Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 27 juni 2018 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken,
- het proces-verbaal van opneming door de – bij vonnis van deze rechtbank van 27 juni 2018 – benoemde deskundigen op 29 oktober 2018 en de daarin genoemde stukken,
- het concept-rapport van de deskundigen en de reacties daarop van partijen,
- het (definitieve) rapport van de deskundigen van 6 mei 2019,
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken,
- de opgave van juridische kosten en kosten van andere deskundige bijstand van het waterschap,
- de opgave van kosten van de rechtbankdeskundigen,
- de akte inzake deskundigenkosten van de GRNR.
2.De verdere beoordeling
- het voorschot op de schadeloosstelling voor het Waterschap bepaald op € 300.570,00,
- tot deskundigen ter begroting van de aan het Waterschap toekomende schadeloosstelling benoemd prof. mr. J.A.M.A. Sluysmans, ing. J.L. Scheffer en mr. H.J.A. van Hoogmoed,
- tot rechter-commissaris benoemd het lid van deze rechtbank mr. A.F.L. Geerdes bij afwezigheid te vervangen door een ander door de rechtbank te benoemen lid van deze rechtbank.
- waarde van het onteigende € 536.911,50
- waardevermindering van het overblijvende n.v.t.
- bijkomende schade
- Bij gebreke van voldoende concrete plannen voorafgaand aan het inpassingsplan is voor wat betreft de waardering van het onteigende een eliminatie van het inpassingsplan als bedoeld in artikel 40c Ow niet aan de orde.
- De complexwaarde voor de onteigende gronden die in het complex “Bedrijventerrein Nieuw Reijerwaard” (hierna: het complex) liggen (artikel 40d Ow). De gronden die de landschappelijke inpassing van infrastructurele elementen, zoals het viaduct A15-A16 en de fietspaden, mogelijk maken zijn ook onderdeel van het complex.
- Buiten het complex vallen de (onteigende) gronden van:
- De binnen het plangebied te realiseren windturbines vormen afzonderlijk noch gezamenlijk een apart complex, maar zijn onderdeel van het complex (van het Bedrijventerrein Nieuw Reijerwaard). Er is sprake van een als geheel tot ontwikkeling te brengen gebied, dat voldoende geografische, functionele en financiële samenhang vertoont als bedoeld in artikel 40d Ow. Reeds in de Nota Wervelender, het Convenant realisatie windenergie stadsregio Rotterdam uit 2012 wordt door de hierbij betrokken partijen het belang van het opwekken van duurzame energie door middel van windenergie als doelstelling genoemd. Uit de toelichting bij het inpassingsplan blijkt de ambitie van de GRNR om het bedrijventerrein Nieuw Reijerwaard een duurzaam bedrijventerrein te laten zijn en in dit verband is de plaatsing van windturbines genoemd. Ook de GRNR heeft zich steeds in die zin uitgelaten en gedragen.
- Voor de complexwaarde – en daarmee de waarde van het onteigende – is de comparatieve methode aangewezen. In dit verband is de transactie Ter Kuile (€ 45,83 per m2 in 2014, binnen het complex), geactualiseerd naar de peildatum (€ 47,50), bruikbaar. De door de rechtbank Rotterdam in haar vonnis van 6 maart 2019 vastgestelde complexwaarde per peildatum 19 juni 2018 op € 47,50 per m2 in de (min of meer) parallelle zaak GRNR / Van Oers is maatgevend, nu die peildatum slechts drie maanden na de peildatum in deze zaak ligt. Er bestaat aanleiding noch ruimte om van een complexwaarde van € 47,50 per m2 af te wijken. Bij een globale residuele grondwaardeberekening zal, uitgaande van een exploitatiebijdrage van € 247,00 per m2 de grondwaarde voor uitgeefbare gronden minder dan € 50,00 per m2 zijn, omdat minder dan 70% van het complex daadwerkelijk uitgeefbaar is.
