ECLI:NL:RBROT:2019:7491

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 september 2019
Publicatiedatum
23 september 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 727
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing vergunningplicht voor autoverhuur in Spaanse Polder ter bestrijding van criminaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 september 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een autoverhuurbedrijf en de burgemeester van Rotterdam. De burgemeester had bij besluit van 21 augustus 2018 de autoverhuur in het bedrijventerrein Spaanse Polder aangewezen als vergunningplichtige activiteit om criminaliteit te bestrijden. Het bestreden besluit, waarin het bezwaar van de eiseres tegen deze aanwijzing ongegrond werd verklaard, leidde tot beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester de aanwijzing heeft gedaan in het kader van het project Holsteiner, dat gericht is op het verbeteren van de leefbaarheid en veiligheid in de Spaanse Polder. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester voldoende gemotiveerd had waarom de aanwijzing noodzakelijk was, onderbouwd door rapportages van de politie die wezen op criminele activiteiten binnen de autoverhuursector in dat gebied. Eiseres betoogde dat de aanwijzing niet nodig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar financiële belangen, maar de rechtbank verwierp deze argumenten.

De rechtbank concludeerde dat de aanwijzing niet in strijd was met wettelijke voorschriften en dat de belangenafweging door de burgemeester niet onevenwichtig was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/727

uitspraak van de meervoudige kamer van 2 september 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats eiseres] , eiseres,

gemachtigde: mr. D.W.J. van Sikkelerus,
en

de burgemeester van de gemeente Rotterdam, verweerder,

gemachtigden: mr. J. Bootsma en mr. J.V. de Kort.

Procesverloop

Bij besluit van 21 augustus 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de autoverhuur op het bedrijventerrein Spaanse Polder in Rotterdam (de Spaanse Polder) aangewezen als vergunningplichtige bedrijfsmatige activiteit als bedoeld in artikel 2:36 van de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 (APV).
Bij besluit van 3 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij het inzenden van de op de zaak betrekking hebbende stukken over een aantal stukken een verzoek gedaan op grond van artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Bij beslissing van 19 augustus 2019 heeft de rechter-commissaris beperking van de kennisneming van de door verweerder ingezonden stukken gerechtvaardigd geacht, in die zin dat alleen de rechtbank daarvan kennis zal mogen nemen.
Eiseres heeft de in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb genoemde toestemming verleend, zodat de rechtbank met kennisneming van deze stukken uitspraak heeft gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2019. Namens eiseres zijn verschenen mr. R.F. van Leeuwen, kantoorgenoot van de gemachtigde van eiseres, en [naam 1] en [naam 2] , de eigenaren van [eiseres] . Namens verweerder zijn verschenen zijn gemachtigden en [naam 3] .

