ECLI:NL:RBROT:2019:7816

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2019
Publicatiedatum
8 oktober 2019
Zaaknummer
10/224065-18 99/000352-50
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor vervoer en bezit van cocaïne na onvoldoende bewijs van wetenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 augustus 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het vervoeren en in bezit hebben van 26 zakken cocaïne, elk met een gewicht van 25 kilogram. De verdachte, die in preventieve hechtenis zat, verklaarde dat hij dacht kolen te kopen, en deze verklaring werd ondersteund door een getuige die bevestigde dat de verdachte de zakken aan hem wilde verkopen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuige zorgvuldig gewogen. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van zes jaar, maar de rechtbank kon niet met de vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van cocaïne in de zakken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte's verklaring niet geloofwaardig was, maar dat de verklaring van de getuige voldoende steun bood voor de stelling dat de verdachte niet wist dat hij cocaïne vervoerde. Gezien de omstandigheden en het gebrek aan bewijs van wetenschap, heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. Daarnaast werd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft ook beslist dat de in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte moeten worden teruggegeven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/224065-18
VI-nummer: 99/000352-50
Datum uitspraak: 6 augustus 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De IJssel,
raadsman mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 februari 2019, 8 mei 2019 en 23 juli 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.C. Visser heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar, met aftrek van voorarrest;
  • herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in de zaak met VI-nummer 99/000352-50.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zijn vordering ter terechtzitting als volgt onderbouwd.
Bij de verdachte werden na een TCI-melding in een geleende auto en bij de verdachte thuis in de schuur en in de auto van zijn vriendin, in totaal 26 witte zakken van elk 25 kilogram met het opschrift “Carbon Mineral” aangetroffen. Deze zakken bevatten grijs/zwart materiaal variërend van fijn granulaat tot samengedrukt materiaal. Na aanvullend onderzoek bleek dat het betreffende materiaal voor ca. twintig procent bestond uit cocaïne, zodat sprake is van rond 130 kg cocaïne. Zo’n grote hoeveelheid cocaïne raakt men als organisatie niet zomaar kwijt. De verdachte heeft pas na ruim twee maanden voorarrest in het politieverhoor verklaard dat hij deze zakken heeft gekocht van een Duitse man in het café [naam horecagelegenheid] . Deze verklaring is niet op alle punten logisch en mist daardoor overtuiging. De verdachte heeft geen naam of telefoonnummer van de persoon van wie hij de zakken heeft gekocht. Dat wekt verbazing, want hoe kan dan contact met die persoon worden opgenomen? Bovendien is deze verklaring niet te verifiëren. Daarnaast vervoert hij de zakken met een auto, in plaats van dat afgesproken wordt de zakken bij zijn huis af te leveren. Hij heeft ook geen zakken met geperste blokjes kolen gekocht, die gebruikt worden bij het roken van een waterpijp, maar de zakken waren gevuld met granulaat. De verklaring van de verdachte dat hij niets wist van de werkelijke inhoud van de zakken is gelet op deze elementen niet geloofwaardig en het ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.1.2.
Beoordeling
Om te komen tot een bewezenverklaring, moet de rechtbank met een voldoende mate van zekerheid kunnen vaststellen dat de verdachte wetenschap had van de cocaïne in de bij hem aangetroffen zakken met carbongranulaat. De verdachte heeft bij de politie en opnieuw ter terechtzitting verklaard dat hij daar niet van wist.
De rechtbank stelt om te beginnen vast dat de verdachte eerst op 31 januari 2019, dat wil zeggen bijna drie maanden na zijn aanhouding en op het moment dat het proces-verbaal van de politie was afgerond, een verklaring heeft afgelegd over de herkomst van de zakken carbongranulaat. Tot die tijd heeft de verdachte zich steeds op zijn zwijgrecht beroepen, zowel bij verhoren door de politie als ten overstaan van de rechtbank. Dat brengt mee dat zijn verklaring reeds om die reden met enige terughoudendheid moet worden beoordeeld.
De rechtbank heeft op meerdere onderdelen twijfels bij deze verklaring van de verdachte. