In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 oktober 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.A. Bhagwandin, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. S.B.H. Fijneman. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van 29 april 2019, waarin haar bezwaar tegen eerdere besluiten van 22 maart 2019 ongegrond was verklaard. Deze eerdere besluiten betroffen de herziening van haar uitkering en de oplegging van een boete wegens het niet tijdig melden van het feit dat haar inwonende zoon niet meer studeerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden door deze wijziging niet binnen de gestelde termijn van twee weken te melden. De rechtbank oordeelde dat eiseres redelijkerwijs had moeten begrijpen dat deze informatie van invloed kon zijn op haar bijstandsuitkering. De rechtbank heeft echter ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiseres en de rol van haar zoon in deze situatie. Uiteindelijk heeft de rechtbank de boete gematigd van € 326,36 naar € 163,18, en het beroep van eiseres gegrond verklaard. Tevens is bepaald dat de gemeente het betaalde griffierecht van € 47,00 aan eiseres moet vergoeden en dat de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 512,- door de gemeente moeten worden vergoed.