Op 12 september 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die ten laste was gelegd van diefstal met geweld in een woning. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van het onderzoek gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught. De officier van justitie, mr. C.J. Kroon, had gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van 18 maanden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij betrokken was bij de beroving van de aangever, [naam aangever].
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van de beroving niet op de plaats delict aanwezig was, zoals blijkt uit GPS-gegevens van zijn enkelband. Hoewel de verdachte via WhatsApp contact had gehad met de aangever en aanwezig was geweest in de nabijheid van de plaats delict, was er onvoldoende bewijs dat hij opzet had op de beroving of dat hij samenwerkte met de medeverdachte, [naam medeverdachte]. De rechtbank heeft de verklaring van de verdachte dat hij niet op de hoogte was van de beroving geloofwaardig geacht.
De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit de voorzitter mr. A. van Luijck en de rechters mrs. J. van der Groen en J.C. Tijink, in aanwezigheid van griffier mr. F.M.H. van Mullekom.