Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de (niet aangebrachte) dagvaarding van 27 februari 2019 en de akte overlegging producties van PGP;
- de exploten van 5 en 9 april 2019, waarbij PS c.s. PGP op de voet van artikel 127 Rv hebben opgeroepen om in de procedure te verschijnen;
- de incidentele conclusie ex artikel 224 Rv van PS c.s.;
- de conclusie van antwoord in het incident ex artikel 224 Rv, met producties.
2.Het geschil in het incident
3.De beoordeling
In het incident
- Griffierecht:uitgegaan wordt van het door PS c.s. betaalde griffierecht van € 4.030,00. PGP heeft betoogd dat, als PS c.s. de dagvaarding niet zouden hebben aangebracht, PGP een nieuwe dagvaarding met een andere vordering had kunnen uitbrengen, zodat een lager griffierecht verschuldigd zou zijn. De rechtbank ziet echter geen aanleiding rekening te houden met dat scenario. Datzelfde geldt voor een mogelijke toekomstige eiswijziging in de onderhavige procedure.
- Salaris:wat betreft het advocatensalaris is niet in geschil dat, gelet op de hoogte van de vordering in de hoofdzaak, het liquidatietarief VI (€ 2.402,00 per punt) van toepassing is. De rechtbank gaat vooralsnog uit van een regulier procesverloop, waarbij punten kunnen worden begroot voor een conclusie van antwoord, een (mogelijke) conclusie van eis in reconventie en een comparitie van partijen (in conventie en in reconventie). Ten aanzien van de voornoemde proceshandelingen is het voldoende aannemelijk dat deze in de onderhavige procedure zullen plaatsvinden. De rechtbank acht het voorbarig om rekening te houden met meer of andere proceshandelingen. Aldus zal de rechtbank uitgaan van drie punten à € 2.402,00, aldus € 7.206,00. Verder zal de rechtbank uitgaan van één punt voor de conclusie in het onderhavige incident (waarbij tarief II (€ 543,00) wordt toegepast).
- Explootkosten:voor de kostenvergoeding van de exploten van 5 en 9 april 2019 gaat de rechtbank uit van het in de exploten vermelde bedrag van (in totaal) € 198,02.
- Nakosten:voor de vergoeding van de nakosten gaat de rechtbank uit van het door PS c.s. begrote bedrag van € 199,00.
4.De beslissing
9 oktober 2019door middel van storting op de derdengeldenrekening van de advocaat van PS c.s. of op de derdengeldenrekening van een Nederlandse notaris, dan wel door middel van het stellen van een bankgarantie af te geven door een Nederlandse bank zoals weergegeven onder 3.12,
23 oktober 2019voor conclusie van antwoord,