op de huidige normen voor kredietvergoedingen in
consumentenkredietovereenkomsten onder het Besluit Kredietvergoeding, zijnde op jaarbasis de wettelijke rente verhoogd met 12%.
4.7.5.
Het voorgaande leidt ertoe dat de contractuele rente zal worden toegewezen als gevorderd.
4.8.
[gedaagden] . zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van De IJssel worden begroot op:
- dagvaarding € 101,81
- griffierecht 1.950,00
- salaris advocaat
2.148,00 (2 punten × tarief € 1.074,00)
Totaal € 5.273,81
4.9.
De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de rechtbank van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.
in reconventie
4.10.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat, anders dan [gedaagden] . betogen, er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van De IJssel, laat staan een tekortkoming die de ontbinding van de overeenkomst zou kunnen rechtvaardigen. Dit betekent dat de vordering in reconventie tot ontbinding van de overeenkomst wordt afgewezen.
4.11.
Vanwege de nauwe samenhang tussen de procedure in conventie met de procedure in reconventie ziet de rechtbank aanleiding om in reconventie geen afzonderlijke proceskostenveroordeling uit te spreken.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagden] . hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan De IJssel tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 46.513,41 (zesenveertig duizendvijfhonderddertien euro en éénenveertig eurocent), vermeerderd met de samengestelde vertragingsrente van 8,3% per jaar op grond van de algemene voorwaarden, vanaf 31 mei 2018, tot aan de dag van volledige betaling;
in reconventie
5.2.
wijst de vorderingen af;
in conventie en in reconventie
5.3.
veroordeelt [gedaagden] . hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van De IJssel tot op heden begroot op
€ 5.273,81, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag ingaande veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
en indien [gedaagden] . niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op € 131,- aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,- aan betekeningskosten, onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, een en ander voor zover van toepassing te vermeerderen met btw, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;.
5.4
verklaart dit vonnis wat de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Mentink en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2019.
1581