ECLI:NL:RBROT:2019:7554

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 september 2019
Publicatiedatum
25 september 2019
Zaaknummer
10/222270-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf voor wapenbezit met munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 september 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 november 2018 in Rotterdam een vuurwapen en munitie voorhanden had. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. E. Manders, werd beschuldigd van het in strijd handelen met de Wet wapens en munitie. De officier van justitie, mr. L. Visser, eiste een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en behandeling door een forensische zorgverlener.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en dat er geen feiten zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, maar ook de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis. De verdachte heeft een zinvolle dagbesteding gevonden en is bezig met het afbetalen van zijn schulden. Daarom heeft de rechtbank besloten om af te zien van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en in plaats daarvan een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, waarbij de reclassering zal bepalen uit welke werkzaamheden deze taakstraf zal bestaan. Daarnaast is er een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft de voorwaarden voor de voorwaardelijke straf vastgesteld, waaronder de verplichting om zich te melden bij de reclassering en zich onder behandeling te stellen van een forensische zorgverlener. De rechtbank heeft het geschorste bevel tot bewaring in stand gelaten, zodat de voorwaarden blijven gelden totdat het vonnis onherroepelijk is.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/222270-18
Datum uitspraak: 13 september 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. E. Manders, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 augustus 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Visser heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal melden bij de reclassering en meewerkt aan de toezicht en begeleiding door de reclassering en dat de verdachte zich laat behandelen door forensisch polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 8 november 2018 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, nl een pistool van het merk Glock, model 17, kaliber 9mm en munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 9, bij het vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, enhandelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
Verdachte heeft in een woning een vuurwapen met munitie voor handen gehad.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 augustus 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 juli 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
Bij aanvang van het schorsingstoezicht beschikt de verdachte niet over een zinvolle dagbesteding, heeft hij geen inkomen en openstaande schulden. Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft de verdachte zich ingezet om zijn leven op orde te krijgen en is hij zijn afspraken bij de reclassering nagekomen. Hij heeft nu een fulltimebaan als logistiek medewerker en verdient daarmee een inkomen. Verder heeft hij zijn schulden in kaart gebracht en staat hij op een wachtlijst voor ambulante behandeling bij De Waag. De reclassering acht het zorgelijk dat de verdachte nog wel contact heeft met zijn negatieve sociale netwerk. Ook zijn tegenstrijdige signalen aanwezig over het middelengebruik. De reclassering schat het recidiverisico op basis van het delictverleden, sociaal netwerk en dagbesteding en financiën bij aanvang van het schorsingstoezicht, hoog in, maar verwacht dat het voortzetten van het reeds lopende traject in een voorwaardelijke veroordeling het recidiverisico verder zal verlagen.
7.4.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot het volgende oordeel.
Het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee. Vuurwapenbezit leidt meer dan eens tot vuurwapengebruik. Daarbij kunnen slachtoffers vallen, ook slachtoffers die zonder reden met vuurwapengeweld worden geconfronteerd. Daarom treedt de rechtbank streng op tegen dit soort feiten. In dit geval is het geladen vuurwapen bovendien aangetroffen in een kluis in een slaapkamer waar het minderjarige broertje van de verdachte lag te slapen en lag de sleutel van de kluis in diezelfde slaapkamer. Gezien de ernst van de feiten is in beginsel het opleggen van een gevangenisstraf passend. De rechtbank zal in dit geval echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De verdachte heeft namelijk gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis de kans gekregen om een zinvolle dagbesteding te krijgen en heeft deze kans aangegrepen. Hij heeft op dit moment een fulltime baan, ontvangt een inkomen en heeft een regeling getroffen voor het afbetalen van zijn schulden. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze positieve ontwikkelingen doorkruisen. De rechtbank zal daarom een taakstraf opleggen en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De reclassering acht begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk om het recidiverisico te verlagen. De rechtbank volgt dit advies en verbindt aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de hierna genoemde voorwaarden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank laat het geschorste bevel bewaring in stand, zodat de daaraan verbonden voorwaarden blijven gelden zolang dit vonnis nog niet onherroepelijk is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, voor zijn problematiek, zodra er een behandelplaats beschikbaar is voor de veroordeelde. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 (zegge: honderdtachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
176 (zegge: honderdzesenzeventig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
88 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. G.A. Bouter-Rijksen en H. Dunsbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kraaijeveld, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 september 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 8 november 2018 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, nl een pistool van het merk Glock, model 17, kaliber 9mm en/ofmunitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 11, bij het vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad;