ECLI:NL:RBROT:2019:7639

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 september 2019
Publicatiedatum
27 september 2019
Zaaknummer
10/132434-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van documenten en autosleutel in verpleeghuis en bezit van amfetamine

Op 25 september 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal van documenten en een autosleutel uit een verpleeghuis, alsook van het bezit van een gebruikershoeveelheid amfetamine. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, had eerder al veroordelingen voor andere feiten, maar er was toen geen ISD-maatregel opgelegd. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een ISD-maatregel van twee jaar.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 31 mei 2019 in Vlaardingen een aantal documenten en een autosleutel had weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. Tevens had hij ongeveer 1,4 gram amfetamine bij zich. De rechtbank achtte de feiten bewezen en oordeelde dat de verdachte strafbaar was. De ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte werden in de overwegingen meegenomen.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte geen respect had voor de eigendommen van anderen en dat zijn gedrag laakbaar was, vooral gezien het feit dat hij kwetsbare personen in een verpleeghuis tot slachtoffer maakte. De verdachte had een onstabiele leefsituatie en had niet meegewerkt aan diagnostiek of hulpverlening, wat leidde tot een patroon van vermogensdelicten. Gezien de herhaalde veroordelingen en het recidiverisico, werd de ISD-maatregel van twee jaar opgelegd, met als doel de samenleving te beschermen en de recidive te verminderen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/132434-19
Datum uitspraak: 25 september 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
gemachtigd raadsman mr. A.W. Grijseels, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 september 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar.

4.Waardering van het bewijs

Op basis van de inhoud van de in bijlage II opgenomen wettige bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan. De verdachte heeft het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde begaan op die wijze dat:
1.
hij op 31 mei 2019 te Vlaardingen een brief, bankafschrift, overschrijvingsbewijzen en een autosleutel,
toebehorend, aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 31 mei 2019 te Vlaardingen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal,meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft documenten en een autosleutel gestolen in een verpleeg- en verzorgingshuis. Hij is naar binnen gelopen en hij is daar de kamer van [naam slachtoffer 1] ingegaan, waar hij de documenten heeft weggenomen. Op het moment dat de verdachte door een medewerkster werd betrapt, heeft hij geprobeerd om de spullen die hij uit de kamer van [naam slachtoffer 1] had gepakt te verstoppen, zodat men er niet achter zou komen dat hij zich schuldig had gemaakt aan diefstal. Daarbij heeft de verdachte ook geprobeerd om de drugs die hij bij zich droeg te verstoppen.
Daarnaast heeft de verdachte de autosleutel gestolen van [naam slachtoffer 2] , werkzaam in het eerder genoemde verpleeg- en verzorgingshuis.
De verdachte heeft met zijn handelen laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor de eigendommen van anderen. De verdachte heeft geprobeerd het zichzelf zo makkelijk mogelijk te maken door naar binnen te gaan bij een verpleeg- en verzorgingshuis en daarmee de zwakkere personen in de samenleving tot slachtoffer te maken. Dit maakt zijn handelen nog laakbaarder.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 augustus 2019 in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk.
De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd.
Verder stelt de rechtbank vast dat de reclassering in het advies van 1 mei 2019 al heeft geconcludeerd, dat oplegging van de ISD-maatregel was aangewezen. Dit advies was uitgebracht in een eerdere strafzaak, die heeft geleid tot het vonnis van 16 mei 2019. De rechtbank heeft dat advies toen niet overgenomen, omdat de bewezenverklaarde feiten in het vonnis van 16 mei 2019 niet pasten in het delictspatroon dat de verdachte eerder liet zien. De verdachte heeft daarmee een laatste kans gekregen om zijn leven te beteren. Dit is klaarblijkelijk niet gelukt: iets meer dan twee weken na het vonnis pleegde de verdachte de nu bewezen feiten. In de onderhavige strafzaak heeft de verdachte niet willen meewerken aan een nieuw reclasseringsrapport. In haar rapport van 20 augustus 2019 adviseert de reclassering overeenkomstig het rapport van 1 mei 2019.
De verdachte heeft al langer een onstabiele leefsituatie, voortkomend uit een gebrek aan inkomsten, huisvesting en dagbesteding. Dit leidt tot een patroon van vermogensdelicten. In hoeverre en welke problemen op het gebied van psychosociaal functioneren, en mogelijk ook op het gebied van middelengebruik en verslaving, hieraan ten grondslag liggen, is tot op heden niet duidelijk geworden omdat de verdachte niet meewerkt aan diagnostiek. De verdachte heeft, zoals eerder ook het geval is geweest, niet willen meewerken aan een ISD-trajectconsult met een psychiater. De verdachte laat daarbij een afwijzende en onverschillige houding zien ten aanzien van hulpverlening, waardoor er nooit een passende begeleiding en behandeling heeft kunnen plaatsvinden. Alleen een onvoorwaardelijke ISD-maatregel, waarbinnen de nadere diagnostiek en de daaruit voortvloeiende begeleiding en behandeling plaatsvinden, biedt de mogelijkheid om het recidiverisico te verminderen, aldus het reclasseringsrapport.
Gelet op de overlast en schade die de verdachte steeds weer veroorzaakt, staat nu het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte voor de duur van twee jaren de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt opgelegd. Daarbij is mede gelet op ernst van de begane feiten en de veelvuldigheid van de voorafgaande veroordelingen.
Daarnaast heeft de rechtbank ook in aanmerking genomen dat de maatregel er mede toe strekt de maatschappij te beveiligen en de recidive van verdachte te beëindigen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
  • 38m, 38n, 57, 310 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.J. van der Putte, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 september 2019.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 31 mei 2019 te Vlaardingen een brief, bankafschrift, verschrijvingsbewijzen en/of een autosleutel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehorend, te weten aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 31 mei 2019 te Vlaardingen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;