In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 10 oktober 2019 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot nihilstelling van een verhaalsbijdrage door [naam man]. Het verzoek betreft de periode van 2010 tot medio 2014 en is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het beroep van de gemeente op rechtsverwerking slaagt. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 2 januari 2019 is ingediend, gevolgd door een verweerschrift en correspondentie tussen partijen. De behandeling vond plaats op 30 augustus 2019, waarbij zowel [naam man] als de gemachtigde van de gemeente aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verhaalsbijdrage, die oorspronkelijk was vastgesteld op € 145,46 per maand, is gebaseerd op de inkomensgegevens van [naam man]. De gemeente heeft jarenlang geprobeerd om de verhaalsbijdrage te innen, ook tijdens de periode dat [naam man] op Curaçao verbleef. De rechtbank concludeert dat [naam man] geen aanvaardbare reden heeft gegeven voor het wachten met zijn verzoek tot nihilstelling tot januari 2019. Dit, in combinatie met de inspanningen van de gemeente om de verhaalsbijdrage te innen, leidt de rechtbank tot de conclusie dat het verzoek van [naam man] niet toelaatbaar is. De rechtbank wijst het verzoek af en bepaalt dat elke partij zijn eigen proceskosten draagt.