Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 september 2019 in de zaak tussen
[eiser] , te [plaats] , eiser,
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Wij, toezichthouders, zagen aldaar dat er 11 kalveren in de stal aangebonden werden gehouden, in de korte nabijheid van de betreffende moederdieren van deze kalveren. Wij zagen dat deze 11 kalveren in een goede conditie verkeerden. Wij zagen dat deze 11 kalveren elk een halsband om de nek hadden waaraan bij elk kalf een ketting was bevestigd. Wij zagen dat de kettingen bevestigd waren aan de houten zijwand. Wij schatten de lengte van de betreffende kettingen op ongeveer 1 meter.[…]
Wij, toezichthouders [naam] en [naam] , zagen dat de 11 kalveren tijdens de gehele controle aangebonden stonden en dat ze niet tijdelijk stonden aangebonden om te worden gevoederd of te worden behandeld. Gelet op voornoemde vermelde gegevens in tabel 1 zijn de kalveren allen geboren in de periode tussen25-07-2017 en 03-10-2017 en zijn derhalve allen jonger dan zes maanden.[…]
Wij, toezichthouders [naam] en [naam] , brachten betrokkene [eiser] van onze bevindingen op de hoogte en deelden hem mede dat de Minister van Economische Zaken naar aanleiding hiervan een bestuurlijke boete kan opleggen.[…]
Op dinsdag 21 november 2017, omstreeks 13.00 uur, bevonden wij, toezichthouders [naam] en [naam] , ons wederom op de onderneming veehouderij [eiser] .[…]
Wij, toezichthouders [naam] en [naam] , hebben aansluitend aan betrokkene [eiser] gevraagd of hij aan ons een logboek of een administratie kon tonen waarin de door hem toegediende diergeneesmiddelen aan zijn gehouden dieren zijn vermeld. Betrokkene [eiser] deelde ons mede dat hij dat niet had bijgehouden en dat hij ook geen diergeneesmiddelen meer op voorraad had. Vervolgens zijn wij, toezichthouders, in het bijzijn van betrokkene [eiser] naar zijn bedrijfslocatie gegaan waar het rundvee was gehuisvest[…]
. Wij, toezichthouders, zagen op dinsdag 21 november 2017, omstreeks 14,15 uur, dat er nog geen verandering had plaatsgevonden in de wijze van huisvesten van de kalveren en dat de 11 kalveren nog steeds aangebonden werden gehouden. Wij hebben aan betrokkene [eiser] medegedeeld dat hij op korte termijn geacht werd om maatregelen te treffen om de kalveren op een zodanig wijze te huisvesten die aan de wettelijke eisen voldoet.[…]
Wij, toezichthouders, hebben [eiser] medegedeeld dat wij, nu er geen verandering in de huisvestingssituatie van de 11 kalveren had plaatsgevonden, wij genoodzaakt waren om eveneens een rapport van bevindingen op te stellen, bestemd voor de NVWA. Wij hebben hem medegedeeld dat de NVWA zo mogelijkeen Bestuursrechtelijk traject zou opstarten om de huisvestingssituatie van de kalveren alsnog te doen laten herstellen. Wij, toezichthouders, zagen op de locatie waar het rundvee gehuisvest was geen voorradige diergeneesmiddelen. Voor aanvang van de controle op dinsdag 21 november 2017 had ik, toezichthouder [naam] , contact opgenomen met dierenartspraktijk [naam] , zijnde de dierenarts waarvan betrokkenen [eiser] diergeneesmiddelen betrekt voor zijn paarden en zijn schapen. Ik heb, nadat ik mij in mijn naam bekend had gemaakt en mij bekend had gemaakt als toezichthouder werkzaam bij de NVWA, verzocht aan de betreffende medewerkster om mij de facturen en de bijbehorende informatie toe te zenden aangaande de leveringen van diergeneesmiddelen aan betrokkene [eiser] , m,b.t. het jaar 2017. Nadien heb ik mijn verzoek per e-mail aan de dierenartspraktijk [naam] verzonden. Als bijlage 2 is bij dit rapport van bevindingen gevoegd een factuur van de levering van het diergeneesmiddel Depocilline.[…]
Wij zagen vermeld dat er in totaal is 500 ml Depocilline REG NL 4250 afgeleverd, zijnde voldoende voor de behandeling van minimaal 40 volwassen schapen, gedurende een volledige kuur van 3 dagen.[…]
Gelet op voornoemde vermelde gegevens m.b.t. de door betrokkene [eiser] ontvangen diergeneesmiddel, het feit dat er geen diergeneesmiddelen meer op voorraad waren op het bedrijf van betrokkene [eiser] en het feit dat betrokkene [eiser] ons, toezichthouders, geen logboek kon tonen waarin is vermeld welke dieren met diergeneesmiddelen zijn behandeld, stelden wij, toezichthouders [naam] en [naam] , dat Veehouderij [eiser] als houder van dieren, die dieren voor productie van levensmiddelen houdt, geen volledige administratie inzake iedere transactie met diergeneesmiddelen voerde.”
Beslissing
25 september 2019.