ECLI:NL:RBROT:2019:7640

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 september 2019
Publicatiedatum
27 september 2019
Zaaknummer
10/181211-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen tijdens het Zomercarnaval in Rotterdam

Op 25 september 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 27 juli 2019 te Rotterdam een geladen vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden had. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad. De officier van justitie, mr. B.M. van Heemst, had gevorderd tot een gevangenisstraf van negen maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevangenisstraf van zeven maanden moest krijgen, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van anderen had gecreëerd door een vuurwapen in een drukbezocht gebied tijdens het Zomercarnaval te bezitten. De verdachte had eerder al veroordelingen voor verboden wapenbezit, wat meegewogen werd in de strafmaat. De rechtbank verklaarde het ten laste gelegde feit bewezen en sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de noodzaak om streng op te treden tegen vuurwapenbezit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/181211-19
Datum uitspraak: 25 september 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum verdachte] ,
wonende op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] (België),
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad,
raadsman mr. I.R. Rigter, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 september 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, omdat de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 27 juli 2019 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, (merk Smith & Wesson, type 39-2, kaliber 9mm) zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en negen (bijbehorende) kogelpatronen (merk Cbc en/of Geco en/of Men), zijnde munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet Wapens en Munitie voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een vuurwapen met bijbehorende munitie in zijn bezit gehad in een gebied waar op dat moment vanwege het Zomercarnaval veel feestende mensen aanwezig waren. Door tijdens een drukbezocht evenement een geladen vuurwapen voorhanden te hebben, heeft de verdachte een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van anderen in het leven geroepen. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat de verdachte het vuurwapen langere tijd bij zich heeft gehad. De verklaring van de verdachte, dat hij het vuurwapen pas enkele minuten bij zich had nadat hij het uit veiligheidsoverwegingen van een dronken vriend had afgenomen, is gelet op de bewijsmiddelen in het dossier ongeloofwaardig.
De ervaring leert dat vuurwapenbezit snel leidt tot het gebruik ervan, met alle ernstige gevolgen voor anderen van dien. Gelet op de toename van het vuurwapenbezit en het hoge gevaarzettend karakter daarvan dient daartegen streng te worden opgetreden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 augustus 2019, waaruit blijkt dat de verdachte in 2008 en 2009 eerder is veroordeeld voor verboden wapenbezit.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten.
De rechtbank heeft oog voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Dat zijn baan op het spel staat, had de verdachte echter kunnen en moeten bedenken voor hij zich gewapend in het feestgedruis begaf. De verdachte is immers in het verleden tot tweemaal toe veroordeeld tot een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf vanwege het bezit van een vuurwapen met munitie.
De rechtbank vindt dan ook dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf recht doet aan de ernst van het feit. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles bij elkaar acht de rechtbank een gevangenisstraf van zeven maanden (met aftrek van voorarrest) passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.J. van der Putte, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 september 2019.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 27 juli 2019 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, (merk Smith & Wesson, type 39-2, kaliber 9mm) zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en/of negen (bijbehorende) kogelpatronen (merk Cbc en/of Geco en/of Men), zijnde munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet Wapens en Munitie voorhanden heeft gehad.