In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 april 2019 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de uithuisplaatsing van de minderjarige, geboren in 2015. De minderjarige verblijft momenteel in een crisispleeggezin. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er relevante informatie over de verblijfplaatsen van de minderjarige in het verleden is verstrekt, die niet in de overgelegde stukken was opgenomen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de gecertificeerde instelling (GI) de opvoedcapaciteiten van de gezaghebbende vader en zijn mogelijkheden om voor de minderjarige te zorgen, serieus moet onderzoeken.
De GI heeft verzocht om de uithuisplaatsing van de minderjarige te verlengen tot de einddatum van de ondertoezichtstelling, namelijk 24 augustus 2019. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader aanwezig was en de moeder niet. De vader steunt de uithuisplaatsing en is bezig om dichter bij de minderjarige te verhuizen. De kinderrechter heeft op basis van de informatie ter zitting en de rapportages van de GI besloten dat het in het belang van de minderjarige is om de uithuisplaatsing te verlengen, maar niet verder dan 1 augustus 2019. De kinderrechter heeft de GI verzocht om twee weken voor de volgende zitting een rapportage in te dienen over de stand van zaken.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 1 mei 2019. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.