- Het uitgangspunt van artikel 40d Ow, dat er een gemiddelde prijs wordt gehanteerd voor zowel de lucratieve als minder lucratieve functies van de gronden, is onverkort van toepassing. Een afslag op de m2 prijs vanwege bijzondere ongeschiktheid dan wel een nieuwe (afwijkende bestemming) van de gronden is daarom niet aan de orde.
onteigende percelen en perceelsgedeeltenals volgt worden vastgesteld. Binnen het complex valt 17.419 m2, waarvan 15.777 m2 moet worden gewaardeerd op € 65,00 per m2 en waarvan 1.642 m2 moet worden gewaardeerd op € 2.000,00 per m2. De 9.806 m2 die buiten het complex valt moet worden gewaardeerd op € 1,00 per m2.
Het antwoord op de vraag of sprake is van één complex is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval. Beantwoording van de vraag zal steeds plaats moeten vinden met het oog op de ratio van de bepaling: onteigenden dienen niet te worden beloond respectievelijk gedupeerd vanwege het feit dat binnen het complex toevallig het ene stuk grond een andere bestemming heeft dan het andere. Aanknopingspunten kunnen mede worden gevonden in de functionele, geografische en/of financiële samenhang van de in exploitatie te brengen onroerende zaken.
“Om de gewenste beeldkwaliteit, samenhang en allure te bereiken zijn nadere spelregels noodzakelijk. Deze worden in een later stadium opgesteld.”De rechtbank acht derhalve, anders dan de deskundigen, de functionele samenhang die bestaat tussen de wegen en fietspaden met de bermen en sloten van doorslaggevende betekenis.
- van perceel [sectienummer 1] 1.018 m2,
- van perceel [sectienummer 4] 2.455 m2 (= 1.297 m2 + 1.158 m2),
- van perceel [sectienummer 2] 2.347 m2 (= 1.547 m2 + 800 m2),
- van perceel [sectienummer 3]
- van perceel [sectienummer 1] 3.030 m2 (= 428 m2 + 2.541 m2 + 61 m2),
- van perceel [sectienummer 4] 4.610 m2 (= 4.530 m2 + 80 m2),
- van perceel [sectienummer 2] 33 m2,
- van perceel [sectienummer 3]
€ 247,00 per m2 en het is maar de vraag of de taxatie inbrengwaarde van maart 2013 behorende bij het (tot op heden niet geactualiseerde) exploitatieplan (uit 2014) tot een residuele grondwaarde komt van € 135,00 bij een uitgifteprijs van € 313,00 per m2. Bij de Van Gelder transactie was dat niet het geval. Een uitgifteprijs van € 300,00 per peildatum moet realiseerbaar zijn geweest. Bij een exploitatiebijdrage van € 247,00 kan dat een grondwaarde opleveren van € 50,00 per m2 voor uitgeefbare gronden. Omdat minder dan 70% van het complex daadwerkelijk uitgeefbaar is, zal de grondwaarde eerder op € 47,50 per m2 uitkomen. De deskundigen hebben daarbij in aanmerking genomen de transactie Ter Kuile (van € 45,83 in 2014 naar € 47,50 per peildatum). Tenslotte hebben de deskundigen, gegeven de door deze rechtbank bij vonnis van 6 maart 2019 vastgestelde complexwaarde ad € 47,50 in de (min of meer) parallelle zaak tussen de GRNR en Van Oers per peildatum (19 juni 2018) geen aanleiding noch ruimte gezien om uit te gaan van een andere complexwaarde dan € 47,50 per m2, omdat die complexwaarde slechts drie maanden na de onderhavige peildatum op € 47,50 per m2 is vastgesteld.
€ 300.570,00. Over het verschil met de toegekende schadeloosstelling (€ 351.139,00) ad
€ 50.569,00 komt aan het Waterschap rente toe vanaf 12 maart 2018 (peildatum) tot aan de datum van dit vonnis. Daarnaast heeft het Waterschap op grond van artikel 55 lid 3 Ow vanaf heden recht op de wettelijke rente over het per saldo te betalen bedrag.
- de facturen van mr. De Jager ten bedrage van € 35.183,86 (inclusief BTW);
- de facturen van Overwater Grondbeleid Adviesbureau B.V. ten bedrage van € 36.538,75 (inclusief BTW).