Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
BEHEERMAATSCHAPPIJ WERKENDAM 1 B.V.,
BEHEERMAATSCHAPPIJ WERKENDAM 2 B.V., BEHEERMAATSCHAPPIJ WERKENDAM 3 B.V.en
BEHEERMAATSCHAPPIJ WERKENDAM 4 B.V.,
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 26 februari 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord tevens houdende een incidentele vordering ex art. 223 Rv, met één productie;
- de conclusie van antwoord in het incident ex art. 223 Rv, met één productie.
2.Het geschil in het incident
[eiser 1] c.s. hebben aan hun vordering - samengevat - ten grondslag gelegd dat zij, vanwege de door de curator gelegde beslagen, niet (kunnen) beschikken over de financiële middelen om een deugdelijk verweer te kunnen voeren in de hoofdzaak en daarom belang hebben bij gedeeltelijke opheffing van het beslag.
3.De beoordeling in het incident
4.De beslissing
11 september 2019voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een comparitie.