Overwegingen

1. Eiseres is de exploitant van een autoverhuurbedrijf in de Spaanse Polder.
2. Verweerder stelt, samengevat weergegeven, dat de aanwijzing noodzakelijk is in het kader van het project Holsteiner. Dit project is opgestart in 2014 om ondermijning en criminaliteit in de Spaanse Polder tegen te gaan en daarmee de leefbaarheid, de openbare orde en de veiligheid in dat gebied te verbeteren. Aanleiding voor dit project waren meldingen van bonafide ondernemers in de Spaanse Polder aan de Rotterdamse autoriteiten over het ernstig malafide ondernemersklimaat in het gebied. Het project bestaat uit twee samenhangende trajecten. Het ene traject is gericht op de ruimtelijk-economische ontwikkeling van de Spaanse Polder. Het andere traject is gericht op de aanpak van ondermijning en criminaliteit in het gebied en richt zich in het bijzonder op de branches die faciliterend zijn aan de handel in drugs (opslag en transport), waaronder de auto(verhuur)branche, omdat uit rapportages is gebleken dat binnen die branche in de Spaanse Polder ondermijnende activiteiten werden ontplooid. De aanwijzing draagt bij aan dit traject. Door de aanwijzing wordt namelijk een vergunningstelsel in het leven geroepen waarmee aan autoverhuurders in de Spaanse Polder nadere exploitatievereisten kunnen worden gesteld.
3. Eiseres betoogt dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd door te verwijzen naar het advies van de bezwaarschriftencommissie, omdat die alleen heeft verwezen naar het verweerschrift van verweerder in bezwaar. Verder betoogt eiseres, samengevat weergegeven, dat de aanwijzing niet noodzakelijk is, dat met andere middelen hetzelfde doel kan worden bereikt en dat verweerder met de aanwijzing onvoldoende rekening heeft gehouden met haar financiële belangen. Ook heeft verweerder gehandeld in strijd met het beginsel van rechtszekerheid door de voorwaarden verbonden aan het verkrijgen van een exploitatievergunning niet tegelijkertijd met de aanwijzing bekend te maken. Tot slot stelt eiseres dat verweerder de aanwijzing oneigenlijk gebruikt.
4. Op grond van artikel 2:36 lid 2 van de APV kan verweerder gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het derde lid van
toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van verweerder de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken.
Op grond van artikel 2:36 lid 3 van de APV is het verboden om zonder vergunning van verweerder een bedrijf uit te oefenen:
a. in een door verweerder op grond van het tweede lid aangewezen gebouw of gebied voor door verweerder benoemde bedrijfsmatige activiteiten; of
b. indien de uitoefening van het bedrijf een door verweerder op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.
5. De rechtbank stelt voorop dat de aanwijzingsbevoegdheid van verweerder een discretionaire bevoegdheid is, zodat het bestreden besluit door de rechtbank terughoudend moet worden getoetst. Dee rechtbank moet beoordelen of de aanwijzing niet in strijd is met wettelijke voorschriften en of de afweging van de betrokken belangen niet zodanig onevenwichtig is, dat verweerder niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
6.1
Het betoog van eiseres dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd door te verwijzen naar het advies van de bezwaarschriftencommissie, omdat deze commissie alleen zou hebben verwezen naar het verweerschrift van verweerder in de bezwaarprocedure, mist feitelijke grondslag en kan daarom niet slagen. De bezwaarschriftencommissie heeft namelijk niet alleen overwogen zich in bepaalde onderdelen van dat verweerschrift te kunnen vinden en dit over te nemen, maar daarnaast ook in aanvulling hierop nader gemotiveerd waarom de bezwaren van eiseres volgens haar niet kunnen slagen.
6.2
Het betoog van eiseres dat de noodzaak voor de aanwijzing ontbreekt, omdat het leef- en ondernemingsklimaat in de Spaanse Polder niet zo slecht is als verweerder doet voorkomen, slaagt ook niet. Verweerder heeft de noodzaak van de aanwijzing gegrond op vier onderliggende rapportages, in het bijzonder de rapportage “Autoverhuurbedrijven Spaanse Polder” van 30 april 2018 (de rapportage). In de rapportage concludeert de politie, samengevat weergegeven, dat uit eigen onderzoek in 2017 naar acht autoverhuurbedrijven in de Spaanse Polder en een aanvullend eigen onderzoek in 2018 naar deze acht en twaalf andere autoverhuurbedrijven in de Spaanse Polder blijkt dat sprake is van een crimineel besmette branche. Verscheidene autoverhuurbedrijven in de Spaanse Polder faciliteren volgens de politie al dan niet bewust