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de verdachte op meerdere punten onlogisch is. Het ligt immers niet voor de hand dat de oorspronkelijke eigenaar van de cocaïne 130 kg kwijtraakt, dan wel dat van die zijde geen verdere actie wordt ondernomen om een dergelijke hoeveelheid, die een waarde van miljoenen euro’s vertegenwoordigt, terug te krijgen. Bovendien was iemand kennelijk op de hoogte van het feit dat de verdachte die cocaïne in bezit had, gelet op de TCI-melding. De verdachte heeft verder verklaard dat hij met de persoon van wie hij de zakken had gekocht had afgesproken hem op een bepaalde datum wederom te ontmoeten in het café, om de zakken aldaar in ontvangst te nemen. De verdachte had ook een auto geleend om de zakken te vervoeren naar zijn huidige woning. Vanaf daar zou hij de zakken dan weer vervoeren naar het adres waarnaar hij op het punt stond te verhuizen. Dat deel van de verklaring is bepaald niet logisch. Het had immers veel meer voor de hand gelegen dat de verdachte de zakken direct bij zijn nieuwe huisadres, of tenminste op zijn huidige woonadres zou laten bezorgen. Dat de verdachte niet beschikte over een naam, telefoonnummer of andere gegevens van de persoon van wie hij de zakken had gekocht, lijkt evenmin logisch. Naar zeggen van de verdachte had hij, zoals gezegd, op een bepaalde datum met de verkoper afgesproken in het café om de zakken geleverd te krijgen. Het ligt daarbij dan in de rede dat contactgegevens worden uitgewisseld, zodat contact kan worden opgenomen indien de afspraak niet doorgaat, of indien men elkaar misloopt. Voorts kan de verklaring van de verdachte niet worden geverifieerd. De enige getuige van het gesprek met “ [bijnaam] ” is immers getuige [naam getuige 1] geweest, maar die heeft zelf niet gehoord wat de verdachte en de man bespraken. Wat hij daarvan weet heeft de verdachte hem verteld. Tenslotte heeft de verdachte geen aannemelijke verklaring kunnen geven waarom de verkoper nu juist hem heeft benaderd voor de aankoop van de zakken, terwijl er kennelijk tientallen mensen in het café aanwezig waren en de verdachte niet in deze handel, maar in de steigerbouw werkzaam is. Tenslotte acht de rechtbank het opmerkelijk dat bij de verdachte een crypto telefoon is aangetroffen, die pleegt te worden gebruikt in het criminele circuit.
Daar staat tegenover dat de verdachte heeft verklaard dat hij dacht kolen te kopen, met de intentie om de zakken door te verkopen aan een kennis met een sisha lounge in Frankrijk, nu de aanschafprijs van de kolen aldaar hoger ligt dan in Nederland. Dat de zakken geen kolen maar granulaat bleken te bevatten, was volgens de verdachte geen probleem, nu dat tegen geringe kosten kan worden geperst tot bruikbare kooltjes. De rechtbank stelt vast dat deze onderdelen van de verklaring van de verdachte steun vinden in de verklaring van de getuige [naam getuige 2] . Hij heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij een sisha lounge heeft in [plaats] (Frankrijk) en dat de verdachte hem in oktober of november 2018 heeft opgebeld en hem toen 600 kilo carbon te koop had aangeboden. Er was onderhandeld en een prijs afgesproken, De getuige zou de carbon op enig moment bij de verdachte komen ophalen en ter plekke betalen. Deze getuige heeft tevens verklaard dat het poeder tot blokjes kan worden geperst. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de door deze getuige afgelegde verklaring.
Bovendien valt op dat de verdachte in de periode dat hij de zakken onder zich had, geen maatregelen had genomen om de zakken op enigerlei wijze beveiligd op te slaan, wat voor de hand zou hebben gelegen indien hij op de hoogte was geweest van de (zeer hoge) waarde die de inhoud daarvan vertegenwoordigde. De zakken zijn immers onder meer aangetroffen in een niet afgesloten schuur in de achtertuin van de verdachte.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet met de vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne, zodat vrijspraak dient te volgen.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.In beslag genomen voorwerpen

5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen voorwerpen verbeurd te verklaren.
5.2.
Beoordeling
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen voorwerpen.

6.Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

6.1.
Beslissing waarvan herroeping wordt gevorderd
Bij vonnis van 10 april 2014 van het Cour d’Appel de Liège in België is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 7 jaar (2555 dagen), met aftrek van voorarrest. Het laatste deel van deze gevangenisstraf is in Nederland ten uitvoer gelegd.
De verdachte is op 22 juni 2017 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de hierbij gestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De proeftijd is ingegaan op 22 juni 2017 en bedraagt 852 dagen.
6.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gevorderd.
6.3.
Beoordeling
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, kan niet worden geoordeeld dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
Daarom zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afwijzen.

7.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van geldbedragen van € 700,00, € 400,00 en € 5,00;
- gelast de teruggave aan verdachte van de crypto telefoon:
wijst af de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.M. Munnichs, voorzitter,
en mrs. R. Brand en T. van den Akker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kraaijeveld, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 augustus 2019.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 9 november 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, een hoeveelheid van
6 zakken, elk inhoudende ongeveer 25 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
en/of
hij op of omstreeks 9 november 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van
20 zakken, elk inhoudende ongeveer 25 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.