criminaliteit, wat leidt tot een verstoring van de leefbaarheid, de openbare orde en de veiligheid in dat gebied. Ook constateert de politie dat er opvallend veel autoverhuurbedrijven in de Spaanse Polder gevestigd zijn en dat deze branche onvoldoende zelfreinigend vermogen heeft, waardoor overheidsingrijpen, in het bijzonder door de invoering van een vergunningstelsel, noodzakelijk is. De omstandigheid dat zich recent enkele vooraanstaande bedrijven in de Spaanse Polder hebben gevestigd, wat volgens eiseres zou wijzen op een verbetering van de leefbaarheid, de openbare orde en veiligheid, biedt onvoldoende grond om deze bevindingen van de politie en daarmee de noodzaak van de aanwijzing te weerleggen. Verweerder heeft in dit verband aangevoerd dat met project Holsteiner weliswaar enige vooruitgang in de verbetering van de leefbaarheid, de openbare orde en de veiligheid in de Spaanse Polder is geboekt, maar dat de in de rapportage benoemde ondermijnende activiteiten een structurele bonafide revitalisering van de Spaanse Polder in de weg staan. In de rapportage wordt daarom geadviseerd dat de overheid ingrijpt, in het bijzonder door middel van een vergunningstelsel voor autoverhuurbedrijven. Verweerder heeft zich voor de noodzakelijkheid van de aanwijzing daarom kunnen baseren op de rapportages. De rechtbank ziet, anders dan eiseres, dan ook niet in waarom verweerder eerst nog de situatie in de Spaanse Polder had moeten vergelijken met de situatie op andere locaties binnen de gemeente waar criminele activiteiten zouden plaatsvinden voordat kon worden overgegaan tot de aanwijzing. Dat er op andere locaties ook criminele activiteiten plaatsvinden, maakt niet dat in de Spaanse Polder niet mag worden ingegrepen. Dat de aanwijzing niet ziet op deze locaties, op andersoortige bedrijven in de Spaanse Polder of op autoverhuurbedrijven die binnen het Schiedamse gedeelte van het bedrijventerrein gevestigd zijn, maakt niet dat er sprake is van willekeur. Verweerder heeft in dit verband aangevoerd dat vooralsnog is gekozen voor de autoverhuurbranche in de Spaanse Polder, gelet op de noodzaak ervan zoals die naar voren komt uit de rapportages in combinatie met de concentratie van autoverhuurbedrijven in de Spaanse Polder. Dit laat onverlet dat op een ander moment ook andere branches en/of andere locaties kunnen worden aangewezen als vergunningplichtig op het moment dat daar de noodzaak toe ontstaat.
6.3
Verweerder heeft ook voldoende gemotiveerd waarom niet met andere middelen hetzelfde resultaat kan worden bereikt. Verweerder heeft in dit verband gewezen op de algemene preventieve werking richting ondernemers die uitgaat van de vergunningplicht en dat dit niet bereikt kan worden met individuele repressieve maatregelen.
6.4
Ook het betoog van eiseres dat verweerder bij de aanwijzing onvoldoende rekening heeft gehouden met haar financiële belangen, kan niet slagen. Verweerder heeft de financiële gevolgen van de voorwaarden voor het krijgen van een exploitatievergunning voor ondernemers als eiseres betrokken in zijn afweging om tot de aanwijzing over te gaan. Verweerder heeft daarbij in redelijkheid het algemene belang van het tegengaan van de facilitering van criminaliteit boven de financiële belangen van eiseres bij het niet aanwijzen mogen stellen. De voorwaarden die verbonden worden aan de verlening van een exploitatievergunning maken geen deel uit van de aanwijzing en kunnen in deze procedure daarom niet getoetst worden.
6.5
Dat verweerder de voorwaarden voor het verkrijgen van een exploitatievergunning niet bekend heeft gemaakt tegelijkertijd met de aanwijzing, levert geen strijd op met het beginsel van rechtszekerheid. Deze voorwaarden zullen immers bekend worden op het moment dat een exploitatievergunning wordt aangevraagd. Indien de aanvrager het niet eens is met aan de vergunningverlening verbonden voorwaarden dan kan de aanvrager daar in het kader van de besluitvorming op de aanvraag tegen opkomen.
6.6
Het vermoeden van eiseres dat verweerder met de aanwijzing bepaalde ondernemers wil doen vertrekken uit de Spaanse Polder om zo tot een economische herontwikkeling van dit gebied te kunnen komen, is niet onderbouwd en biedt reeds daarom geen steun voor haar standpunt dat verweerder de aanwijzing oneigenlijk gebruikt.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, voorzitter, en mr. A.I. van Strien en mr. P. Vrolijk, leden, in aanwezigheid van mr. S.J. Holland, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 2 september 2019.
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.